Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
[klager].
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 17 mei 2018 uitspraak gedaan in een klachtprocedure over de invordering van het rijbewijs van klager, die verdacht wordt van rijden onder invloed. Klager, een beginnend bestuurder, heeft op 1 april 2018 in Uithoorn een auto bestuurd terwijl zijn ademalcoholgehalte 575 µg/l was, wat overeenkomt met een alcoholpromillage van 1,32. De politie heeft zijn rijbewijs ingevorderd en de officier van justitie heeft besloten het rijbewijs voor zes maanden in te houden. Klager heeft op 20 april 2018 een klacht ingediend bij de rechtbank, waarin hij stelt dat hij zijn rijbewijs dringend nodig heeft voor zijn werk.
Tijdens de openbare zitting op 17 mei 2018 heeft de rechtbank de zaak behandeld. De rechtbank moet beoordelen of de invordering en inhouding van het rijbewijs rechtmatig zijn. De rechtbank overweegt dat er een wettelijk vermoeden van gevaar voor recidive bestaat, maar dat dit niet geldt als er bijzondere omstandigheden zijn die een andere beslissing rechtvaardigen. De rechtbank maakt een inschatting van de mogelijke straf die klager kan krijgen en concludeert dat, gezien de persoonlijke omstandigheden van klager, er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de straf niet langer zal zijn dan de periode dat het rijbewijs is ingehouden.
De rechtbank verklaart de klacht gegrond en gelast de teruggave van het rijbewijs aan klager. Dit betekent dat, ondanks de ernst van de verdenking, de rechtbank van oordeel is dat klager zijn rijbewijs terug moet krijgen, omdat de verwachte straf niet langer zal zijn dan de tijd dat het rijbewijs al is ingehouden. Klager kan tegen deze beslissing in beroep gaan bij de Hoge Raad binnen veertien dagen na betekening van de beschikking.