ECLI:NL:RBAMS:2018:5288

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 mei 2018
Publicatiedatum
24 juli 2018
Zaaknummer
96/069785-18
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op klacht tot inhouden van rijbewijs van een beginnend bestuurder die verdacht wordt van rijden onder invloed

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 17 mei 2018 uitspraak gedaan in een klachtprocedure over de invordering van het rijbewijs van klager, die verdacht wordt van rijden onder invloed. Klager, een beginnend bestuurder, heeft op 1 april 2018 in Uithoorn een auto bestuurd terwijl zijn ademalcoholgehalte 575 µg/l was, wat overeenkomt met een alcoholpromillage van 1,32. De politie heeft zijn rijbewijs ingevorderd en de officier van justitie heeft besloten het rijbewijs voor zes maanden in te houden. Klager heeft op 20 april 2018 een klacht ingediend bij de rechtbank, waarin hij stelt dat hij zijn rijbewijs dringend nodig heeft voor zijn werk.

Tijdens de openbare zitting op 17 mei 2018 heeft de rechtbank de zaak behandeld. De rechtbank moet beoordelen of de invordering en inhouding van het rijbewijs rechtmatig zijn. De rechtbank overweegt dat er een wettelijk vermoeden van gevaar voor recidive bestaat, maar dat dit niet geldt als er bijzondere omstandigheden zijn die een andere beslissing rechtvaardigen. De rechtbank maakt een inschatting van de mogelijke straf die klager kan krijgen en concludeert dat, gezien de persoonlijke omstandigheden van klager, er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de straf niet langer zal zijn dan de periode dat het rijbewijs is ingehouden.

De rechtbank verklaart de klacht gegrond en gelast de teruggave van het rijbewijs aan klager. Dit betekent dat, ondanks de ernst van de verdenking, de rechtbank van oordeel is dat klager zijn rijbewijs terug moet krijgen, omdat de verwachte straf niet langer zal zijn dan de tijd dat het rijbewijs al is ingehouden. Klager kan tegen deze beslissing in beroep gaan bij de Hoge Raad binnen veertien dagen na betekening van de beschikking.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 96/069785-18
RK: 18/2570
Beslissing op de klacht over het inhouden van het rijbewijs van:
[klager] ,
geboren op [geboortedag] 1984 te [geboorteplaats] ,
[adres] .
De rechtbank heeft het hierna over “klager” en daarmee bedoelt zij
[klager].

1.Inleiding

Klager wordt verdacht van (als zogenoemd beginnend bestuurder) rijden onder invloed. Hij heeft volgens de politie op 1 april 2018 (om 01.08 uur) in Uithoorn (Koningin Maximalaan) autogereden terwijl hij had gedronken. In het proces-verbaal (verslag van de politie) staat dat iemand heeft gezien dat klager ter hoogte van de rotonde bij de kruising met de Faunalaan in plaats van de bocht voor de rotonde te nemen, rechtdoor is gereden en vervolgens frontaal een lantaarnpaal heeft geraakt. In het proces-verbaal staat verder dat klager heeft moeten blazen en dat de uitslag van de blaastest 575 µg/l [1] was. De rechtbank merkt op dat dit overeenkomt met een alcoholpromillage van 1,32 promille. Klager is een zogenoemd beginnend bestuurder (hij heeft zijn rijbewijs op 21 augustus 2013 gekregen). De maximaal toegestane hoeveelheid alcohol is 88 µg/l oftewel een promillage van 0,2. In het algemeen geldt dat bij volwassenen het drinken binnen een uur van 1 tot 3 alcoholische consumpties (bier, wijn, aperitief, of sterke drank) uit een standaardglas 0,5 ‰ oplevert. Klager heeft tegen de politie verklaard dat hij de controle over zijn auto is verloren tijdens het maken van een bocht vermoedelijk omdat er olie op de weg lag.
De politie heeft naar aanleiding hiervan op 1 april 2018 het rijbewijs van klager ingevorderd en naar de officier van justitie gestuurd.
De officier van justitie heeft binnen 10 dagen na de dag van de invordering, op 11 april 2018, beslist het rijbewijs zes maanden in te houden en dat klager zijn rijbewijs op 28 september 2018 kan terugkrijgen.
Klager heeft zijn schriftelijke klacht op 20 april 2018 bij de griffie van deze rechtbank ingediend.
De rechtbank heeft op 17 mei 2018 klager en de officier van justitie tijdens een openbare raadkamerzitting gehoord.
De strafzaak tegen klager wordt op 27 juni 2018 op een zogenoemde OM-zitting behandeld.
De rechtbank beoordeelt in deze procedure of klager zijn rijbewijs in afwachting van die zitting (voorlopig) terug mag. De rechtbank moet beoordelen of de invordering en de inhouding rechtmatig zijn. De rechtbank kijkt of sprake is van gevaar voor herhalingen zij maakt een inschatting voor welke periode klager, mocht hij worden veroordeeld of mocht een strafbeschikking aan hem worden uitgevaardigd, een ontzegging van de rijbevoegd zal worden opgelegd. Als er ernstig rekening mee gehouden moet worden dat geen onvoorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen zal worden opgelegd, dan wel geen onvoorwaardelijke ontzegging van langere duur dan de tijd gedurende die het rijbewijs is ingehouden geweest, moet het rijbewijs worden teruggegeven.
Het gaat het niet om de vraag of klager inderdaad schuldig is aan het rijden onder invloed en zo ja welke straf hij zou moeten krijgen, dat komt op 27 juni 2018 aan de orde.

2.De klacht

De klacht houdt in dat de officier van justitie het rijbewijs van klager niet aan hem wil teruggeven.
Klager stelt in zijn klaagschrift zijn rijbewijs dringend nodig te hebben voor zijn werk.

3.Het standpunt van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie heeft in raadkamer gezegd dat wat haar betreft klager zijn rijbewijs nog niet zou moeten terugkrijgen. Hij heeft dat als volgt toegelicht. Klager heeft onder invloed van drank autogereden. Het inhouden van het rijbewijs is nodig in verband met de verkeersveiligheid. Het belang van klager weer te mogen autorijden weegt minder zwaar dan dit algemene belang. Het Openbaar Ministerie legt bij een adem/alcoholgehalte tussen 575 - 650 μg/l door middel van een strafbeschikking een ontzegging van de rijbevoegdheid van zes maanden (en een geldboete van 750 euro) als sprake is van het veroorzaken van schade) op.

4.Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank verklaart de klacht gegrond. Zij is van oordeel dat de officier van justitie het rijbewijs moet teruggeven en zal uitleggen waarom.
Klager, die zoals gezegd een beginnend bestuurder is, wordt ervan verdacht dat hij heeft autogereden met drank op terwijl het alcoholgehalte van zijn adem hoger was dan 575 µg/l was. In de wet [2] staat dat in dat geval de politie het rijbewijs moet invorderen en dat de officier van justitie het rijbewijs onder zich mag houden. De Hoge Raad [3] heeft hierover gezegd dat in zo’n geval sprake is van een wettelijk vermoeden van gevaar voor recidive (herhaling) en dat de officier van justitie daarom bevoegd is het rijbewijs onder zich te houden. Dit geldt volgens de Hoge Raad niet als sprake is van bijzondere omstandigheden waardoor toch niet gezegd kan worden dat ernstig rekening moet worden gehouden met de mogelijkheid van herhaling. Het geldt evenmin als er dringende redenen zijn om van het inhouden van het rijbewijs af te zien. Ook in dat geval moet de officier van justitie het rijbewijs teruggeven.
De rechtbank maakt ook een inschatting van welke straf klager zal worden opgelegd als hij wordt veroordeeld. Als er ernstig rekening mee gehouden moet worden dat klager in de strafzaak een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid krijgt opgelegd maar die ontzegging niet langer duurt dan de tijd die klager zijn rijbewijs nu is kwijt geweest, zal de rechtbank de officier van justitie opdragen het rijbewijs terug te geven. De rechtbank kijkt hierbij naar de Richtlijn voor strafvordering rijden onder invloed van alcohol en/of drugs en rijden tijdens een rijverbod van het Openbaar Ministerie [4] en de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) [5] . Oriëntatiepunten geven de straf weer die rechters in de regel voor een bepaald strafbaar opleggen.
Zowel in de richtlijn van het Openbaar Ministerie als in de LOVS-oriëntatiepunten staat dat bij een ademalcoholgehalte tussen 571 – 650 µg/l, geldt dat normaal gesproken naast een geldboete een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor een periode van zes maanden wordt opgelegd.
De rechtbank acht de inhouding van het rijbewijs op grond van artikel 164 lid 4 WVW 1994 rechtmatig, omdat het vermoeden bestaat dat het alcoholgehalte van de adem van klager hoger was dan 350 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht en niet is gebleken dat de officier van justitie niet in redelijkheid van deze bevoegdheid gebruik heeft gemaakt.
De rechtbank is van oordeel dat ondanks de ernst van het feit waarvan klager wordt verdacht en de richtlijn van het Openbaar Ministerie en de oriëntatiepunten van het LOVS, er – gelet op de persoonlijke omstandigheden van klager zoals in zijn klaagschrift beschreven en in raadkamer naar voren gebracht – ernstig rekening worden moet gehouden met de mogelijkheid dat aan klager een onvoorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen zal worden opgelegd, korter dan de tijd die het rijbewijs ingevorderd en ingehouden zal zijn geweest.
Het beklag dient dan ook gegrond te worden verklaard.
Dit laat onverlet de mogelijkheid voor het Openbaar Ministerie of de strafrechter om later alsnog een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid op te leggen die de duur van inhouding overtreft.

6.De beslissing

De rechtbank verklaart het beklag gegrond en gelast de teruggave van het rijbewijs aan klager.
Deze beslissing is gegeven door
mr. P.B. Martens, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. M. Cordia, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 17 mei 2018.
Klager kan tegen deze beslissing in beroep (cassatie) bij de Hoge Raad.
Het beroep kan worden ingesteld bij de griffie van deze rechtbank.
Het beroep moet binnen veertien dagen na betekening van deze beschikking worden ingesteld.

Voetnoten

1.Dit is de meeteenheid waarin de uitgeademde hoeveelheid alcohol wordt uitgedrukt: µg/l staat voor microgram alcohol per uitgeademde liter lucht.
2.Artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994 luidt:
3.Hoge Raad 11 maart 2014, ECLI:NL:HR:2014:538 – NJ 2014/375 m.nt. B.F. Keulen
4.Stcrt. 2018, 13543
5.Zie: https://www.rechtspraak.nl/Voor-advocaten-en-juristen/Reglementen-procedures-en-formulieren/Strafrecht/Paginas/Orientatiepunten-voor-straftoemeting.aspx