Op 7 mei 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de terbeschikkingstelling van een tbs'er, die oorspronkelijk ter beschikking was gesteld na een veroordeling voor diefstal met geweld in 1996. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de terbeschikkingstelling met een jaar afgewezen en de terbeschikkingstelling beëindigd. De rechtbank baseerde haar beslissing op de bevindingen van deskundigen en de huidige situatie van de tbs'er, die onder behandeling was bij GGz Centraal. De tbs'er had een geschiedenis van schizofrenie en middelenmisbruik, maar vertoonde tekenen van stabiliteit en medicatietrouw. De rechtbank oordeelde dat het recidiverisico tot een aanvaardbaar niveau was teruggebracht en dat de tbs'er in staat was om onder begeleiding van de reguliere geestelijke gezondheidszorg verder te gaan. De rechtbank benadrukte dat de beëindiging van de terbeschikkingstelling niet in strijd was met de wet, omdat er een naadloze overgang naar een rechterlijke machtiging zou plaatsvinden. De beslissing werd genomen in aanwezigheid van de tbs'er, zijn raadsman en de officier van justitie, en werd openbaar uitgesproken.