ECLI:NL:RBAMS:2016:422

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
26 januari 2016
Publicatiedatum
2 februari 2016
Zaaknummer
13.067087.02
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot verlenging van terbeschikkingstelling na voorwaardelijke beëindiging van dwangverpleging

In deze zaak heeft de rechtbank Amsterdam op 26 januari 2016 uitspraak gedaan over de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de terbeschikkingstelling van de terbeschikkinggestelde, die sinds 8 juni 2015 voorwaardelijk was beëindigd. De rechtbank overweegt dat de terbeschikkinggestelde, die inmiddels zelfstandig woont en werk heeft gevonden, zich goed heeft kunnen handhaven in de maatschappij. Gedurende de periode van voorwaardelijke beëindiging heeft hij zich betrouwbaar en transparant opgesteld en is er geen sprake geweest van incidenten. De rechtbank concludeert dat er geen aanleiding is om te veronderstellen dat de terbeschikkinggestelde zonder begeleiding zal terugvallen in ongewenst gedrag. De rechtbank wijst de vordering tot verlenging af, omdat de veiligheid van anderen niet langer eist dat de termijn van de terbeschikkingstelling wordt verlengd. De rechtbank verwijst naar de rapportages van deskundigen die een gunstig beeld schetsen van de terbeschikkinggestelde en stelt vast dat niet voldaan is aan de wettelijke vereisten voor verlenging van de maatregel. De beslissing is genomen in het licht van de recente wetswijzigingen die beogen een abrupte terugkeer in de maatschappij te voorkomen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Parketnummer: 13.067087.02 en 23.002431.02
BESCHIKKING
op de op 30 oktober 2015 ter griffie van deze rechtbank ingekomen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam d.d. 30 oktober 2015 in de zaak tegen:

[terbeschikkinggestelde] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1984,
wonende op het adres [adres] , [te plaats]
thans begeleid door de reclassering Nederland, ressort Den Haag.
die bij arrest van het gerechtshof te Amsterdam d.d. 17 december 2002 ter beschikking gesteld werd, teneinde van overheidswege te worden verpleegd, welke terbeschikkingstelling laatstelijk bij beschikking van deze rechtbank d.d. 22 mei 2015 voor de tijd van een jaar werd verlengd en waarbij met ingang van 8 juni 2015 de verpleging van overheidswege onder voorwaarden werd beëindigd.
De inhoud van de vordering
De vordering van de officier van justitie strekt tot het verlengen van de termijn van genoemde terbeschikkingstelling met voorwaarden met één jaar.
De procesgang
De rechtbank heeft de behandeling van de vordering op 3 december 2015 aangehouden en het onderzoek geschorst in verband met verhindering van één van de deskundigen.
De rechtbank heeft kennis genomen van de stukken in de zaak met bovenvermeld parketnummer, waaronder:
  • het op 9 oktober 2015 op grond van artikel 509o, derde lid van het Wetboek van Strafvordering uitgebrachte advies van de Reclassering Nederland ressort Den Haag, strekkende tot verlenging van deze terbeschikkingstelling met voorwaarden met één jaar;
  • het aanvullende advies van de reclassering van 23 december 2015;
  • het op 12 oktober 2015 op grond van artikel 509o, vierde lid van het Wetboek van Strafvordering opgemaakte rapport van de psycholoog J.M. Oudejans en het op 28 oktober 2015 op grond van artikel 509o, vierde lid van het Wetboek van Strafvordering opgemaakte rapport van de psychiater H.A. Gerritsen. Het rapport van de psycholoog strekt tot opheffing van de maatregel en het rapport van de psychiater strekt tot verlenging van deze terbeschikkingstelling met voorwaarden voor de duur van één jaar;
  • het op 2 oktober 2015 op grond van artikel 509o, derde lid van het Wetboek van Strafvordering opgemaakte rapport van de psychiater B.A. Blansjaar. Het rapport acht begeleiding en toezicht door de reclassering in het kader van de maatregel van terbeschikkingstelling niet langer noodzakelijk om recidive te voorkomen.
De rechtbank heeft op 12 januari 2016 de officier van justitie mr. E.B. Smit, de terbeschikkinggestelde en diens raadsman mr. J.J. Lieftink, advocaat te Almere, alsmede de deskundigen B.A. Blansjaar en J.M. Oudejans, alsmede F.J. Zwanenburg van de Reclassering Nederland, in openbare raadkamer gehoord. Hiervan is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.
De beoordeling

1. Het standpunt van de reclassering

Aan genoemd advies van 9 oktober 2015 en het aanvullende advies van 23 december 2015 van de reclassering wordt het volgende ontleend, zakelijk weergegeven:
Vanuit de kliniek en de beschikbare rapportages had de reclassering in het begin onvoldoende zicht of betrokkene voldoende bagage zou hebben vergaard om zich te handhaven in de maatschappij en om grensoverschrijdend gedrag te voorkomen, nu hij geen gelegenheid heeft gehad dit aan te tonen tijdens een uitstroomtraject en verlof.
De constructieve opstelling/houding van betrokkene gaven een positieve verwachting met betrekking tot het te volgen uitstroomtraject. Alle voorstellen tot overleg met derden onderschreef betrokkene. Hij omschreef zelf hulpvragen en werkte actief mee aan een delictpreventieplan. De reclassering heeft open met betrokkene kunnen spreken over zijn relaties. Er zijn geen signalen van grensoverschrijdend gedrag op het gebied van seksualiteit en relaties. De aanvankelijk geschetste mogelijkheden om woonruimte, werk, overige dagbesteding, inkomen en financieel beheer op een gewenste wijze te organiseren, zijn gerealiseerd, zoals eveneens de geschetste mogelijkheden om begeleiding, toezicht en behandeling verantwoord en regelmatig in te vullen.
Alle korte termijndoelen zijn gehaald en betrokkene stelt zich coöperatief op naar alle partners in het traject.
Betrokkene is vanaf half november verhuisd naar een portiekwoning in [plaats] en werkt een dagdeel per week bij een drukkerij in [plaats] . In de periode dat hij bij zijn moeder en stiefvader verbleef heeft hij zich altijd aan de afspraken gehouden en is er nooit een situatie ontstaan waarbij betrokkene aangesproken moest worden op zijn gedrag.
De gesprekken bij De Waag verlopen volgens de behandelaar goed en in een open sfeer. Er zijn geen signalen van oplopende spanning die betrokkene niet kan hanteren.
Het contact tussen de reclassering en betrokkene is onveranderd goed. Hij houdt zich stipt aan de afspraken. Hij voegt zich goed in nieuwe situaties. Na doorvragen over persoonlijke thema’s is er geen weerstand of irritaties die een gesprek in de weg staan. Er kunnen eerder dan verwacht nieuwe doelen worden gesteld en ook de frequentie van de contacten met de reclassering kan worden bijgesteld.
De reclassering adviseert om de maatregel voor de duur van een jaar te verlengen, omdat de begeleiding en behandeling om de positieve factoren te verstevigen nog maar enkele maanden is ingevuld.
De reclasseringswerker heeft dit advies ter zitting bevestigd en heeft – kort gezegd - verklaard dat het bijzonder goed gaat met betrokkene. Het advies om de begeleiding af te bouwen in frequentie en intentie is ingegeven door de algemene lijn om de maatregel af te bouwen en te bekijken hoe hij hulp vraagt in die gevallen waarin betrokkene niet weet wat hij moet doen. Met betrekking tot zijn gedrag is geen extra begeleiding nodig, aldus de reclasserings-medewerker.

2. De standpunten van de psychiaters en de psycholoog

Uit het psychiatrische onderzoek, verricht door de psychiater B.A. Blansjaar voornoemd van 2 oktober 2015, komt het volgende naar voren:
Diagnose:
Gezien de verbetering van zijn functioneren gedurende de laatste jaren van zijn terbeschikkingstelling, vooral na de voorwaardelijke beëindiging van zijn dwangverpleging, lijkt sprake te zijn van een verlate rijping en gedeeltelijke remissie van kenmerken van een cluster B narcistische persoonlijkheidsstoornis.
Risicoanalyse:
Dynamische klinische en situatieve indicatoren geven een gunstig beeld. Bij klinische beoordeling kan de kans op (seksueel) gewelddadig gedrag van betrokkene worden ingeschat als klein, ook zonder maatregel. Bij psychiatrisch onderzoek worden geen aanwijzingen gevonden voor psychopathologie in engere zin, noch voor seksuele stoornissen of voor misbruik of afhankelijkheid van middelen.
De reclassering kan betrokkene begeleiden bij verdere resocialisatie op maatschappelijk gebied, met name bij werk en huisvesting. Begeleiding en toezicht door de reclassering in het kader van de maatregel terbeschikkingstelling lijkt echter niet langer noodzakelijk om recidive te voorkomen.
De deskundige Blansjaar heeft ter zitting in aanvulling op zijn rapport opgemerkt dat begeleiding niet nodig is om gewelds- of seksuele delicten te voorkomen, nu de kans daarop ook zonder begeleiding klein is. Gelet op de geringe kans op herhaling acht hij begeleiding van de reclassering in een verplicht kader niet meer noodzakelijk en is een verlenging van de maatregel niet nodig.
Uit het psychiatrische onderzoek, verricht door de psychiater H.A. Gerritsen voornoemd van 28 oktober 2015, komt het volgende naar voren:
Diagnose
Betrokkene is lijdende aan een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens in de zin van een antisociale persoonlijkheidsstoornis met vooral narcistische maar ook borderline trekken en een ziekelijke stoornis van zijn geest vermogens in de zin van verslavingsproblematiek (misbruik van cannabis in remissie).
Risicotaxatie
Indien de maatregel TBS met voorwaarden nu zou worden opgeheven is de kans op een nieuw geweldsdelict op de korte termijn laag tot matig ingeschat en op de (middel)lange termijn als matig. De psychiater vindt het lastiger om de kans op een nieuw zedendelict in te schatten. Wel kan gesteld worden dat betrokkene in al die jaren niet seksueel grensoverschrijdend is geweest en dat – voor zover bekend – ook nu niet is in de thuissituatie.
Advies
De psychiater adviseert om de maatregel met een jaar te verlengen. Er kan dan volgend jaar worden beoordeeld of het (re)socialisatietraject van betrokkene goed loopt
Uit het psychologische onderzoek, verricht door de psycholoog J.M. Oudejans voornoemd van 12 oktober 2015, komt het volgende naar voren:
Diagnose
Het beeld dat psychiater Van Panhuis in zijn rapport van 3 januari 2015 beschrijft, dat er sprake is van doorrijping en een veel minder geprononceerd naar voren komen en herkenbaar zijn van de pathologie, in het bijzonder de antisociale aspecten ervan, heeft zich de afgelopen 9-10 maanden bestendigd en verder ontwikkeld.
De actuele beoordeling van de persoonlijkheid wijst uit dat de kritische grens van een (antisociale) persoonlijkheidsstoornis niet wordt gehaald en dat betrokkene niet voldoet aan de criteria van psychopathie volgens het concept van Hare. Op basis van de gesprekken en de testresultaten zijn er geen aanwijzingen voor een (pathologisch) verhoogde agressieve prikkelbaarheid of agressieve impulsiviteit. Tevens zijn er geen aanwijzingen voor (pathologische) gebrekkige gewetensfuncties. De intellectuele en morele superioriteit die betrokkene zeker in de eerste fase uitstraalt en uitdraagt, alsmede de narcistische dynamiek blijken vooral contextueel bepaald.
Op basis van de resultaten van het huidige onderzoek kan geconcludeerd worden dat betrokkene niet lijdt aan een psychische stoornis, in welke vorm dan ook. Meer in het bijzonder zijn er geen aanwijzingen voor pathologie op het vlak van de persoonlijkheid, noch voor seksuele pathologie en voldoet betrokkene niet aan de criteria van psychopathie.
Deze conclusie impliceert dat betrokkene sinds de indexdelicten en de start van de terbeschikkingstelling een zeer substantiële ontwikkeling heeft doorgemaakt, op basis van de emotionele uitrijping, de structurerende effecten van een langdurig verblijf in een klinische setting en de effecten van therapieën die hij heeft gevolgd c.q. gesprekken die hij heeft gevoerd.
Recidiverisico
Met de afwezigheid van een psychische stoornis in de vorm van een persoonlijkheidsstoornis of een seksuele stoornis is gegeven dat er geen gronden zijn voor de conclusie dat er sprake is van een pathologische delictgevaarlijkheid. De afwezigheid van een psychische stoornis betekent tevens dat een beoordeling van het recidiverisico aan de hand van de resultaten van gestructureerde risicotaxatie-instrumenten in feite irrelevant wordt, omdat deze beoordeling in dat geval wordt gereduceerd tot het scoren van een aantal algemene, actuariële, niet geïndividualiseerde risicofactoren, op grond waarvan geen betekenisvolle uitspraken gedaan kunnen worden over de individuele pathologische delictgevaarlijkheid van betrokkene. Daarnaast is het de vraag wat betrokkene ertoe zou kunnen bewegen opnieuw dit soort delicten te plegen, gelet op het schaamtevolle karakter van het indexdelict en het feit dat betrokkene een zeer lange TBS- behandeling achter de rug heeft.
Er kan geconcludeerd worden dat het recidive-risico (voor zover daarover bij afwezigheid van een aantoonbare psychische stoornis vanuit gedragskundig oogpunt geldige uitspraken kunnen worden gedaan) klein tot zeer klein is.
Advies
Gelet op de conclusie dat betrokkene niet lijdt aan een psychische stoornis en dat het recidiverisico klein tot zeer klein is, is er geen indicatie voor verdere begeleiding en behandeling en is er geen sprake van risico’s die gemanaged moeten worden.
De psycholoog adviseert de terbeschikkingstelling onvoorwaardelijk te beëindigen.

3. Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat zij zich kan verenigen met het rapport van de reclassering. Gelet op de huidige jurisprudentie dient de aan de terbeschikkingstelling verbonden dwangverpleging eerst een jaar voorwaardelijk beëindigd te zijn alvorens deze geheel beëindigd kan worden. Om deze twee redenen dient de terbeschikkingstelling met voorwaarden met een jaar te worden verlengd.

4. Het standpunt van de terbeschikkinggestelde en zijn raadsman

De terbeschikkinggestelde verzoekt de rechtbank kort gezegd de vordering tot verlenging af te wijzen. De maatregel maakt een vast dienstverband bij zijn huidige werkgever onmogelijk en tevens staat de maatregel aan een eventueel vertrek naar het buitenland in de weg.
De raadsman heeft afwijzing van de vordering bepleit en daartoe het volgende aangevoerd.
Blijkens de bevindingen van de psycholoog Oudejans is er thans bij de terbeschikkinggestelde geen sprake van een persoonlijkheidsstoornis en is er aldus geen gevaar voor de veiligheid van anderen, dan wel voor de algemene veiligheid van personen of goederen, zodat niet is voldaan aan de in artikel 38d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht (Sr) genoemde vereisten voor verlenging van de maatregel. Deze zienswijze wordt in voldoende mate ondersteund door de eerdere rapportage van Panhuis en ook Blansjaar spreekt van een narcistische persoonlijkheidsstoornis in remissie.
Artikel 509t, tweede lid, Sv bepaalt dat beëindiging van de terbeschikkingstelling niet eerder kan plaatsvinden dan nadat de verpleging van overheidswege gedurende minimaal een jaar voorwaardelijk is beëindigd. De terbeschikkingstelling van betrokkene is op 8 juni 2015 voorwaardelijk beëindigd, zodat niet is voldaan aan het vereiste van artikel 509t, tweede lid, Sv.
Indien er niet wordt voldaan aan de verlengingsgrond van artikel 38d, tweede lid, Sr, kan een verlenging van de maatregel strijd opleveren met het bepaalde in artikel 5 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) en artikel 2, eerste lid, Vierde Protocol bij het EVRM. De raadsman heeft ter ondersteuning van dat standpunt in zijn pleitnota jurisprudentie aangehaald.
Het recht van vrijheid kan worden ingeperkt mits die beperkingen niet alleen bij wet zijn voorzien maar ook in een democratische samenleving noodzakelijk zijn in het belang van de nationale veiligheid of van de openbare veiligheid, voor de handhaving van de openbare orde voor de voorkoming van strafbare feiten, voor de bescherming van de gezondheid van anderen of de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen of gerechtvaardigd worden door het algemeen belang in een democratische samenleving.
Daaraan is zonder psychische stoornis of het ontbreken van gevaar voor de veiligheid van anderen of zonder dat de algemene veiligheid voor personen of goederen in het geding zijn, niet voldaan aldus de raadsman.

5. Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank acht zich voldoende voorgelicht door de rapportages, het advies en het verhandelde in raadkamer en overweegt als volgt.
De termijn van een terbeschikkingstelling kan op grond van artikel 38d, tweede lid, Sr slechts worden verlengd indien de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen die verlenging eist. Daarnaast is vereist dat ten tijde van de verlenging nog steeds sprake is van een gebrekkige ontwikkeling en/of ziekelijke stoornis van de geestvermogens van de terbeschikkinggestelde.
Gelet op de rapportages van psychiaters Gerritsen en Blansjaar en psycholoog Oudejans en de toelichting in raadkamer, is de rechtbank van oordeel dat voldoende aannemelijk is geworden dat het risico dat de terbeschikkinggestelde na het beëindigen van de maatregel een (zeden)delict zal begaan thans zodanig laag is, dat niet langer geoordeeld kan worden dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen verdere verlenging eist.
De rechtbank overweegt hierbij dat psychiater Gerritsen zich feitelijk heeft onthouden van een oordeel omtrent het recidivegevaar op een zedendelict, maar wel stelt in zijn rapport dat betrokkene in al die jaren niet seksueel grensoverschrijdend is geweest.
Voorts is de rechtbank op grond van genoemde rapportages en toelichtingen van oordeel dat evenmin aannemelijk is geworden dat bij de terbeschikkinggestelde (nog) sprake is van een voor verlenging van de maatregel relevante (narcistische) persoonlijkheidsstoornis. De deskundige Blansjaar spreekt nog wel van een in remissie zijnde persoonlijkheidsstoornis, maar heeft voorts geen aanwijzingen gevonden voor psychopathologie in engere zin, noch voor seksuele stoornissen of voor misbruik of afhankelijkheid van middelen.
De deskundige Gerritsen is zoals hierboven weergegeven van oordeel dat de terbeschikkinggestelde lijdt aan een persoonlijkheidsstoornis en een ziekelijke stoornis van de geestvermogens. Zijn risico taxatie kan echter niet de conclusie dragen dat verlenging van de maatregel noodzakelijk is. De rechtbank acht aannemelijk dat het grensoverschrijdende gedrag in de klinieken grotendeels contextueel is bepaald, nu betrokkene na zijn vertrek uit de kliniek dit soort gedrag niet meer heeft laten zien.
Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat niet wordt voldaan aan het in artikel 38d Sr genoemde vereiste voor verlenging van de maatregel. De vordering zou om die reden moeten worden afgewezen.
Artikel 509t, tweede lid Sv, laatste volzin, bepaalt echter, sinds de wijziging van dit artikel met ingang van 1 juli 2013, dat - voordat de terbeschikkingstelling kan worden beëindigd - de verpleging van overheidswege gedurende minimaal één jaar voorwaardelijk dient te zijn beëindigd.
Bij beslissing van 22 mei 2015 is de dwangverpleging van de terbeschikkinggestelde met ingang van 8 juni 2015 voorwaardelijk beëindigd, zodat nog niet is voldaan aan hetgeen is bepaald in artikel 509t, tweede lid, Sv. Daarvan is pas sprake op 8 juni 2016.
Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat de aanleiding tot wijziging van artikel 509t, tweede lid Sv, laatste volzin, samenhangt met de wens van de wetgever om - in geval van een beëindiging van de tbs met dwangverpleging contrair aan de adviezen van de deskundigen - een abrupte terugkeer van de terbeschikkinggestelde in de maatschappij zonder enige vorm van begeleiding te voorkomen, aangezien daarmee het recidiverisico wordt vergroot. Door een voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging vindt de terugkeer geleidelijker en met meer waarborgen omkleed plaats. [1]
De rechtbank overweegt dat de voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging zeven maanden heeft geduurd en dat de terbeschikkinggestelde inmiddels zelfstandig woont en werk heeft gevonden, waar hij na beëindiging van de maatregel kan blijven werken. De terbeschikkinggestelde heeft laten zien dat hij zich – boven verwachting – goed staande kan houden in de maatschappij. De terbeschikkinggestelde is in de periode dat hij onder toezicht stond van de reclassering volledig betrouwbaar en transparant gebleken. Er is niet gebleken van incidenten en heeft hij zich steeds gehouden aan alle gestelde voorwaarden en meegewerkt aan het toezicht door de reclassering. Er is gelet op de rapportages en het verhandelde in raadkamer geen enkele aanleiding om te oordelen dat hij zonder begeleiding zal terugvallen.
Naar het oordeel van de rechtbank is daarmee voldaan aan de ratio van artikel 509t, tweede lid, Sv. Door afwijzing van de vordering tot verlenging is van een abrupte terugkeer in de maatschappij derhalve geen sprake.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen niet langer eist dat de termijn van de terbeschikkingstelling wordt verlengd.
Artikel 509t, tweede lid, tweede volzin, Sv staat in deze zaak niet aan afwijzing van de verlengingsvordering in de weg.
De vordering van de officier van justitie zal daarom worden afgewezen.
Beslissing
De rechtbank:
WIJST AF de vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling van [terbeschikkinggestelde] .
Deze beschikking is gegeven in openbare raadkamer van deze rechtbank door
mr. M.R. Jöbsis , voorzitter,
mrs. F. Salomon en A.B.M. Wijnveldt, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.B. Boukema, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 26 januari 2016.

Voetnoten

1.Kamerstuk 32337 nr.7, Nota van wijziging, 2 februari 2011