ECLI:NL:RBAMS:2018:4165

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
14 juni 2018
Publicatiedatum
13 juni 2018
Zaaknummer
13/751284-18
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering van een persoon aan Italië op basis van een Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot detentieomstandigheden

Op 14 juni 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon aan Italië op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie en betreft een vrijheidsstraf van zeventien jaren, zes maanden en zes dagen, opgelegd voor witwassen van opbrengsten van misdrijven. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de vordering behandeld op een openbare zitting op 31 mei 2018, waarbij de opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn raadsman en een tolk.

De raadsman heeft aangevoerd dat er nieuwe informatie is over de detentieomstandigheden in Italië, die mogelijk onmenselijk zouden zijn. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de nieuwe gegevens van de organisatie Antigone niet nopen tot heroverweging van haar eerdere uitspraak van 26 oktober 2017, waarin werd vastgesteld dat er geen reëel gevaar bestond voor onmenselijke behandeling in Italiaanse gevangenissen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering.

De rechtbank heeft uiteindelijk besloten de overlevering van de opgeëiste persoon aan Italië toe te staan, zodat hij zijn straf kan ondergaan in de uitvaardigende lidstaat. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, en tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751284-18
RK nummer: 18/2179
Datum uitspraak: 14 juni 2018
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 30 maart 2018 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 21 maart 2018 door het Arrondissementsparket van Imperia – Bureau Tenuitvoerlegging Strafvonnissen (Italië) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] (Italië) op [geboortedag] 1976,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
[detentie adres] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 31 mei 2018. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. K. van der Schaft.
De opgeëiste persoon heeft zich doen bijstaan door zijn raadsman, mr. C.J.J. Visser, advocaat te Amsterdam en door een tolk in de Italiaanse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Italiaanse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een:
  • bevel tot tenuitvoerlegging voor gevangenneming nr. 421/2016 SIEP van 20 januari 2017 uitgevaardigd door het arrondissementsparket van Imperia en
  • vonnis van de Rechtbank van Enna van 6 juni 2016, uitvoerbaar verklaard op 22 juli 2016.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van zeventien jaren, zes maanden en zes dagen en een geldboete van € 7.753,00. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij voornoemd bevel. Met dit bevel heeft de bevoegde Italiaanse autoriteit verschillende vrijheidsstraffen, waaronder de bij het vonnis van 6 juni 2016 opgelegde vrijheidsstraf van vier jaren en een geldboete van € 1.000,00, samengevoegd tot een totaalstraf van de genoemde duur.
Dit vonnis betreft het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.

4.Strafbaarheid

Feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft het feit aangeduid als een feit waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Zij heeft het feit gekwalificeerd als lijstfeit, vermeld onder nummer 9 op bijlage 1 bij OLW, te weten:
witwassen van opbrengsten van misdrijven.
Onder (e) is het feit aldus beschreven dat de opgeëiste persoon “om er profijt van te trekken” “met behendigheid” zich meester heeft gemaakt van de portefeuille van een ander, welke zich in een jasje bevond dat aan een boom hing. Verder heeft de opgeëiste persoon “op illegale wijze gebruik gemaakt” van een bankpasje in de die portefeuille, door daarmee aankopen te doen en geld op te nemen. Naar het oordeel van de rechtbank kan dit alles bezwaarlijk worden gezien als witwassen van opbrengsten van misdrijven.
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft het feit niet in redelijkheid aangeduid als een feit waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval alleen worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a, 2e OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
Het feit levert naar Nederlands recht op:
diefstal.

5.Detentieomstandigheden in Italië

Standpunt van de raadsman
De raadsman van de opgeëiste persoon heeft aangevoerd, zakelijk weergegeven, dat er met betrekking tot de detentieomstandigheden in Italië nieuwe informatie is ten opzichte van de situatie ten tijde van de garantie van het Italiaanse Ministerie van Justitie van 9 oktober 2017.
Er zijn nieuwe niet-vertaalde rapporten van de Italiaanse organisatie
Associazione Antigone(hierna: Antigone) over de gevangenissen van Palermo en Termini Imerese te Sicilië, waarheen de opgeëiste persoon mogelijk wordt overgeleverd. Uit de rapporten blijkt dat de opgeëiste persoon mogelijk een onmenselijke behandeling in de penitentiaire instelling van Palermo en Termini Imerese wacht, nu Antigone heeft geconstateerd dat de gedetineerden daar - ondanks de garantie van het Ministerie - over minder dan 3 m²
personal spacebeschikken. Gelet hierop moet de overlevering volgens de raadsman worden geweigerd dan wel moet beslissing op het overleveringsverzoek worden aangehouden ten einde de uitvaardigende justitiële autoriteit in de gelegenheid te stellen de garantie te geven dat de opgeëiste persoon tijdens zijn detentie in Italië niet over minder dan 3 m²
personal spacezal beschikken.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot verwerping van het verweer. De overgelegde rapporten zijn uitsluitend beschikbaar in de Italiaanse taal en bevatten geen nieuwe informatie nu Antigone al eerder heeft beweerd dat in sommige gevangenissen minder dan 3 m2 per gedetineerde beschikbaar is.
Oordeel van de rechtbank
Bij uitspraak van 26 oktober 2017 (ECLI:NL:RBAMS:2017:7856) heeft deze rechtbank
geoordeeld dat niet kan worden vastgesteld dat er in het algemeen een reëel gevaar bestaat dat
personen die in Italië zijn gedetineerd, onmenselijk of vernederend worden behandeld. De rechtbank heeft haar oordeel gebaseerd op de mededeling van het Italiaanse Ministerie van Justitie, afdeling Penitentiaire administratie, Algemene Directie Gedetineerden en Behandeling dat
“er op dit moment in de Italiaanse penitentiaire inrichtingen geen enkele gedetineerde in kamers is geplaatst in ruimtes die kleiner zijn dan 3 m2.”
Deze mededeling dateert van 9 oktober 2017, nadat het Openbaar Ministerie onder de aandacht van de uitvaardigende justitiële autoriteit had gebracht dat uit het statistisch rapport zou kunnen worden opgemaakt dat gedetineerden in een vijftal inrichtingen mogelijk over minder dan 3 m2
personal spacein cellen beschikken.
Naar het oordeel van de rechtbank nopen de nieuwe gegevens van Antigone niet tot een heroverweging van hetgeen de rechtbank in haar uitspraak van 26 oktober 2017 heeft geoordeeld met betrekking tot de detentieomstandigheden in Italië. Immers, Antigone is - anders dan het Europees Hof voor de Rechten van de Mens in zijn uitspraak van 26 oktober 2017 heeft bepaald [1] - klaarblijkelijk ervan uitgegaan dat het meubilair niet dient te worden betrokken bij de berekening van het vloeroppervlak van de cel. De rechtbank wijst op de passage in het rapport over Palermo (pagina 2 onder
‘Condizioni generali delle celle visitate’) waarin staat vermeld dat gedetineerden in Palermo beschikken over 2,25 m2
calpestabili(zijnde loopruimte).
De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om vragen te stellen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit met betrekking tot de omstandigheden waaronder de opgeëiste persoon naar verwachting zal worden gedetineerd.
Het verweer wordt verworpen.

6.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 2, 5 en 7 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan het Arrondissementsparket van Imperia – Bureau Tenuitvoerlegging Strafvonnissen (Italië) ten behoeve van de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf, te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat, wegens het feit waarvoor zijn overlevering wordt verzocht.
Aldus gedaan door
mr. J.A.A.G. de Vries, voorzitter,
mrs. W.A.J.P. van den Reek en E.G. Fels, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. T. Smit, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 14 juni 2018.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.
B

Voetnoten

1.Europees Hof voor de Rechten van de Mens (Grote Kamer) 20 oktober 2017, 7334/14, § 114 (Muršić/Kroatië).