Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM,
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
the District Court in Koszalin II Criminal Department(Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
1.Procesgang
2.Identiteit van de opgeëiste persoon
3.Tussenuitspraak 17 oktober 2017
4.Artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie
algemenereële gevaar en de aanvullend verschafte gegevens – vastgesteld dat er
voor de opgeëiste persoonna overlevering een reëel gevaar bestaat van een onmenselijke en vernederende behandeling in Polen. De rechtbank heeft de beslissing over de tenuitvoerlegging van het EAB op grond daarvan uitgesteld totdat zij aanvullende gegevens verkrijgt op grond waarvan zij het bestaan van een reëel gevaar van onmenselijke of vernederende behandeling kan uitsluiten. De rechtbank heeft hierbij de volgende vragen geformuleerd:
Kan de Poolse autoriteit aangeven of er na overlevering van de opgeëiste persoon aan Polen extra preventieve veiligheidsmaatregelen zullen worden genomen in de gevangenis(sen) waar de opgeëiste persoon zal worden geplaatst;
Zo ja, dan verzoekt de rechtbank om aan te geven welke soort extra beveiligings-maatregelen ten aanzien van de opgeëiste persoon zullen worden genomen.
Voorts wordt verzocht om een te geven in hoeverre zicht bestaat op de omvang van de organisatie waarvan de opgeëiste persoon deel uitmaakte en de personen die daarvan deel uitmaakten en inzicht bestaat in de relaties van deze personen met anderen die mogelijk uitvoering zouden kunnen geven aan opdrachten van de personen uit de organisatie.
De beantwoording van deze vragen dient uiterlijk op 1 november 2017 te zijn ontvangen door het IRC te Amsterdam.
the above stepswillbe taken.De Poolse autoriteiten zijn op de hoogte van de situatie van de opgeëiste persoon, er is passende wetgeving en er is toegezegd dat de betreffende maatregelen zullen worden getroffen als dit aan de orde is. Omdat de precieze inhoudelijke toets van het geldende gevaar voor de opgeëiste persoon in Polen moet plaatsvinden, kan er van de uitvaardigende justitiële autoriteit niet méér worden verwacht dan wat er nu al is toegezegd. Het door de rechtbank vastgestelde gevaar van onmenselijke of vernederende behandeling is hiermee uitgesloten, zodat de overlevering kan worden toegestaan.