ECLI:NL:RBAMS:2018:1620

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 maart 2018
Publicatiedatum
21 maart 2018
Zaaknummer
13.751.983-17
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van de overleveringsprocedure op basis van onvoldoende detentiegaranties in het kader van een Europees aanhoudingsbevel

Op 20 maart 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door Roemenië. De rechtbank behandelde de vordering tot overlevering van de opgeëiste persoon, die in Nederland gedetineerd was. De zaak kwam aan de orde na een verzoek van de Roemeense autoriteiten om de opgeëiste persoon over te leveren voor de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf van zeven jaren en zes maanden. Tijdens de zittingen werd aandacht besteed aan de detentieomstandigheden in Roemenië, waarbij de rechtbank twijfels had over de garanties die door de Roemeense autoriteiten waren verstrekt met betrekking tot de persoonlijke ruimte van de opgeëiste persoon in de gevangenis.

De rechtbank oordeelde dat de informatie die was verstrekt over de detentieomstandigheden niet voldoende was om een mogelijke schending van artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie te voorkomen. De rechtbank concludeerde dat er een reëel gevaar bestond dat de opgeëiste persoon na overlevering aan onmenselijke of vernederende behandeling zou worden blootgesteld. Gezien de omstandigheden en de overschrijding van de redelijke termijn voor de overleveringsprocedure, besloot de rechtbank de procedure te beëindigen en verklaarde de officier van justitie niet-ontvankelijk in haar vordering tot het in behandeling nemen van het EAB.

De uitspraak benadrukt de noodzaak van adequate garanties voor detentieomstandigheden bij overlevering en de verantwoordelijkheden van de uitvaardigende lidstaat om te voldoen aan de Europese normen voor mensenrechten. De rechtbank heeft de beslissing genomen in het licht van eerdere jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens en de Europese Unie.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13.751.983-17
RK nummer: 17/6903
Datum uitspraak: 20 maart 2018
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 31 oktober 2018 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). Dit EAB is uitgevaardigd op 25 januari 2017 door
the Ilfov Court – Criminal Divison(Roemenië) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren op [geboortedag] 1979 in [geboorteplaats] (Roemenie)
feitelijk verblijvend op het adres [adres]
gedetineerd in [detentieplaats] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 21 december 2017. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. N.R. Bakkenes. De opgeëiste persoon heeft zich doen bijstaan door zijn raadsman, mr. A.W. Syrier, advocaat te Utrecht en door een tolk in de Roemeense taal.
De behandeling van de vordering is voor onbepaalde tijd geschorst teneinde de Roemeense justitiële autoriteiten in de gelegenheid te stellen om de vragen te beantwoorden die zijn gesteld per e-mail van 7 december 2017 en zien op het opvragen van een individuele garantie. Voorts heeft de rechtbank, in het licht van de arresten van het Hof van Justitie van de Europese Unie in de zaken Aranyosi en Căldarăru, de beslissig op het overleveringsverzoek uitgesteld.
De rechtbank heeft tevens de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.
De behandeling van de vordering is hervat op de openbare zitting van 6 maart 2018. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. N.R. Bakkenes. De opgeëiste persoon heeft zich wederom doen bijstaan door zijn raadsman en door een tolk in de Roemeense taal.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Roemeense nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een
  • Criminal sentence no. 255, van 18 december 2015,
    renderd by the Ilfov Court – Criminal Division(in relatie tot zaaknummer: 1523/93/2014),
  • Criminal sentence no. 1912,van 16 december 2016,
    rendered by the Court of Appeal Bucharest, Criminal Division no. 1(in relatie tot zaaknummer: 1523/93/2014).
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van zeven jaren en zes maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Van deze straf resteert nog zeven jaren en zes maanden minus 24 uren voorarrest. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij voornoemd arrest.
Dit arrest betreft het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.

4.Strafbaarheid

Feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW
Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit het strafbare feit heeft aangeduid als een feit vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. Het feit valt op deze lijst onder nummer 14, te weten:
moord en doodslag, zware mishandeling
Volgens de in rubriek c) van het EAB vermelde gegevens is op dit feit naar het recht van Roemenië een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren gesteld.

5.Detentieomstandigheden, artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van deEuropese Unie

5.1
Inleiding
De rechtbank heeft in eerdere overleveringszaken geoordeeld dat vanwege de algemene detentieomstandigheden in Roemenië, met name vanwege overbevolking in de gevangenissen, voor gedetineerden in Roemeense gevangenissen een reëel gevaar bestaat van onmenselijke of vernederende behandeling, zoals bedoeld in artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna: Handvest).
In de onderhavige zaak is door de Roemeense autoriteiten nadere informatie verstrekt over de omstandigheden waaronder de opgeëiste persoon gedetineerd zal worden.
Uit informatie van 28 november 2017 blijkt het volgende:
  • de opgeëiste persoon zal na overlevering tijdelijk, gedurende een periode van 21 dagen, in de Rahova Prison zal worden gedetineerd. Hier zal hij over “
  • daarna zal de opgeëiste persoon zeer waarschijnlijk (“
  • vervolgens, nadat hij een vijfde deel van aan hem opgelegde vrijheidsstraf heeft uitgezeten, zal de opgeëiste persoon in een penitentiaire inrichting met een half-open regime worden geplaatst. Mogelijk (“
  • samenvattend garanderen de Roemeense justitiële autoriteiten bij monde van de
Op 7 december 2017 heeft het Internationaal Rechtshulp Centrum (hierna: IRC) om een aanvullende, de opgeëiste persoon concreet betreffende garantie verzocht:

(…) In the letter of the NAP (No. [nummer] ) it is mentioned that the NAP expresses the availability to provide individual assurances as regard to the provided imprisonment conditions. Would it be possible to (re)consider whether or not at least 3 square meters in semi-open regime can be assured in the case of Mr. [opgeëiste persoon] ?
Op 8 februari 2018 heeft het IRC (nogmaals) gevraagd naar een individuele garantie ten behoeve van de opgeëiste persoon:
(…) A sentence of 7 years and 6 months imprisonment has been imposed on him. This means that the moment that he might be eligible to serve the remaining sentence in the semi-open regime will not be earlier than somewhere half way through 2019 (depending on when the actual surrender could take place).
Therefore, referring to the Memorandum of Understanding, could you provide us with a guarantee for this small period of time, namely from the moment where Mr. [opgeëiste persoon] might be eligible to go to the semi-open regime until 2021/2022 where the commitment of the Memorandum sees upon, that a minimum individual space of 3 square meters can be assured in the case of Mr. [opgeëiste persoon] ? (…)
Op 19 februari 2018 hebben de Roemeense autoriteiten hierop gereageerd en het volgende geantwoord:
“(…) Considering the perspective of the measures that should be implemented according to the “Action plan for 2018 – 2024 for solving the problem of prison overcrowding and detention conditions” we can state that he will benefit of a personal space of 3 sq.m. including bed and furniture, also during the execution of the penalty in semi-open and open regime. (…)”
De Roemeense autoriteiten hebben bij hun antwoord de ‘
Memorandum of Understanding’, intussen als ‘
Action plan’ aangeduid, verstrekt.
5.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd, kort weergegeven, dat de brief van 19 februari 2018 de vrees dat de opgeëiste persoon aan een onmenselijke behandeling wordt onderworpen niet heeft weggenomen. De garantie is onvoldoende om de zorgen over de Roemeense detentie-omstandigheden weg te nemen. Er is onvoldoende informatie verstrekt over de detentieomstandigheden in de Giurgiu Prison. Daarnaast is onduidelijk in welke penitentiaire inrichting de opgeëiste persoon wordt ondergebracht tijdens het semi-open regime. Daarom heeft de raadsman om aanhouding van het onderzoek verzocht om nadere vragen te stellen.
5.3
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft, zakelijk weergegeven, aangevoerd dat de overlevering moet worden toegestaan. Er is ten aanzien van de opgeëiste persoon een individuele garantie verstrekt, inhoudende dat indien hij in een semi-open regime terechtkomt, hij daar over 3 m² zal beschikken. Omdat er een hoge straf aan de opgeëiste persoon is opgelegd, waarvan hij een vijfde deel moet uitzitten voordat hij in een semi-open regime wordt geplaatst, zal het nog enige tijd duren alvorens hij in een penitentiaire inrichting met een dergelijk regime zal worden geplaatst. Er wordt in Roemenië hard gewerkt aan de penitentiaire instellingen en er komen nieuwe cellen bij. Gelet daarop is blootstelling aan onmenselijke en vernederende behandeling voorkomen in het onderhavige geval, met de verstrekte individuele garantie, niet meer aan de orde en kan de overlevering worden toegestaan
5.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank dient te beoordelen of de verstrekte informatie toereikend is om een mogelijke schending van artikel 4 Handvest te voorkomen.
Naar het oordeel van de rechtbank is dit niet het geval omdat de garantie afhankelijk is van de tenuitvoerlegging van het ‘
Action plan’, getuige de zinsnede (onderstreping door de rechtbank)

(…) Considering theperspectiveof the measures thatshould beimplemented according to
the “Action plan for 2018 - 2024 for solving the problem of prison overcrowding and detention conditions (…)”.
Op dit moment kan dan ook niet met zekerheid worden vastgesteld dat de opgeëiste persoon zodra hij naar een semi-open instelling wordt overgeplaatst, over 3 m²
personal spacekan beschikken. De informatie is daarom niet genoegzaam.
Derhalve kan niet worden uitgesloten dat de opgeëiste persoon na overlevering aan Roemenië in detentie zal worden blootgesteld aan het vastgestelde reële gevaar van een onmenselijke of vernederende behandeling. De factoren, zoals genoemd door het EHRM in de zaak Muršić/Kroatië ( EHRM, 20 oktober 2016, 7334/13, § 135), die de ‘
strong presumption’ van schending van artikel 4 Handvest eventueel zouden kunnen weerleggen, zijn in dit geval niet cumulatief aanwezig.
Indien het reële gevaar voor de opgeëiste persoon niet binnen een redelijke termijn kan worden uitgesloten, moet de uitvoerende autoriteit beslissen of de overleveringsprocedure moet worden beëindigd (
Aranyosi en Căldăraru, punt 104).
De vraag welke termijn als redelijk moet worden beschouwd, is niet in het algemeen te beantwoorden, maar afhankelijk van de concrete omstandigheden van het geval.
Tot die omstandigheden behoort in dit geval
  • dat in de onderhavige zaak informatie is verstrekt die de rechtbank niet toereikend heeft bevonden;
  • dat thans vooralsnog geen nadere, aanvullende informatie meer valt te verwachten.
Daarbij geldt dat de redelijke termijn waarbinnen het reële gevaar voor de opgeëiste persoon moet worden uitgesloten, niet bedoeld is om de uitvaardigende lidstaat in de gelegenheid te stellen om in de toekomst de detentiecapaciteit uit te breiden en de algemene detentieomstandigheden te verbeteren (rechtbank Amsterdam 26 januari 2017, ECLI:NL:RBAMS:2017:414).
De rechtbank komt tot het oordeel dat in het onderhavige geval in het licht van de genoemde omstandigheden, de redelijke termijn thans is overschreden. De rechtbank komt tot de conclusie dat de overleveringsprocedure dient te worden beëindigd.
Onder verwijzing naar de overwegingen onder 5.3.3 en 5.4.3 van eerdergenoemde uitspraak van 26 januari 2017 (ECLI:NL:RBAMS:2017:414), leidt dit ertoe dat de officier van justitie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar vordering tot het in behandeling nemen van het EAB.

6.Beslissing

VERKLAARTde officier van justitie niet-ontvankelijk in de vordering ex artikel 23 van de OLW van 11 september 2017;
HEFT OPhet bevel tot overleveringsdetentie.
Aldus gedaan door
mr. W.A.J.P. van den Reek, voorzitter,
mrs. M.T.C. de Vries en H.G. van der Wilt, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Y.M.E. Jurgens, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 20 maart 2018.
De jongste rechter is buiten staat deze
uitspraak mede te ondertekenen
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.