In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 23 februari 2018 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de stichting Stadgenoot en een huurder van een appartement in Amsterdam-Oost. De huurder, aangeduid als [gedaagde], werd door Stadgenoot gedagvaard omdat hij een hennepplantage in zijn woning had ingericht. De huurovereenkomst bevatte duidelijke bepalingen die het kweken van hennep en andere strafbare feiten in de woning verboden. Stadgenoot vorderde ontruiming van de woning en een boete van tien keer de maandhuur, omdat de huurder niet had voldaan aan de eisen van de huurovereenkomst en de woning had gebruikt voor illegale activiteiten.
Tijdens de zitting op 16 februari 2018 werd vastgesteld dat de politie op 13 december 2017 een hennepkwekerij in de woning had aangetroffen, inclusief apparatuur en een kweektent. De huurder betwistte de beschuldigingen en stelde dat hij de apparatuur voor onderzoeksdoeleinden had aangeschaft. De kantonrechter oordeelde echter dat de huurder niet had aangetoond dat zijn activiteiten geen gevaar of overlast veroorzaakten. De rechter concludeerde dat de huurder in ernstige mate tekort was geschoten in zijn verplichtingen en dat dit de ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigde.
De kantonrechter heeft de vordering van Stadgenoot tot ontruiming toegewezen, maar de ontruimingstermijn vastgesteld op drie maanden om de huurder de gelegenheid te geven een andere woning te vinden. De vordering tot het opleggen van de boete werd afgewezen, omdat het juridische debat over de oneerlijkheid van het boetebeding nog niet voldoende was uitgekristalliseerd. De huurder werd veroordeeld in de proceskosten van Stadgenoot.