Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procedure
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
NJ1995/669, rov. 3.4). Die beoordeling kan niet geschieden zonder de in een zodanig geval vereiste afweging van de wederzijdse belangen.
+
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 18 augustus 2017 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een verhuurder en een huurder. De verhuurder, eiser, vorderde de opheffing van door de huurder, gedaagde, gelegde beslagen op zijn bankrekeningen en woning. De huurder had zonder toestemming van de verhuurder de gehuurde woonruimte onderverhuurd via Airbnb. Eiser had eerder een procedure aangespannen om de huurovereenkomst te ontbinden, maar deze was afgewezen. Tijdens een comparitie bij het gerechtshof was een vaststellingsovereenkomst gesloten, waarbij gedaagde een beëindigingsvergoeding van € 20.000,00 zou ontvangen. Eiser ontdekte echter later dat gedaagde al een andere woning had gekocht, wat hij niet had gemeld tijdens de onderhandelingen. Eiser stelde dat hij de overeenkomst op grond van dwaling wilde vernietigen, omdat hij niet bereid zou zijn geweest de vergoeding te betalen als hij op de hoogte was geweest van de aankoop. De rechtbank oordeelde dat gedaagde in zijn inlichtingenplicht had tekortgeschoten en dat het beroep op dwaling voorshands gegrond werd geacht. De door gedaagde gelegde beslagen werden opgeheven, en hij werd veroordeeld tot betaling van de proceskosten. De rechtbank benadrukte dat de huurder had moeten inlichten over zijn aankoop, wat de verhuurder in zijn beslissing had beïnvloed.