ECLI:NL:RBAMS:2017:5136

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 juli 2017
Publicatiedatum
19 juli 2017
Zaaknummer
13/997076-15 (A) en 13/997080-16 (B)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van medeplegen van poging tot moord en andere ernstige strafbare feiten in Amsterdam

In deze zaak heeft de rechtbank Amsterdam op 20 juli 2017 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een poging tot moord op [naam slachtoffer 1] op 5 november 2015 in Diemen. De verdachte, samen met medeverdachten, heeft met (semi-)automatische vuurwapens op het slachtoffer geschoten, wat resulteerde in meerdere schotwonden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte ook betrokken was bij het voorhanden hebben van vuurwapens, explosieven, heling van gestolen voertuigen en witwassen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 20 jaar, waarbij de ernst van de feiten, de impact op het slachtoffer en de samenleving, en de eerdere veroordelingen van de verdachte zijn meegewogen. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding toegewezen aan het slachtoffer voor de geleden schade als gevolg van de aanslag.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummers: 13/997076-15 (A) en 13/997080-16 (B) (Promis)
Datum uitspraak: 20 juli 2017
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1982,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] ,
gedetineerd in het Huis van Bewaring “ [naam Huis van Bewaring] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting op 6 juli 2017.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officieren van justitie mrs. J. Plooij en A. Bijleveld (hierna: de officier van justitie) en van wat verdachte en zijn raadslieden mrs. R.B.M. Poppelaars en H.M. Dunsbergen (hierna: de raadsman) naar voren hebben gebracht.
Dit vonnis betreft het onderzoek 26Tandem. Er zijn meerdere verdachten in dit onderzoek. Ten aanzien van vijf verdachten, waaronder verdachte [verdachte] , wordt gelijktijdig vonnis gewezen. Verdachte wordt in het navolgende aangeduid als ‘verdachte’ dan wel ‘ [verdachte] ’. De medeverdachten worden in het navolgende aangeduid bij hun namen, te weten: [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] .

2.Tenlasteleggingen

Zaak A
Verdachte wordt, kort samengevat, verweten dat hij op 5 november 2015 in Diemen samen met anderen heeft gepoogd [naam slachtoffer 1] te vermoorden (
feit 1) en dat hij (semi-)automatische vuurwapens en munitie voorhanden heeft gehad (
feit 2). Ook wordt hem verweten dat hij op 5 november 2015 in [plaatsnaam] samen met anderen zich schuldig heeft gemaakt aan heling van twee personenauto’s, een motorscooter en een scooter (
feit 3) en daarnaast voorhanden heeft gehad 2,2 kilogram springstof, vijf elektrische slagpijpjes en een elektronische constructie, bestemd voor het treffen van personen of zaken door middel van ontploffing (
feit 4).
Zaak B
Verdachte wordt in deze zaak, kort samengevat, verweten dat hij – telkens samen met een ander of anderen – op 4 november 2015 in Diemen zich schuldig heeft gemaakt aan (schuld)witwassen (
feit 1), op 27 augustus 2015 in Amsterdam zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal dan wel (schuld)heling van een bromfietskentekenplaat (
feit 2) en tot slot op 5 november 2015 in Diemen zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan vernieling/beschadiging van een personenauto, toebehorende aan [naam persoon 3] (
feit 3).
De tekst van de integrale tenlasteleggingen is opgenomen in bijlage I die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

De dagvaardingen zijn geldig en deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Bespreking van de vormverzuimverweren

4.1.
De raadsman heeft – kort gezegd – aangevoerd dat in het opsporingsonderzoek 26Tandem sprake is van een opeenstapeling van onherstelbare vormverzuimen waardoor de verdediging in ernstige mate in haar belangen is geschaad. Dit moet leiden tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie, bewijsuitsluiting dan wel strafvermindering.
4.2.
De officier van justitie heeft het standpunt van de verdediging gemotiveerd bestreden.
4.3.
Rechtmatigheid verkeerscontrole op 27 augustus 2015
De stelling van de raadsman dat de controle van de inzittenden van de Fiat 500 – waarvan [verdachte] de bestuurder was – onrechtmatig is geweest en enkel tot doel had het faciliteren van opsporing, volgt de rechtbank niet.
Bij proces-verbaal van bevindingen van 1 februari 2016 is door [nr. 1] , inspecteur en teamleider werkzaam bij de Nationale Politie, nader verklaard over de start van het onderzoek 26Tandem. [1] Dit proces-verbaal houdt – kort gezegd – het volgende in. In een (ander, tot nog toe geheim) lopend onderzoek is op 27 augustus 2015 te 21:23 uur [naam persoon 1] (hierna: [naam persoon 1] ) onder observatie genomen, nadat hij de [naam waterpijpcafé] aan de [adres 28] te Amsterdam had verlaten en wegreed op een scooter. Het observatieteam zag dat de inzittenden van de Fiat 500, voorzien van kenteken [kenteken 1] , die geparkeerd stond op de parallelbaan, in de richting van de scooter keken en dat vervolgens de Fiat 500, net als de scooter, de [adres 30] inreed. Uit het rijgedrag van de Fiat 500 kreeg de observant de indruk dat de Fiat 500 de scooter met [naam persoon 1] heimelijk volgde.
Gezien het TCI proces-verbaal van 18 december 2014, opgemaakt door [nr. 2] , inspecteur bij de TCI eenheid Amsterdam, waarin staat vermeld dat het leven van [naam persoon 1] gevaar loopt en [naam persoon 1] genaamd is [naam persoon 1] , is door het observatieteam besloten de inzittenden van de Fiat 500 te laten controleren door personeel in uniform op basis van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW). Na inzage in het rijbewijs van de bestuurder bleek deze te zijn [verdachte] .
In het proces-verbaal van bevindingen van 26 september 2015 heeft verbalisant [verbalisant] (hierna: [verbalisant] ) gerelateerd dat hij op 27 augustus 2015 een voertuig met kenteken [kenteken 1] heeft gecontroleerd op grond van de WVW. [2] Blijkens het proces-verbaal van bevindingen van 28 januari 2016 heeft verbalisant [verbalisant] (naar de rechtbank begrijpt: op 27 augustus 2015) van het Operationeel Centrum het verzoek gekregen om in opdracht van een observatieteam de inzittenden van de personenauto met kenteken ( [kenteken 1] ) te controleren. [3] Nadat hij de bestuurder van het voertuig, [verdachte] , vroeg om zijn rij- en kentekenbewijs, overhandigde die zijn rijbewijs. Ook uit het proces-verbaal van 24 mei 2016 van deze verbalisant blijkt dat hem is gevraagd een controle op grond van de WVW te doen, waartoe hij de bestuurder om zijn rij- en kentekenbewijs heeft gevraagd. [4]
Uit de hiervoor geschetste gang van zaken volgt dat verbalisant [verbalisant] uitvoering heeft gegeven aan hem op grond van artikel 160, eerste of vierde lid, WVW toekomende controlebevoegdheden. Hij heeft immers inzage gevorderd in het rijbewijs van [verdachte] . Er zijn geen redenen om daaraan te twijfelen. Dat de uitoefening van deze controlebevoegdheid mede ertoe strekte opsporingshandelingen mogelijk te maken, maakt deze verkeerscontrole of de daarop volgende opsporingshandelingen niet onrechtmatig (zie: Hoge Raad, 1 november 2016, ECLI:NL:HR:2016:2454). Het verweer wordt daarom verworpen.
4.4.
Redelijk vermoeden van schuld en de inzet van BOB-middelen
De raadsman heeft verder bepleit dat op 28 augustus 2015 geen redelijk vermoeden van schuld bestond terzake van voorbereiding van een liquidatie van [naam persoon 1] . Zonder dat sprake was van een verdenking en op basis van onjuiste informatie heeft de officier van justitie middelen op het gebied van bijzondere opsporingsbevoegdheden ingezet (hierna: BOB-middelen) en zijn van de rechter-commissaris machtigingen tot het inzetten van BOB-middelen verkregen. Gelet hierop is sprake van een onherstelbaar vormverzuim in het voorbereidend onderzoek.
De rechtbank gaat op basis van de inhoud van het dossier uit van de volgende gang van zaken.
In het proces-verbaal van verdenking van 28 augustus 2015 heeft verbalisant [nr. 3] , inspecteur en generalist tactische opsporing en werkzaam bij de eenheid Amsterdam, gesteld dat [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] mogelijk betrokken zijn bij de voorbereidende handelingen voor het plegen van een liquidatie. [5] Daaraan heeft hij onder meer ten grondslag gelegd het afschermproces-verbaal met nummer 782-0362/2015, waarin is gerelateerd dat [verdachte] en [medeverdachte 1] zich zeer waarschijnlijk bezig houden met het voorbereiden van een aanslag op het leven van [naam persoon 1] . [6]
Verder wordt in het proces-verbaal van verdenking verwezen naar de politieregistratie (BHV) 2015193476, waaruit blijkt dat op 27 augustus 2015, omstreeks 22:00 uur en ter hoogte van de [adres 29] , [medeverdachte 1] en [verdachte] in het voertuig Fiat 500, voorzien van met kenteken [kenteken 1] , zijn staande gehouden en gecontroleerd. [verdachte] en [medeverdachte 1] zijn op basis van vrijwilligheid gefouilleerd. In de zwarte schoudertas die [verdachte] droeg is een zwarte halsdoek en een BlackBerry aantroffen. In de schoudertas van [medeverdachte 1] trof men zwarte handschoenen aan. De Fiat 500 is, met toestemming van [verdachte] , doorzocht en hierin lagen drie witte plastic tassen gevuld met drie zwarte groot model lege sporttassen, twee nieuwe regenpakken, een zwarte pet, een paar zwarte handschoenen en een bromfietskentekenplaat met kenteken [kenteken] . Na de controle werd door het observatieteam gezien dat de Fiat 500 reed in de richting van de woning van [naam persoon 1] .
Nadat later die avond bleek dat de bromfietskentekenplaat in de Fiat 500 van diefstal afkomstig was, is de Fiat 500 op 28 augustus 2015 te 00:45 uur opnieuw staande gehouden. De inzittenden [verdachte] en [medeverdachte 2] zijn toen aangehouden op verdenking van heling.
Onder verwijzing naar het proces-verbaal van verdenking heeft verbalisant [nr. 4] , werkzaam bij de Dienst Regionale Recherche Eenheid Amsterdam, de officier van justitie verzocht om een bevel tot stelselmatige observatie van [verdachte] in de periode van 28 augustus 2015 tot 24 september 2015, teneinde controle te krijgen over [verdachte] en diens gedrag en zijn aanwezigheid waar te nemen door plaatsbepalingsapparatuur in het voertuig Fiat 500 met kenteken [kenteken 1] . [7] De officier van justitie heeft dat bevel op 28 augustus 2015 mondeling gegeven en op 1 september 2015 schriftelijk bevestigd. [8]
Verbalisant [nr. 3] heeft, eveneens onder verwijzing naar het proces-verbaal van verdenking, verzocht om een bevel tot opnemen van vertrouwelijke communicatie. [9] Op vordering van de officier van justitie heeft de rechter-commissaris op 28 augustus 2015 mondeling een machtiging verleend voor een bevel tot het opnemen van vertrouwelijke communicatie. Deze machtiging is op 3 september 2015 schriftelijk bevestigd. [10]
Het oordeel van de rechtbank
Anders dan de raadsman, is de rechtbank van oordeel dat uit de feiten en omstandigheden, zoals genoemd in het proces-verbaal van verdenking, een redelijk vermoeden van schuld aan een strafbaar feit voortvloeit.
Aan het proces-verbaal van verdenking ligt onder meer het afschermproces-verbaal van 28 augustus 2015 ten grondslag. Naar het oordeel van de rechtbank is dit afschermproces-verbaal met de informatie dat [verdachte] en [medeverdachte 1] zich zeer waarschijnlijk bezig houden met een aanslag op het leven van [naam persoon 1] voldoende onderbouwd door het TCI proces-verbaal van 18 december 2014 en de feiten en omstandigheden die zijn gebleken uit het proces-verbaal van observatie van 27 augustus 2015 en de daarop volgende WVW-controle. De conclusie van observant [nr. 5] ten aanzien van de observatie van 27 augustus 2015, inhoudende dat het op hem over kwam alsof de bestuurder van de Fiat 500 [naam persoon 1] heimelijk probeerde te volgen, is voldoende onderbouwd door zijn waarnemingen dat de Fiat 500 ging rijden op het moment dat de scooter voorbij was en de Fiat 500 vervolgens dezelfde route, met dezelfde snelheid, bleef rijden als de scooter en daarbij, net als de scooter, rode verkeerslichten negeerde. Niet is gebleken dat dit rijgedrag van [verdachte] , de bestuurder van de Fiat 500, een andere reden had dan het volgen van [naam persoon 1] , nu [verdachte] hierover geen vragen heeft willen beantwoorden. Juist dit rijgedrag maakte dat de TCI informatie van 18 december 2014 over de dreiging op het leven van [naam persoon 1] weer actueel werd.
Dat de bevindingen uit de WVW-controle over de identiteit van de inzittenden van de Fiat 500 en de bij hen en in hun auto aangetroffen spullen, zoals genoemd in het proces-verbaal van verdenking onder het kopje ‘politieregistratie’, ook ten grondslag liggen aan het afschermproces-verbaal, maakt niet dat er onvoldoende aanwijzingen waren waarop het redelijk vermoeden van schuld kon worden gebaseerd. Naar het oordeel van de rechtbank bestonden immers op grond van het proces-verbaal van observatie van 27 augustus 2015, de inhoud van het TCI-proces-verbaal en de bevindingen uit de WVW-controle voldoende concrete aanwijzingen ten aanzien van [verdachte] om de verdenking op te baseren.
Gezien het voorgaande kon de officier van justitie op grond van de informatie uit het proces-verbaal van verdenking aannemen dat de verdenking ten aanzien van [verdachte] van het misdrijf voorbereiding van moord was gerechtvaardigd. De officier van justitie heeft dan ook in redelijkheid de inzet van BOB-middelen kunnen bevelen en de rechter-commissaris kunnen vorderen machtigingen voor bevelen te verlenen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de inzet van BOB-middelen, ook achteraf gezien, niet onrechtmatig is geweest en de rechter-commissaris terzake van de grondslag van de vorderingen tot het verlenen van machtigingen voldoende is geïnformeerd. De verweren worden verworpen.
4.5.
Inzet IMSI-catcher
De raadsman heeft bepleit dat voor de inzet van een IMSI-catcher op 20 oktober 2015 geen bevel is verleend in het onderzoek 26Tandem. De rechter-commissaris heeft vervolgens op basis van onjuiste en onvolledige informatie een machtiging verleend tot het inzetten van een telefoontap op een middels deze IMSI-catcher verkregen telefoonnummer waarvan werd vermoed dat [verdachte] hiervan de gebruiker was. Hierdoor is sprake van een onherstelbaar vormverzuim, aldus de raadsman.
De rechtbank leidt uit de stukken in het dossier en het verhandelde ter terechtzitting het volgende af. In het onderzoek 11Trivor naar de moord op [naam slachtoffer 2] heeft de officier van justitie, mr. S.M. de Vries, in het onderzoek tegen [verdachte] een bevel tot vergaring van nummergegevens middels een IMSI-catcher verleend voor de periode van 20 oktober 2015 tot en met 26 oktober 2015. Het proces-verbaal IMSI-nummer vergaren stelt dat het bevel door officier van justitie mr. K. Plooij op 20 oktober 2015 is afgegeven in het onderzoek 26Tandem. Bij de uitvoering van het bevel is gebruik gemaakt van de IMSI-catcher en daarmee een IMSI-nummer vergaard. Op 22 oktober 2015 heeft de officier van justitie, onder verwijzing naar het proces-verbaal aanvraag bevel opnemen van dit IMSI-nummer, de rechter-commissaris gevorderd een machtiging te verlenen tot het geven van een bevel tot opnemen van telecommunicatie. Voornoemde aanvraag meldt dat ‘in een ander in Nederland lopend opsporingsonderzoek’ op 20 oktober 2015 een IMSI-catcher is ingezet ten einde zicht te krijgen op de telecommunicatiemiddelen in gebruik bij [verdachte] . Tijdens deze scan is een IMSI-nummer achterhaald dat mogelijk in gebruik is bij [verdachte] .
Ter terechtzitting heeft de officier van justitie toegelicht dat in het proces-verbaal IMSI-nummer vergaren abusievelijk is opgenomen dat het bevel tot vergaring van nummergegevens middels een IMSI-catcher in het onderzoek 26Tandem is verleend. Het bevel is echter in het onderzoek 11Trivor verleend en de uitvoering hiervan heeft in het onderzoek 11Trivor plaatsgevonden. Met toestemming van de zaaksofficier van 11Trivor zijn de verkregen resultaten verstrekt en aan het onderzoek 26Tandem gevoegd.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de rechter-commissaris in redelijkheid tot het verlenen van de machtiging tot het geven van een bevel tot opnemen van telecommunicatie heeft kunnen komen, nu het verzoek tot verkrijging van deze machtiging voldoende is onderbouwd en bovendien geen onwaarheden bevat. Dat het proces-verbaal IMSI-nummer vergaren abusievelijk vermeldt dat het bevel voor de inzet van de IMSI-catcher in het onderzoek 26Tandem is afgegeven in plaats van 11Trivor, maakt de inzet ervan – en het gebruik van het vergaarde nummer – niet onrechtmatig. Gelet op het voorgaande, is de rechtbank van oordeel dat de rechter-commissaris niet onjuist of onvolledig is geïnformeerd zodat geen sprake is van enig vormverzuim. Overigens is de rechtbank van oordeel dat officier van justitie in het onderzoek 26Tandem ook op goede gronden een bevel voor de inzet van een IMSI-catcher had kunnen afgeven.
4.6.
Onderzoek 11Trivor
De raadsman heeft aangevoerd dat door de officier van justitie ten onrechte relevante stukken uit het onderzoek 11Trivor niet aan het onderzoek 26Tandem zijn toegevoegd, dan wel dat relevante informatie uit het dossier is gelaten.
De rechtbank overweegt hierover het volgende. De raadsman is in het bezit van het dossier 11Trivor en heeft, zo blijkt uit zijn pleitnotities, dit dossier uitvoerig bestudeerd. De rechtbank heeft mr. Doesburg, raadsman van [medeverdachte 1] en kantoorgenoot van de raadsman van [verdachte] , op 18 april 2017 meegedeeld dat, indien het verzoek om stukken uit 11Trivor aan het dossier 26Tandem te voegen ook geldt voor de medeverdachte [verdachte] , hij dit tijdig aan de rechtbank en de officieren van justitie moet mede te delen. Op geen enkel moment, ook niet op de terechtzitting van 6 juli 2017, heeft de raadsman de officier van justitie, laat staan de rechtbank, verzocht om stukken uit het dossier 11Trivor aan het dossier 26Tandem toe te voegen. Dat had wel op de weg van de raadsman gelegen. Al om die reden kan niet worden gesteld dat sprake is van een onherstelbaar vormverzuim in het voorbereidend onderzoek. Het verweer treft daarom geen doel.
Ten overvloede overweegt de rechtbank dat het de rechtbank niet is gebleken dat de stukken waarvan de raadsman in zijn pleitnotities stelt dat de officier van justitie deze aan het dossier 26Tandem had moeten voegen, aan te merken zijn als stukken die redelijkerwijze van belang kunnen zijn voor de door de rechtbank in de zaak 26Tandem te nemen beslissingen.
4.7.
. Inzage ‘onderzoek x’
De raadsman stelt dat het recht op een eerlijk proces is geschonden, omdat de verdediging geen inzage heeft gekregen in ‘onderzoek x’. Inzage in dit onderzoek was noodzakelijk om de rechtmatigheid van de start van het onderzoek 26Tandem te kunnen controleren.
De rechtbank is van oordeel dat de raadsman geen begin van aannemelijkheid heeft gemaakt dat stukken uit het ‘onderzoek x’ – anders dan het observatieverslag van 27 augustus 2015 dat al aan het dossier is toegevoegd – relevant zijn voor enig door de rechtbank te nemen beslissing in het onderzoek 26Tandem. De noodzaak tot inzage van het dossier ‘onderzoek x’ is dan ook niet gebleken, zodat het verweer wordt verworpen.
4.8.
Rechtmatigheid onderzoek PGP-telefoon
De raadsman heeft tot slot aangevoerd dat het onderzoek aan de onder [verdachte] in beslag genomen PGP-telefoon moet worden beschouwd als een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van [verdachte] , zodat hiervoor een machtiging van de rechter-commissaris was vereist. De raadsman heeft gewezen op het arrest van de Hoge Raad van 4 april 2017 (ECLI:NL:HR:2017:584). Nu deze machtiging ontbreekt, is sprake van een onherstelbaar vormverzuim in het voorbereidend onderzoek, aldus de raadsman.
De rechtbank overweegt als volgt. Onder [verdachte] is bij zijn aanhouding een mobiele telefoon van het merk BlackBerry in beslag genomen met zogenaamde Pretty Good Privacy-software voor versleutelde berichtenuitwisseling (hierna: de PGP-telefoon). De PGP-telefoon is voor onderzoek ingezonden naar het Nederlands Forensisch Instituut (NFI), met als doel deze te ontsleutelen. Nadat het NFI de PGP-telefoon had ontsleuteld, is over de periode 2 november 2015 tot en met 5 november 2015 – de dag van de schietpartij – een aantal e-mailberichten inzichtelijk geworden. Deze berichten zijn in het dossier weergegeven.
De rechtbank is van oordeel dat, nu de PGP-telefoon niets anders dan e-mailberichten bevat die zowel in tijd als in kring van verzenders/ontvangers beperkt zijn, niet kan worden gesproken van een zodanige inmenging in het privéleven van verdachte dat daarvoor een rechterlijke machtiging nodig was. Van een vormverzuim is dan ook geen sprake.
4.9.
Conclusie rechtbank
Gelet op wat hiervoor is overwogen en geoordeeld is niet gebleken van enig vormverzuim als bedoeld in artikel 359a Sv, zodat het openbaar ministerie ontvankelijk is in de vervolging van de verdachte en geen sprake is van bewijsuitsluiting dan wel strafvermindering.

5.Zaak A: vaststelling feiten en omstandigheden

Ten aanzien van
zaak Agaat de rechtbank op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [11]
Ten aanzien van alle feiten:
5.1
Op 5 november 2015 omstreeks 12:37 uur komt bij de meldkamer van de politie Amsterdam de melding binnen dat er een schietpartij heeft plaatsgevonden op het [adres 6] in Diemen . [12]
5.2
Uit getuigenverklaringen en de camerabeelden die een getuige met zijn telefoon heeft gemaakt volgt dat ter hoogte van een appartementencomplex aan het [adres 6] in Diemen een zilverkleurige Volkswagen Golf, voorzien van kenteken [kenteken 3] (hierna: de Volkswagen Golf), stopt en dat twee personen uitstappen. Deze personen hebben zwarte (regen)jassen aan met een horizontale witte streep over de borst. Eén van hen draagt een zwarte pet en heeft voor zijn gezicht een zwarte zakdoek geknoopt. De ander draagt een bivakmuts. Een derde persoon, de bestuurder, blijft in de Volkswagen Golf zitten. De twee personen die zijn uitgestapt, lopen de parkeerplaats op en beginnen allebei met grote vuurwapens op een aldaar geparkeerde Opel te schieten. In reactie daarop rijdt de Opel rechtdoor, over het trottoir en door de bosjes, in de richting van de sloot achter het appartementencomplex. Een of beide schutters achtervolgen de Opel en blijven schieten. De schutters rennen kort daarna terug naar de gereedstaande Volkswagen Golf, stappen in waarna de Volkswagen Golf met grote snelheid wegrijdt. [13]
5.3
De Opel is in de sloot achter het appartementencomplex aangetroffen. In de Opel zitten op meerdere plaatsen in- en doorschoten. Aan de achterzijde van de Opel wordt [naam slachtoffer 1] aangetroffen. [14] [naam slachtoffer 1] wordt naar het ziekenhuis gebracht en daar blijkt dat hij door meerdere kogels is getroffen. [naam slachtoffer 1] heeft schotverwondingen ter hoogte van zijn rechter schouderblad, bij de ruimte links naast zijn wervelkolom, ter hoogte van zijn nieren, in de holte van zijn linker bovenbuik en in de rechter onderbuik. Ook heeft hij een schampschot op zijn linker bovenbeen en een schotwond aan zijn linker bil. [15]
5.4
Op de rijbaan, het trottoir naast het appartementencomplex en de parkeerplaats zijn in totaal 34 hulzen aangetroffen. Verder zijn in het dijklichaam bij de sloot twee kogels aangetroffen. [16] De hulzen vertonen systeemsporen die sterke gelijkenis vertonen met die van een aanvalsgeweren van het merk Ceska Zbrojovka (CZ), model Vz58 en hebben het kaliber 7,62x39mm. Uit het forensisch onderzoek volgt dat, gelet op de richting van de in- en doorschoten van de Opel, met twee volautomatische (categorie II van de Wet Wapens en Munitie (hierna: WWM)) dan wel semi-automatische vuurwapens (categorie III WWM) is geschoten en dat ook tijdens de vlucht van de Opel is geschoten. [17]
5.5
De Volkswagen Golf blijkt al onderwerp van onderzoek in het lopend onderzoek 26Tandem. Omstreeks 14:35 uur is de Volkswagen Golf aangetroffen in een parkeergarage gelegen aan het [adres 31] te Amsterdam Zuidoost en in observatie genomen. Omstreeks 19:00 uur wordt gezien dat een negroïde man, geheel in het zwart gekleed, de Volkswagen Golf nadert op een afstand van ongeveer tien meter. Nadat hij de daar aanwezige verbalisanten ziet, loopt hij in versnelde pas terug naar de uitgang van de parkeergarage. [18] De man wordt om 19:10 uur aangehouden en blijkt de verdachte [medeverdachte 4] te zijn. [19] Later op de dag, om 20:47 uur, worden de verdachten [verdachte] en [medeverdachte 2] in en nabij de Fiat 500 – die bij [verdachte] in gebruik is en onder welk voertuig zich een door de politie, eveneens in het onderzoek 26Tandem, aangebracht peilbaken bevond – aangehouden. [20] De verdachte [medeverdachte 1] wordt om 23:20 uur in de woning gelegen aan de [adres 8] in Diemen aangehouden. [21] Op 19 januari 2016 wordt, op basis van de onderzoeksresultaten, de verdachte [medeverdachte 3] aangehouden. [22]
Aantreffen Pretty Good Privacy (PGP) telefoons
5.6
Bij de aanhouding van [verdachte] en [medeverdachte 4] zijn zogenoemde PGP-telefoons bij hen aangetroffen. [23] Daarnaast is bij [medeverdachte 4] een iPhone in beslag genomen. [24] Tijdens de doorzoeking van de woning van [medeverdachte 2] werd op de bank in de woonkamer een mobiele telefoon van het merk en type BlackBerry 9720 aangetroffen. [25] Dit bleek ook een PGP-telefoon te zijn. Het NFI heeft de onder [verdachte] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 2] in beslag genomen PGP-telefoons geopend, waarna de inhoud hiervan door het opsporingsteam is onderzocht.
5.7
Bij RIM (de producent van telefoons met de marktnaam BlackBerry) is informatie opgevraagd over de aan [verdachte] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 2] toegeschreven IMEI-nummers. Uit de van RIM ontvangen gegevens volgt dat de gebruiker van de onder [verdachte] in beslag genomen telefoon gebruik maakte van het e-mailadres
[e-mailadres 1]. [26] In de contactenlijst in de telefoon staan de e-mailadressen
[e-mailadres 2] , [e-mailadres 3] , [e-mailadres 4]onder de naam [bijnaam 7] . [27]
Dat [verdachte] de gebruiker is geweest van de bij hem inbeslaggenomen PGP-telefoon leidt de rechtbank, naast de contacten en inhoud van de berichten in de telefoon zoals die hieronder zullen worden weergegeven, ook af uit onderzoek naar de historische telecomgegevens van de PGP-telefoon waaruit blijkt dat deze vaak zendmasten heeft aangestraald in de directe omgeving van het verblijfadres van [verdachte] . [28] Uit de naam waaronder het e-mailadres
[e-mailadres 1]voorkomt in de PGP-telefoons van andere verdachten, kan worden afgeleid dat [verdachte] de bijnamen [bijnaam 1] en [bijnaam 1] heeft.
5.8
De gebruiker van de telefoon die bij [medeverdachte 4] in beslag is genomen maakte gebruik van het e-mailadres
[e-mailadres 5]. In de contactenlijst komen voor de e-mailadressen
[e-mailadres 1]onder de naam [bijnaam 1] ,
[e-mailadres 6]onder de naam [bijnaam 14] ,
[e-mailadres 7]onder de naam [bijnaam 3] . [29] Dat [medeverdachte 4] de gebruiker is geweest van de bij hem inbeslaggenomen PGP-telefoon leidt de rechtbank, naast de contacten en inhoud van de berichten in de telefoon zoals die hieronder zullen worden weergegeven, ook af uit onderzoek naar de historische gegevens van de PGP-telefoon waaruit is gebleken dat deze vaak zendmasten heeft aangestraald in de directe omgeving van het verblijfadres van [medeverdachte 4] . [30] Uit de naam waaronder het e-mailadres
[e-mailadres 5]voorkomt in de PGP-telefoons van andere verdachten kan worden afgeleid dat [medeverdachte 4] de bijnaam [bijnaam 4] heeft. [31]
5.9
Met het e-mailadres
[e-mailadres 8]is gebruik gemaakt van de PGP-telefoon die in de woning van [medeverdachte 2] is aangetroffen. [32] In de contactenlijst van die telefoon komen voor de e-mailadressen
[e-mailadres 9]onder naam [bijnaam 1] ,
[e-mailadres 7]onder de naam [bijnaam 5] en
[e-mailadres 6]onder de naam [bijnaam 6] . [33] Uit de inhoud van de berichten zoals die hieronder nog zullen worden weergegeven, en de contacten in de telefoon, kan worden afgeleid dat [medeverdachte 2] de gebruiker van die telefoon is geweest.
5.1
Verder is tijdens het opsporingsonderzoek, middels de inzet van een IMSI-catcher, een telefoon met IMEI-nummer eindigend op [nummer 1] geïdentificeerd. Het betreft een BlackBerry 9720, met daarin een simkaart met IMSI-nummer [nummer 2] . Tijdens de doorzoeking van de [adres 8] in Diemen , de verblijfplaats van [medeverdachte 1] , is een BlackBerry 9720 aangetroffen. De sticker met het IMEI-nummer was verwijderd, maar het IMSI-nummer komt overeen met voornoemd IMSI-nummer. Uit historische telecomgegevens blijkt dat dit IMSI-nummer exclusief is gebruikt met IMEI-nummer eindigend op [nummer 1] en dat met grote regelmaat de telefoonmast op de [adres 8] in Diemen is aangestraald. Tot slot blijkt uit de historische telecomgegevens dat de telefoon op 20 oktober 2015, 30 oktober 2015 en 3 november 2015 specifieke telefoonmasten heeft aangestraald en dat tijdens observaties is gezien dat [medeverdachte 1] zich in de omgeving van deze telefoonmasten bevond. [34] Ook dit IMEI-nummer is bevraagd bij RIM en uit de ontvangen gegevens volgt dat de gebruiker van dit IMEI-nummer gebruik maakte van het e-mailadres
[e-mailadres 6]. In de telefoon van [verdachte] en [medeverdachte 4] is dit e-mailadres opgeslagen onder de naam ‘ [bijnaam 14] ’. [35]
De rechtbank concludeert dat [medeverdachte 1] de gebruiker is geweest van voornoemde Blackberry 9720 en het e-mailadres
[e-mailadres 6]en dat een bijnaam van hem ‘ [bijnaam 14] ’ is.
5.11
Onder [medeverdachte 3] is geen telefoon in beslag genomen. Wel is middels een IMSI-catcher het IMEI-nummer eindigend op [nummer 6] achterhaald. Uit historische telecomgegevens blijkt dat voornoemd IMEI-nummer op 20 oktober 2015 tussen 19:00 uur en 21:31 uur een drietal telefoonmasten heeft aangestraald en dat tijdens observaties is gezien dat [medeverdachte 3] zich in de directe omgeving van deze telefoonmasten bevond. Eén van deze telefoonmasten bevindt zich aan de [adres 10] in Almere , alwaar de (toenmalige) vriendin van [medeverdachte 3] woonachtig is en [medeverdachte 3] regelmatig verbleef. [36] Het IMEI-nummer is bevraagd bij RIM en uit de ontvangen gegevens volgt dat de gebruiker van dit IMEI-nummer gebruik maakte van het e-mailadres [e-mailadres 10] . In de telefoon van [verdachte] en [medeverdachte 4] is dit e-mailadres opgeslagen onder respectievelijk de naam ‘ [bijnaam 7] ’ en ‘ [bijnaam 3] ’. [37] [medeverdachte 3] is de neef van [medeverdachte 1] . [38]
De rechtbank concludeert dat [medeverdachte 3] de gebruiker is geweest van voornoemd IMEI-nummer en het e-mailadres
[e-mailadres 10]en dat bijnamen van hem ‘ [bijnaam 7] ’ en ‘ [bijnaam 3] ’ zijn.
5.12
In [verdachte] telefoon staat de naam [bijnaam 1] opgeslagen onder het e-mailadres
[e-mailadres 11]. Dit e-mailadres komt ook voor in contacten in de telefoon van [medeverdachte 4] . Daar is de naam [bijnaam 8] aan dit e-mailadres gekoppeld. [39]
Aantreffen Peilbaken Opel en Samsung
5.13
Tijdens het onderzoek aan de Opel van [naam slachtoffer 1] is een peilbaken aangetroffen. [40] Uit analyse van de peilbakengegevens blijkt dat het peilbaken is voorzien van een IMEI-nummer dat eindigt op [nummer 3] . Het peilbaken is op 21 oktober 2015 geactiveerd op de [adres 2] – nabij het [adres 3] – en tot 5 november 2015 12:46 uur, kort na de schietpartij, actief geweest. Aan de hand van GPS-locaties van het peilbaken is vastgesteld dat in de periode van 24 oktober 2015 tot en met 5 november 2015 locaties zijn geregistreerd die aansluiten bij waar het voertuig van [naam slachtoffer 1] zich volgens wegverkeersgegevens van Vialis en ARS bevond en bij locaties waarvan bekend was dat [naam slachtoffer 1] daar verbleef. [41]
De rechtbank leidt uit het onderzoek af dat het peilbaken onder de Opel van [naam slachtoffer 1] was bevestigd van 24 oktober 2015 om 3:59 uur tot en met de poging tot liquidatie , met uitzondering van de periode 26 oktober 2015 van 16:11 uur tot 29 oktober 2015 om 1:47 uur.
5.14
Op 6 november 2015 is uit een sloot aan de [adres 4] een mobiele telefoon van het merk Samsung type SM-G355HN Galaxy Core 2 opgedoken. [42] Deze telefoon is van hetzelfde type als waarmee is ingelogd op het peilbaken onder de auto van [naam slachtoffer 1] . [43] Daarnaast blijkt uit de historische telecomgegevens van deze Samsung met IMEI-nummer eindigend op [nummer 4] en de historische telecomgegevens van het peilbaken, dat de Samsung op 3 oktober 2015 twaalf minuten na activering van het baken voor het eerst in gebruik is genomen en daarbij dezelfde telefoonmast als het peilbaken heeft aangestraald. Ook op 21, 24, 28 en 31 oktober 2015 stralen de Samsung en het peilbaken in een tijdsbestek van twee minuten dezelfde telefoonmast aan. [44]
Geconcludeerd kan worden dat de opgedoken Samsung de telefoon is waarmee is ingelogd op het peilbaken dat onder de Opel van [naam slachtoffer 1] is aangetroffen.
Onderzoeksbevindingen voorafgaand aan 5 november 2015
5.15
Aan de hand van historische telecomgegevens van de (PGP-)telefoons van [verdachte] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 3] , de peilbakengegevens van zowel de Fiat 500 als de Opel van [naam slachtoffer 1] , historische wegverkeersgegevens, observaties, camerabeelden, OVC-gesprekken en e-mailberichten uit de PGP-telefoons van [verdachte] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 2] , is gekeken wie zich waar bevond in de periode voorafgaand aan de schietpartij en op de dag van de schietpartij zelf. Deze bevindingen worden hierna besproken.
5.16
Op 28 augustus 2015 is de Fiat 500, in gebruik bij [verdachte] , voorzien van plaatsbepalingsapparatuur. Na analyse van de peilbakengegevens blijkt dat de Fiat 500 meermalen wordt geparkeerd in de omgeving van de verblijfplaatsen van [verdachte] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] en bij of op een loodsenterrein aan de [adres 11] in [plaatsnaam] . [45] [naam eigenaar] , eigenaar van meerdere loodsen in [plaatsnaam] , heeft verklaard dat hij [locatie] aan [medeverdachte 2] heeft verhuurd en dat [medeverdachte 2] altijd in het gezelschap was van een man die hij herkent als [verdachte] . [46]
5.17
Op 20 oktober 2015 om 14:27 uur wordt gezien dat de Fiat 500 op de [adres 11] in [plaatsnaam] staat geparkeerd. Het observatieteam neemt waar dat een Volkswagen Polo, voorzien van kenteken [kenteken 10] (hierna: de Volkswagen Polo), naast de Fiat 500 parkeert en dat [verdachte] en [medeverdachte 2] uit de Volkswagen Polo stappen. [verdachte] pakt een jas uit de Fiat 500, waarna hij en [medeverdachte 2] weer in de Volkswagen Polo plaatsnemen. In de Volkswagen Polo zitten naast [verdachte] en [medeverdachte 2] , ook [medeverdachte 3] (als bestuurder) en [medeverdachte 1] (als bijrijder). [47] [medeverdachte 3] is volgens zijn vriendin feitelijk de eigenaar van de Volkswagen Polo. Hij gebruikte deze auto altijd. [48]
5.18
Uit de bakengegevens van de Fiat 500 blijkt dat deze op 20 oktober 2015 om 19:23 uur vertrekt vanaf de [adres 11] in [plaatsnaam] om via Amsterdam naar Diemen te rijden. Omstreeks 19:47 uur rijdt de Fiat met geringe snelheid over het [adres 6] in Diemen , alwaar de moeder van [naam slachtoffer 1] woonachtig is. Vervolgens rijdt de Fiat naar de [adres 8] in Diemen (verblijfplaats [medeverdachte 1] ) en tot slot naar de [adres 12] in Diemen (nabij de verblijfplaats van [verdachte] ). [49]
5.19
In de periode van 21 oktober tot en met 5 november 2015 parkeert de Fiat 500 veelvuldig op of nabij het loodsenterrein in [plaatsnaam] en in de directe omgeving van de verblijfplaatsen van [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , zo blijkt uit observaties en de peilbakengegevens. [50] Op 22 oktober 2015 worden [verdachte] en [medeverdachte 1] als inzittenden van de Fiat 500 herkend en is gezien dat zij uit de richting van de verblijfplaats van [medeverdachte 2] aan de [adres 13] te Amsterdam lopen. Ook is gezien dat de Volkswagen Polo, met [medeverdachte 3] als bestuurder, nabij de [adres 14] in Amsterdam Zuidoost wordt geparkeerd, waar ook de Fiat 500 staat geparkeerd. Kort daarop wordt waargenomen dat [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] met elkaar in gesprek zijn. [51]
5.2
Uit analyse van de peilbakengegevens van het voertuig van [naam slachtoffer 1] , de historische telecomgegevens van de telefoons van [medeverdachte 4] en [medeverdachte 3] en de (later op 6 november 2015 aangetroffen) Samsung telefoon waarmee het peilbaken onder het voertuig van [naam slachtoffer 1] is gevolgd en historische wegverkeergegevens, blijkt dat [medeverdachte 4] en [medeverdachte 3] in de periode van 24 oktober 2015 tot en met 30 oktober 2015 zich veelvuldig in de directe omgeving hebben opgehouden van waar het voertuig van [naam slachtoffer 1] zich bevond:
- in de avond van 25 oktober 2015: het baken staat stil bij de verblijfplaats van [naam slachtoffer 1] in Amsterdam Noord. De telefoons van [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] stralen zendmasten aan in Amsterdam Noord;
- in de middag van 26 oktober 2015: het baken bevindt zich in Nieuw-Vennep, rijdt van daaruit naar een verblijfplaats van [naam slachtoffer 1] in de omgeving van het [adres 15] , vervolgens naar het [adres 6] in Diemen en daarna naar het AMC in Amsterdam. Rond dezelfde tijd peilen de telefoons van [medeverdachte 4] en [medeverdachte 3] uit in Nieuw-Vennep, bij het [adres 15] in Amsterdam, in Diemen en vervolgens de telefoon van [medeverdachte 3] ook nabij het AMC.
- in de avond van 30 oktober 2015: het baken staat stil bij de verblijfplaats van [naam slachtoffer 1] in Amsterdam Noord. De telefoon van [medeverdachte 4] peilt rond 18.00 uur uit in de omgeving van deze verblijfplaats en de Volkwagen Polo in gebruik bij [medeverdachte 3] wordt rond dat tijdstip geregistreerd door Vialis in dezelfde omgeving [52]
5.21
Op 30 oktober 2015 om 07:46 uur staat de Fiat 500 (zonder inzittenden) op de [adres 11] in [plaatsnaam] geparkeerd. Omstreeks 07:54 uur rijdt de Volkswagen Golf over de [adres 16] in [plaatsnaam] , met [medeverdachte 2] als bestuurder en twee inzittenden. De Volkswagen Golf wordt om 08:16 uur op het [adres 17] in Amsterdam Zuidoost geparkeerd, waarna [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] uitstappen. Zij betreden vervolgens het portiek [adres 5] [huisnummer] te Amsterdam Zuidoost. Om 09:23 uur wordt de Volkswagen Polo geparkeerd op het [adres 5] , waarna de twee inzittenden eveneens voornoemd portiek betreden. [53]
5.22
Uit historische telecomgegevens en berichtenwisselingen tussen [verdachte] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] volgt dat [naam slachtoffer 1] vanaf 1 november 2015 tot aan de schietpartij intensief in de gaten wordt gehouden. [54] Op 1 november 2015 om 18:26 uur stuurt [verdachte] aan [medeverdachte 4] : “Bro ben je ready we zijn voor 7 uur bij jou ik kom met waki (de rechtbank begrijpt: auto)”, waarop [medeverdachte 4] antwoordt: “bij die albert heijn je weet tok waar die zit”. [verdachte] reageert met het bericht: “Nee ik weet niet waar je bedoelt leg [bijnaam 14] uit ben aan het rijden”. Daarna hebben [medeverdachte 4] en [medeverdachte 1] contact over waar zij gaan afspreken. Omstreeks 18:46 uur treffen zij elkaar. [55] Tussen 18:59 uur en 19:17 uur rijdt de Fiat 500 in gebruik bij [verdachte] , over de [adres 18] , [adres 15] en [adres 1] in Amsterdam. Dit is in de directe omgeving van de verblijfplaats van [naam slachtoffer 1] . [56] Later die avond stuurt [verdachte] aan [medeverdachte 4] : “morgen gaan we vroeg staan is beter dat [bijnaam 3] je half 9 oppikt want volgens mij gaat die man naar noord”. Op 2 november 2015 om 01:36 uur stuurt [medeverdachte 3] aan [medeverdachte 4] : “Hoelaat zie ik je morgen bro” waarop [medeverdachte 4] reageert: “Half 9”. Omstreeks 08:59 uur treffen zij elkaar in de omgeving van het station Amsterdam Zuid, waarna [medeverdachte 4] aan [verdachte] het PGP-bericht stuurt: “we zijn samen”. [verdachte] vraagt aan [medeverdachte 4] : “wat geeft die teli (de rechtbank begrijpt: telefoon). [medeverdachte 4] antwoordt: “Dat gaan we nu kijek ik mail je zo”. Kort daarna stuurt hij het PGP-bericht: “Yo die waggie (de rechtbank begrijpt: auto) staat in noord”. [57]
Om 13:32 uur vraagt de persoon die [medeverdachte 4] ‘ [bijnaam 8] ’ noemt: “Wat is gaande [bijnaam 16] ” waarop [medeverdachte 4] , samengevat, antwoordt dat ‘hij’ (de rechtbank begrijpt: [naam slachtoffer 1] ) naar de Ikea in de Bijlmer was gereden omdat hij daar waarschijnlijk een afspraak had. Daarna is [naam slachtoffer 1] naar zijn woning in Amsterdam Zuid gereden. Nu waren ze aan het wachten dat hij naar zijn woning in Diemen Noord zou gaan. Om 18:29 uur vraagt deze [bijnaam 8] weer naar de stand van zaken, waarop [medeverdachte 4] antwoordt dat ‘hij’ helemaal niet meer heeft bewogen, terwijl hij normaal op dinsdag naar zijn woning in Diemen Noord gaat. Om 18:43 uur stuurt [bijnaam 8] aan [medeverdachte 4] : “Maar van ikea waarom toen niet waarom” en “waar w8en jullie op dat is een x een wijland in rijd dan pas actie???”.
5.23
Op 2 november 2015 rond 16:40 uur parkeert de Volkswagen Polo op het parkeerterrein van het [adres 17] en stapt de passagier van de Volkswagen Polo uit en loopt richting het [adres 5] . Kort daarna, om 17:30 uur, wordt gezien dat [medeverdachte 3] als passagier van de Volkswagen Polo instapt, waarna de Volkswagen Polo wegrijdt. Om 17:48 uur stapt [medeverdachte 3] en een onbekend persoon uit de Volkswagen Polo en betreedt [medeverdachte 3] met de onbekende persoon een belwinkel gelegen aan de [adres 19] in Amsterdam Zuidoost. Om 18:03 staat de Volkswagen Polo, met daarin [medeverdachte 3] en de onbekende persoon, geparkeerd op het [adres 17] in Amsterdam Zuidoost. [medeverdachte 3] en de onbekende persoon stappen om 18:28 uur uit de Volkswagen Polo. [58]
5.24
Uit onderzoek blijkt dat op 2 november 2015 om 18:14 uur met de later aangetroffen Samsung telefoon waarmee het peilbaken onder het voertuig van [naam slachtoffer 1] is gevolgd, is gebeld naar het telefoonnummer van Lebara voor het opwaarderen van een prepaid simkaart. De Samsung maakt voor deze oproep gebruik van een telefoonmast gelegen aan het [adres 20] in Amsterdam Zuidoost, nabij het [adres 17] in Amsterdam Zuidoost. De opwaardeerkaart is vermoedelijk gekocht bij de belwinkel aan de [adres 19] in Amsterdam Zuidoost. [59] Op 2 november 2015, om 18:16 uur, is met de Samsung ingelogd op het peilbaken dat is aangetroffen onder het voertuig van [naam slachtoffer 1] . [60]
5.25
Op 2 november 2015 tussen 21.55 en 22.18 uur stuurt [verdachte] naar [medeverdachte 2] de PGP-berichten: “… morgen waar we hem ook treffen gaat ie eraan gab…” en “ja ouwe moet nu afgelopen zijn, ik zie je 7 uur…” waarop [medeverdachte 2] om 22.21 uur reageert: “zo is dat man ok is goed ouwe…doen we ouwe morgen moet t m worden zie je straks.” [61] Uit de PGP-berichten tussen [medeverdachte 4] en [medeverdachte 3] blijkt dat zij op 2 november 2015 voor de volgende dag om 08:45 uur afspreken. [62]
5.26
Tijdens een observatie op 3 november 2015 om 07:30 uur is gezien dat de Fiat 500 naar het loodsenterrein in [plaatsnaam] rijdt en dat kort daarna [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] het terrein betreden. [verdachte] en [medeverdachte 2] openen vervolgens de deur van [locatie] , waarna [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] de loods betreden. Vervolgens wordt gezien dat een Volkswagen Golf de loods uitrijdt en dat een persoon op de achterbank zit. Nadat [verdachte] en [medeverdachte 2] de loods weer hebben afgesloten, stappen zij in de Volkswagen Golf, waarbij [medeverdachte 2] als bestuurder optreedt. De Volkswagen Golf is op dat moment voorzien van het vervallen handelaarskenteken [kenteken 2] . Om 08:37 rijdt de Volkswagen Golf, dan voorzien van het kenteken [kenteken 3] , het [adres 17] op en parkeert uiteindelijk op het [adres 5] . [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] stappen uit de Volkswagen Golf en lopen het portiek van de [adres 5] 42 t/m 47 binnen. [63] De handelaarskentekenplaten zijn later in de woning van [medeverdachte 1] aangetroffen. [64]
Om 08:03 uur laat [medeverdachte 4] aan [verdachte] weten: “met [bijnaam 3] om kwart voor afgesproken bro”. Om 9.18 uur stuurt hij aan [verdachte] : “We zijn samen” en om 10:58 uur stuurt hij [verdachte] het bericht: “Bro hij beweegt”. [65] Om 10:53 uur vertrekt het baken vanaf de verblijfplaats van [naam slachtoffer 1] . [medeverdachte 4] en [verdachte] hebben vervolgens die dag meermalen contact over waar het baken zich bevindt. [66]
5.27
Uit het PGP-berichtenverkeer van 3 november 2015 tussen 18.00 en 19.00 uur tussen [medeverdachte 4] en de persoon die hij [bijnaam 8] noemt, blijkt dat [medeverdachte 4] [bijnaam 8] verslag doet van het mislukte plan om op 3 november 2015 [naam slachtoffer 1] een stopteken te geven (alsof zij van de politie waren) en hem vervolgens te liquideren. Dit mislukte omdat [naam slachtoffer 1] onverwacht een andere kant opreed. [67]
5.28
[medeverdachte 4] ontvangt op 4 november 2015 om 20:16 uur van [medeverdachte 3] het PGP-bericht: “Hoelaat spreken we morgen af?” waarop hij antwoordt: “Kwart voor 9 ben ik bij je”. Uit de PGP-berichtenwisseling tussen [medeverdachte 4] en [verdachte] om 21:42 uur volgt dat hij [verdachte] vertelt dat hij en [medeverdachte 3] de volgend dag om 08:45 uur met elkaar hebben afgesproken. [68]
Onderzoeksbevindingen met betrekking tot 5 november 2015
5.29
De Fiat 500 rijdt op 5 november 2015 – de dag van de schietpartij – vanaf de verblijfplaats van [verdachte] naar de [adres 8] in Diemen (verblijfplaats van [medeverdachte 1] ), waar deze om 07:05 uur parkeert. Uit camerabeelden van ‘ [naam locatie] ’, alwaar [medeverdachte 1] verblijft, blijkt dat hij om 07:05 uur [naam locatie] verlaat. [69] De Fiat 500 rijdt daarna naar de [adres 21] in Amsterdam om [medeverdachte 2] op te halen, om vervolgens naar het loodsenterrein in [plaatsnaam] te rijden. [70]
5.3
Op camerabeelden van 5 november 2015 van het loodsenterrein in [plaatsnaam] is te zien dat [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] om 07:41 uur het terrein betreden en naar [locatie] lopen. Kort daarna rijdt uit deze loods de Volkswagen Golf, met [medeverdachte 2] als bestuurder en [verdachte] en [medeverdachte 1] als passagiers. De Volkswagen Golf is voorzien van kartonnen kentekenplaten die kort nadat de Volkswagen Golf het loodsenterrein verlaat worden verwijderd. [71] Om 08:18 uur wordt de Volkswagen Golf ter hoogte van het [adres 5] te Amsterdam Zuidoost geparkeerd. De inzittenden stappen uit en zij worden herkend als [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . Vervolgens lopen zij naar het portiek [adres 5] [huisnummer] en gaan naar binnen. [72]
5.31
Zoals hiervoor is besproken, volgt uit de PGP-berichten dat [medeverdachte 4] en [medeverdachte 3] op 5 november 2015 om 08:45 uur met elkaar hebben afgesproken. De Volkswagen Polo van [medeverdachte 3] is omstreeks 09:03 uur geregistreerd op de [adres 28] in [naam wijk] en rijdt in de richting van Amsterdam Zuid. [medeverdachte 4] en [medeverdachte 3] treffen elkaar uiteindelijk omstreeks 09:08 uur op Station Zuid in Amsterdam, zo volgt uit de berichtenwisseling tussen [medeverdachte 4] en [verdachte] . [verdachte] vraagt [medeverdachte 4] om 09:08 uur: “is ie bewogen?” waarop [medeverdachte 4] ontkennend antwoordt. [verdachte] zegt daarna: “Ok jullie komen deze op tog ff” waarna [medeverdachte 4] stuurt: “ Jaman bro ”. Om 9:56 uur stuurt [medeverdachte 4] naar [bijnaam 8] het bericht dat ‘zij’ met elkaar zijn. Kort daarna (09:59 uur en 10:02 uur) stuurt [medeverdachte 4] berichten aan [bijnaam 8] waaruit volgt dat ‘zij’ weggegaan zijn, ergens gaan parkeren en dan ‘die tellie’ aangooien. [73] Uit onderzoek blijkt dat op 5 november 2015 van 10:05 uur tot en met 12:46 uur is ingelogd via My GPS Tracker (waarop de locatiegegevens van het peilbaken onder het voertuig van [naam slachtoffer 1] zijn bekeken) met een Samsung Galaxy Core 2 Smartphone. [74]
5.32
Op 5 november 2015 om 10:25 uur komt het voertuig van [naam slachtoffer 1] in beweging. Aan de hand van de peilbakengegevens, de berichtenwisseling tussen [medeverdachte 4] en [verdachte] , historische telecomgegevens, camerabeelden en historische wegverkeergegevens is vastgesteld dat [medeverdachte 4] met behulp van de Samsung het voertuig van [naam slachtoffer 1] volgt en de positie van het voertuig doorgeeft aan [verdachte] . De Volkswagen Golf kiest ondertussen positie in Amsterdam Noord, nabij de oprit naar de A10 richting Diemen Noord. Ook de telefoon van [medeverdachte 1] is in die omgeving. Nadat het voertuig van [naam slachtoffer 1] omstreeks 11:55 uur deze oprit passeert, passeert ook de Volkswagen Golf deze oprit en rijdt naar het [adres 6] in Diemen . Om 12:04 uur stuurt [medeverdachte 4] naar [verdachte] : “Hij moet nu aankomen bij die osso ”, waarop [verdachte] antwoordt: “We zien hem al”. Uit de peilbakengegevens van de Opel blijkt dat het voertuig om 12:06 uur op het [adres 6] in Diemen aankomt. [naam slachtoffer 1] verklaart hierover dat hij zijn moeder, waarmee hij daarvoor naar het ziekenhuis in Volendam was geweest, naar boven heeft gebracht, ongeveer twintig minuten in haar woning is geweest, daarna naar beneden is gegaan en naar de Opel is gelopen. Op het moment dat hij de autosleutel in het contact stopte, zag hij een auto komen aanrijden en iemand met een bivakmuts uitstappen, waarna rond 12.35 uur op hem werd geschoten. [75]
5.33
Op camerabeelden van de parkeergarage aan de [adres 31] waar de Volkswagen Golf op 5 november 2015 om 14.35 uur is aangetroffen, is te zien dat om 12:41 uur – kort na de schietpartij – de Volkswagen Golf de garage inrijdt en dat kort daarna drie personen de garage uitrennen. De uiterlijke kenmerken van deze drie personen zijn vergeleken met die van [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , die op camerabeelden van het loodsenterrein in [plaatsnaam] zijn te zien, en camerabeelden van een getuige, waarop één van de schutters is te zien. Uit de bevindingen volgt dat de broek en schoenen die [verdachte] die ochtend in [plaatsnaam] draagt, overeenkomsten vertonen met die van één van de schutters. Op de camerabeelden van de garage is bovendien te zien dat de persoon die als eerste de garage uitrent, net als de schutter een zwart petje, een zwarte doek voor het gezicht en een zwarte jas met een horizontale witte streep over de borst draagt. De kleding die [medeverdachte 1] (een spijkerbroek met witte vlekken) en [medeverdachte 2] (een vest met capuchon en een blauwe spijkerbroek) dragen, zoals is te zien op de camerabeelden van het loodsenterrein in [plaatsnaam] , komt overeen met de kleding van de tweede en derde persoon die de garage uitrennen. De persoon die als tweede de parkeergarage uitrent heeft, net als de eerste persoon en overeenkomstig getuigenverklaringen over de twee schutters, een zwarte jas aan met daarop een lichtkleurige horizontale streep over de borst. Bij de doorzoeking van het [adres 3] zijn twee verpakkingen van regenpakken aangetroffen. In deze verpakking zaten alleen twee regenbroeken, de bijbehorende regenjassen ontbraken. Gezien de afbeelding op de verpakking komen de bijbehorende regenjassen overeen met de zwarte jassen met horizontale streep over de borst die de schutters droegen. [76]
5.34
Om 12:44 uur stuurt [verdachte] naar [medeverdachte 4] het volgende bericht: “Bro laat hem einde halte gaaperplas komen snel aub” waarop [medeverdachte 4] antwoordt: “Ja hij is al onderweg ik ben uitgestapt”. [77] De metro(eind)halte [metrohalte] ligt in de directe omgeving van de parkeergarage gelegen aan het [adres 31] . De Volkswagen Polo is om 12:51 uur geregistreerd op de [adres 22] , rijdend in de richting van het [adres 23] . Het [adres 23] ligt in de directe omgeving van de parkeergarage gelegen aan het [adres 31] . Uit de historische telecomgegevens van de telefoon van [medeverdachte 3] blijkt dat deze telefoon tussen 10:45 uur en 12:49 uur een paallocatie aanstraalt niet ver van waar de Volkswagen Polo om 12:51 uur is geregistreerd en dat de telefoon tussen 12:49 uur en 12:59 uur gebruik maakt van dezelfde paallocaties als de telefoons van [medeverdachte 1] en [verdachte] . Om 20:15 uur stuurt [verdachte] naar de persoon die hij [bijnaam 1] noemt (en [medeverdachte 4] [bijnaam 8] ) het bericht dat zij niet meteen konden flammen, omdat zij geen overstap hadden en moesten wachten tot [bijnaam 3] hen zou oppikken, dat hadden ze met zijn allen afgesproken. [78]
5.35
Kort na de schietpartij is het portiek [adres 5] [huisnummer] (weer) in observatie genomen. Om 13:05 uur is gezien dat een Volkswagen Polo het [adres 5] oprijdt en dat er één persoon in de Volkswagen Polo zit. Direct daarna lopen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] over het [adres 5] , waarbij zij constant om zich heen kijken. Zij gaan vervolgens het portiek [huisnummer] binnen. Vlak daarna loopt [verdachte] op het [adres 5] , ook constant om zich heen kijkend, en ook hij betreedt vervolgens voornoemd portiek. De Volkswagen Polo staat in een parkeervak op het [adres 5] en is leeg. [79]
5.36
De rechtbank is van oordeel dat op basis van voornoemde feiten en omstandigheden buiten redelijke twijfel is komen vast staan dat degenen die geschoten hebben op [naam slachtoffer 1] samen met hun chauffeur rennend te zien zijn op de camerabeelden van 12:41 uur van de parkeergarage aan de [adres 31] . Daarbij gaat de rechtbank ervan uit dat de eerste twee personen degenen zijn die [naam slachtoffer 1] hebben beschoten en de derde persoon de chauffeur van de Volkswagen Golf was. Eveneens staat op basis van die feiten en omstandigheden buiten redelijke twijfel vast dat [verdachte] de eerste persoon, [medeverdachte 1] de tweede persoon en [medeverdachte 2] de derde persoon is die op die camerabeelden zijn te zien. Bevestiging van de daaruit volgende conclusie dat [verdachte] en [medeverdachte 1] het slachtoffer [naam slachtoffer 1] hebben neergeschoten en [medeverdachte 2] de vluchtauto van deze schutters heeft bestuurd, ziet de rechtbank bovendien in de inhoud van de PGP-berichten en de vertrouwelijke communicatie zoals die hierna nog worden besproken.
Ook heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat de verdachten met alle onderzoeksresultaten zijn geconfronteerd en meermalen de gelegenheid hebben gehad een verklaring daarover te geven. Zij hebben zich echter op nagenoeg alle punten op hun zwijgrecht beroepen.
5.37
Tussen 13:13 uur en 13:57 uur sturen [medeverdachte 4] en [verdachte] elkaar meerdere berichten, waaruit volgt dat [verdachte] tegen [medeverdachte 4] zegt dat hij richting ‘ [bijnaam 15] ’ moet komen ( [bijnaam 15] of [bijnaam 15] is de bijnaam van vermoedelijk [naam persoon 2] , degene die staat ingeschreven op het adres [adres 3] ) en geen verdacht gedrag moet vertonen. Ook stuurt hij naar [medeverdachte 4] : “maak die teli van die trekker (de rechtbank begrijpt: tracker) uit en haal die sim eruit”. In de tussentijd stuurt [medeverdachte 4] aan [bijnaam 8] om 13:57 uur het bericht: “ik ga die andere zo zien ze zijn in die osso in bijlmer maar [bijnaam 3] had me afgezet. Is kk heet op straat ze hebben hem wel gepopt maar ik weet niet of hij slaapt.” [80] De rechtbank begrijpt uit dit bericht dat er veel politie op straat is, dat ze hem wel hebben geschoten maar dat hij niet weet of hij dood is.
5.38
De rechtbank leidt uit de feiten en omstandigheden zoals genoemd in 5.34 tot en met 5.37 af dat [medeverdachte 4] vóór 12.44 uur uit de Volkswagen Polo van [medeverdachte 3] is gestapt en dat [medeverdachte 3] met zijn Volkswagen Polo [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] heeft opgehaald in de omgeving van de garage aan de [adres 31] en hen naar de [adres 5] heeft gebracht. [medeverdachte 4] komt even later op verzoek van [verdachte] ook naar het [adres 3] .
5.39
Om 14:05 uur wordt gezien dat [medeverdachte 3] het portiek [adres 5] [huisnummer] uitloopt, op een scooter stapt en wegrijdt, kort daarna terugkomt, handelingen verricht bij de aldaar geparkeerde Volkswagen Polo en uiteindelijk als bijrijder van de scooter vertrekt in de richting van het [adres 24] . Om 14:33 uur wordt [medeverdachte 3] op het [adres 24] in Amsterdam Zuidoost gezien. Uit berichtenverkeer tussen [medeverdachte 4] en [medeverdachte 3] volgt dat zij hebben afgesproken op de parkeerplaats van het [adres 25] in Amsterdam Zuidoost. Het [adres 25] is gelegen naast het [adres 24] . Om 14:47 uur stuurt [medeverdachte 4] aan [verdachte] het volgende bericht: “Heb et (de rechtbank begrijpt: zijn telefoon) al die tijd gewoon uitgelaten had puur bij me om [bijnaam 3] te bereiken we rijden nu naar jullie.” Om 14:49 uur is gezien dat [medeverdachte 3] het portiek [adres 5] [huisnummer] weer binnengaat. Om 15:01 uur wordt gezien dat [medeverdachte 1] uit het portiek van het [adres 5] [huisnummer] komt, als bijrijder op een scooter stapt en wegrijdt. [81]
5.4
Om 15:01 uur stappen [medeverdachte 3] , als bestuurder, en een man met een negroïde uiterlijk met donker gekleurde kleding aan, in de Volkswagen Polo. Om 15:12 uur staat de Volkswagen Polo leeg geparkeerd op de [adres 14] in Amsterdam Zuidoost. Dit betreft een zijstraat van de [adres 4] . Om 15:17 uur is gezien dat [medeverdachte 3] op de [adres 4] staat en in de richting van de aldaar gelegen sloot kijkt. Bij de sloot staat een persoon met een negroïde uiterlijk in het donker gekleed die in de richting van de sloot een gooiende beweging maakt. Om 15:24 uur wordt gezien dat een man met een negroïde uiterlijk, gekleed in een zwarte jas en donkerblauwe spijkerbroek, bij de Volkswagen Polo staat en op zijn telefoon kijkt. De man vertoont grote gelijkenis met de persoon die om 15:01 uur als passagier van de Volkswagen Polo is ingestapt. Uit historische telecomgegevens blijkt dat de telefoon van [medeverdachte 4] om 15:28 uur gebruik maakt van een paallocatie, hemelsbreed op minder dan 500 meter van de plek waar de negroïde man een gooiende beweging richting de sloot heeft gemaakt en hemelsbreed op 50 meter van de plaats waar de Volkswagen Polo stond geparkeerd. [82]
5.41
Zoals hiervoor onder 5.14 aangegeven, is op 6 november 2015 in voornoemde sloot de Samsung telefoon aangetroffen die gebruikt is om in te loggen op het peilbaken onder de auto van [naam slachtoffer 1] . [83]
5.42
Het observatieteam van de politie is op een later moment een foto verstrekt van [medeverdachte 4] , met de vraag of [medeverdachte 4] tijdens de observaties van 5 november 2015 is gezien. Hierop heeft het observatieteam aangegeven dat [medeverdachte 4] zeer grote gelijkenis vertoont met de persoon die omstreeks 15:18 uur aan de waterkant van de [adres 4] een gooiende beweging maakt in de richting van de sloot en omstreeks 15:24 uur bij de Volkswagen Polo stond. [84]
5.43
Op basis van de feiten en omstandigheden zoals genoemd in 5.36 en 5.40 tot en met 5.42 en de omstandigheid dat [medeverdachte 4] samen met [medeverdachte 3] vanaf 25 oktober 2015 tot aan de poging tot liquidatie [naam slachtoffer 1] veelvuldig heeft gevolgd, stelt de rechtbank vast dat [medeverdachte 4] de man is geweest die de Samsung in de sloot aan de [adres 4] heeft gegooid.
5.44
Uit berichtenverkeer op 5 november 2015 tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] tussen 17:12 uur en 17:56 uur volgt dat [medeverdachte 4] wordt gevraagd naar de Volkswagen Golf te gaan om deze te ‘piepen’ (de rechtbank begrijpt: kijken) en dat zij bij het [adres 26] afspreken. Om 19:03 uur ontvangt [medeverdachte 4] het volgende bericht van [verdachte] : “Kom terug bro”. [85] Om 19:10 uur stuurt [verdachte] aan [bijnaam 1] het bericht: “ [bijnaam 4] is geveegd”. en dat ‘ze’ [medeverdachte 4] de garage lieten zien en toen politie hoorden, waarna hij ( [verdachte] ), [bijnaam 14] ( [medeverdachte 1] ) en [bijnaam 3] ( [medeverdachte 3] ) zijn weggerend. [86] Deze berichten komen overeen met de aanhouding van [medeverdachte 4] om 19:10 uur in de directe nabijheid van de Volkswagen Golf.
5.45
Op 5 november 2015 om 20:20 uur is door de politie gezien dat [verdachte] en [medeverdachte 2] op de [adres 11] in [plaatsnaam] worden afgezet door een snorder. Zij stappen in de Fiat 500 en rijden richting Amsterdam. [87] De Fiat 500 was op 3 november 2015 heimelijk voorzien van geluidsopnameapparatuur. Tussen 20:24 uur en 20:43 uur, wordt
onder meerdoor [medeverdachte 2] tegen [verdachte] gezegd: “… maar zijn dus weggekomen” waarop [verdachte] heeft geantwoord: “wij drietjes, maar die [bijnaam 4] is geveegd gab.” Verder zegt [medeverdachte 2] : “dat die waggie op zich wel goed schoon was” en “dat hij voor de rest niks meer heeft aangeraakt”. [medeverdachte 2] zegt ook: “ik maak mij meer zorgen dat die kankerlijer nog leeft…” [verdachte] zegt tegen [medeverdachte 2] : “we hadden hem vandaag gewoon niet moeten doen gab.” Over de mogelijkheid dat zij in de parkeergarage door een beveiligingscamera zijn vastgelegd zegt [medeverdachte 2] : “maar daar sta ik ook niet echt op daar had ik een petje op en die dinges en mijn vest aan. Ze kunnen alleen mijn silhouet zien, wat willen ze daarmee.” [medeverdachte 2] zegt verder: “hij heeft echt gewoon kanker geluk gehad deze man (…) “Hij heeft zes in zijn buik gekregen” zegt [verdachte] . [88]
5.46
In de Fiat 500 hebben [verdachte] en [medeverdachte 2] tevens het volgende besproken:
[verdachte] : morgen gaat die Audi…moet die Audi weg gab.
[medeverdachte 2] : ja
[verdachte] : die semtex, en die vesten, alles.
[medeverdachte 2] : ja, die shit bij mij ook, he.
[verdachte] : ja, alles moet morgen weg. [89]
Tot slot heeft [verdachte] om 20:20 uur het volgende bericht aan [medeverdachte 1] gestuurd: “Ik ben met [bijnaam 13] ( [medeverdachte 2] ) me waki (auto) ophalen en morgen halen we die audi weg uit die loods met die semtex” waarop [medeverdachte 1] antwoordt: “Oke is goed”. [90]
5.47
Zoals eerder al vermeld, zijn kort daarna in de avond van 5 november 2015 [verdachte] , [medeverdachte 2] en even later ook [medeverdachte 1] aangehouden. [medeverdachte 3] is op een later moment aangehouden.
Aanvullend ten aanzien van de feiten 3 en 4
5.48
Op 5 november 2015 is [locatie] , gelegen op het loodsencomplex aan de [adres 11] in [plaatsnaam] , doorzocht. [91] In de loods is een gestolen personenauto van het merk Audi, type S4, voorzien van het Duitse kenteken [kenteken 4] aangetroffen. Het slot in het bestuurdersportier was geforceerd en te openen met een schroevendraaier. [92] In de kofferbak van de Audi bevond zich een aktetas met daarin acht containers, bevattende 2,2 kilogram springstof op basis van TNT en vijf elektrische slagpijpjes. In de kofferbak bevond zich ook een kartonnen doos met daarin een constructie bestaande uit een PVC pijp met elektronica, die met een slagpijpje kan worden verbonden. Naast de PVC pijp lag een afstandsbediening. De afstandsbediening was geschikt om – middels de PVC pijp met elektronica – een slagpijpje op afstand tot ontploffing te laten brengen. Het NFI concludeert dat het gaat om voorwerpen die bestemd zijn voor het treffen van personen of zaken door middel van ontploffing. [93] Op voornoemde kartonnen doos is een vingerafdruk van [medeverdachte 1] aangetroffen. [94] Tot slot is in de loods een gestolen motorscooter van het merk Piaggio met kenteken [kenteken 5] (hierna: de Piaggio) en een scooter zonder kenteken aangetroffen. [95]
5.49
De woning van [medeverdachte 2] en die van [medeverdachte 1] zijn eveneens op 5 november 2015 doorzocht. In de woning van [medeverdachte 2] is onder meer een autosleutel aangetroffen, waarmee de Volkswagen Golf kon worden geopend. [96] In de woning van [medeverdachte 1] zijn twee handelaarskentekenplaten aangetroffen, voorzien van het opschrift [kenteken 2] . [97]
5.5
De Volkswagen Golf blijkt op 6 maart 2015 te zijn gestolen. [98]

6.Zaak A: (nadere) bewijsoverwegingen

6.1.
Feiten 1 en 2: medeplegen poging tot liquidatie en medeplegen bezit van (semi-) automatische vuurwapens en munitie
De raadsman heeft, zakelijk weergegeven, betoogd dat op basis van de stukken in het dossier niet kan worden vastgesteld dat [verdachte] betrokken is geweest bij de poging tot liquidatie van [naam slachtoffer 1] , zodat hij van het onder 1 en 2 ten laste gelegde moet worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt hiertoe het volgende:
Gelet op wat is overwogen en geoordeeld onder 5, beschouwt de rechtbank [verdachte] als één van de twee schutters die, met het plan om [naam slachtoffer 1] van het leven te beroven, tenminste 34 kogels op hem hebben afgevuurd, waardoor [naam slachtoffer 1] ernstig gewond is geraakt. Zowel bij de voorbereiding hiervan als daarna heeft [verdachte] intensief samengewerkt met de andere hiervoor genoemde verdachten. Het onder 1 en 2 ten laste gelegde – het medeplegen van de poging tot moord en het medeplegen van het voorhanden hebben van (semi-)automatische vuurwapens en munitie – acht de rechtbank dan ook bewezen.
[verdachte] heeft ter terechtzitting van 6 juli 2017 voor het eerst een korte verklaring afgelegd, inhoudende dat hij op 5 november 2015 niet in de Volkswagen Golf heeft gezeten en niet op [naam slachtoffer 1] heeft geschoten. Op verdere vragen van de rechtbank en de officier van justitie heeft [verdachte] geen antwoord willen geven. Mede in het licht van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen, mist de verklaring van [verdachte] ieder begin van aannemelijkheid, zodat zijn verklaring als ongeloofwaardig terzijde wordt geschoven.
6.2.
Feit 3: medeplegen heling van twee personenauto’s, een motorscooter en een scooter
De rechtbank is, met de officier van justitie van oordeel dat kan worden bewezen dat [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van heling van de Volkswagen Golf. De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
[verdachte] wordt vrijgesproken van heling van de scooter die is aangetroffen in [locatie] te [plaatsnaam] , zoals de officier van justitie en de raadsman hebben verzocht, omdat niet kan worden vastgesteld dat deze scooter van enig misdrijf afkomstig is.
Ten aanzien van de onder 3 ten laste gelegde heling van de Audi A4 en de Piaggio motorscooter overweegt de rechtbank het volgende.
Bij de doorzoeking van [locatie] in [plaatsnaam] zijn de van diefstal afkomstige Audi A4 en Piaggio aangetroffen. Uit de foto’s van de Audi A4 en de Piaggio in het dossier blijkt dat deze duidelijk zichtbaar in de loods stonden. De loods is ook gebruikt om de Volkswagen Golf die bij de poging tot liquidatie is gebruikt en die [verdachte] met zijn mededaders voorhanden had, te verbergen. [verdachte] is meermalen bij [locatie] gezien en ook is waargenomen dat hij met [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] deze loods inging, nadat [verdachte] en [medeverdachte 2] samen de loods hadden geopend.
[verdachte] heeft in de avond van 5 november 2015 aan [medeverdachte 1] het volgende bericht gestuurd: “ik ben met [bijnaam 13] me waki ophalen en morgen halen we die audi weg uit die loods met die semtex” waarop [medeverdachte 1] heeft geantwoord: “Oke is goed”. Ook heeft [verdachte] in de avond van 5 november 2015 in de Fiat 500 tegen [medeverdachte 2] gezegd: ‘morgen moet die Audi weg, die semtex, en die vesten, alles’.
De rechtbank leidt uit het voorgaande af, in het licht van de samenwerking tussen deze verdachten bij de poging liquidatie, dat [verdachte] wist van de aanwezigheid van de Audi A4 en de Piaggio in de loods en dat hij deze, net als de Volkswagen Golf, samen met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , daar verborgen hield en daarmee dus voorhanden had. Dat [verdachte] de voertuigen met zijn mededaders verborgen hield, duidt erop dat hij bij het voorhanden krijgen ervan wist dat de voertuigen gestolen waren. De rechtbank betrekt daarbij ook dat [verdachte] geen verklaring heeft willen afleggen over het tussen hem en [medeverdachte 2] gevoerde gesprek in de Fiat 500. Ook heeft hij geen reactie willen geven op de inhoud van de berichten die hij met [medeverdachte 1] over de Audi heeft uitgewisseld. Tijdens het gesprek in de Fiat 500 en in de berichten wordt weliswaar niet gesproken over de Piaggio, maar nu de loods kennelijk werd gebruikt als heimelijke bergplaats voor van misdrijf afkomstige goederen, acht de rechtbank, bij gebreke van een andersluidende verklaring van [verdachte] , op z’n minst genomen bewezen dat [verdachte] willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij zich ook wat betreft de Piaggio schuldig maakte aan heling.
Dat [verdachte] niet zelfstandig toegang tot de loods lijkt te hebben gehad, staat niet aan een bewezenverklaring van het bestanddeel voorhanden hebben in de weg. Voor een bewezenverklaring is het niet nodig dat [verdachte] te allen tijde onverwijld over de Audi A4 en de Piaggio kon beschikken.
De rechtbank is daarom, anders dan de raadsman, van oordeel dat kan worden bewezen dat [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van opzetheling van de Audi A4 en de Piaggio.
6.3.
Feit 4: medeplegen voorhanden hebben 2,2 kilogram springstof, vijf elektrische slagpijpjes en een elektronische constructie bestemd voor het treffen van personen of zaken door middel van ontploffing
De raadsman heeft, zakelijk weergegeven, betoogd dat [verdachte] niet wist van de aanwezigheid van de voorwerpen in de kofferbak van de Audi A4. Deze voorwerpen bevonden zich bovendien niet in zijn machtssfeer. [verdachte] moet daarom van dit feit worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
In de kofferbak van de gestolen Audi A4 die [verdachte] met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] voorhanden heeft gehad, zijn aangetroffen: 2,2 kilogram springstof op basis van TNT, vijf elektrische slagpijpjes en de PVC pijp met elektronica. [verdachte] heeft op 5 november 2015 aan [medeverdachte 1] het bericht gestuurd, inhoudende dat de Audi A4 en de semtex uit de loods moesten worden weggehaald waarop de reactie van [medeverdachte 1] was: “Oke, is goed.”
Verder hebben [verdachte] en [medeverdachte 2] in de avond van 5 november 2015 in de Fiat besproken dat de Audi A4, de semtex, alles, uit de loods moest worden gehaald.
[verdachte] heeft over de goederen die in de kofferbak van de Audi A4 zijn aangetroffen, de betekenis van zijn bericht aan [medeverdachte 1] en voornoemd gesprek met [medeverdachte 2] geen enkele verklaring willen afleggen.
De rechtbank leidt uit de berichtenwisseling tussen [verdachte] en [medeverdachte 1] en het gesprek tussen [verdachte] en [medeverdachte 2] af, in het licht van de overige samenwerking tussen deze verdachten bij de poging liquidatie en de heling van de voertuigen, dat [verdachte] wist dat er springstof (in de Audi) in de loods aanwezig was en dat hij deze springstof eveneens met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] verborgen hield en daarmee voorhanden had. Zoals hiervoor ten aanzien van feit 3 is overwogen, doet de omstandigheid dat [verdachte] geen sleutel van de loods lijkt hebben gehad, daar niet aan af. Het onder 4 ten laste gelegde kan daarom worden bewezen.

7.Beoordeling zaak B

7.1.
Ten aanzien van de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [99]
7.1.1.
Feit 1: medeplegen witwassen € 8.000,-
Uit opgenomen vertrouwelijke communicatie in de Fiat 500 blijkt dat [verdachte] en [medeverdachte 1] op 4 november 2015 papiergeld tellen, in totaal € 8.000,- bestaande uit 16 briefjes van 500 euro. [verdachte] zegt tegen [medeverdachte 1] : “Zestien briefjes van vijfhonderd is acht kop”, waarbij met “kop” duizend wordt bedoeld, en iets later: “Dit is acht kop , maar je krijgt alvast vier van me”. [100] De Fiat 500 staat op dat moment aan de [adres 8] in Diemen geparkeerd, nabij de verblijfplaats van [medeverdachte 1] . [101] De (ex-)vriendin van [medeverdachte 1] heeft verklaard dat zij op dinsdag (3 november 2015) of woensdag (4 november 2015) € 2.000,- bestaande uit 4 briefjes van € 500,- van [medeverdachte 1] heeft gekregen. [102] Van [verdachte] is geen noemenswaardig inkomen of vermogen bekend. [103]
Bij de beoordeling van de vraag of [verdachte] zich aan witwassen schuldig heeft gemaakt, overweegt de rechtbank het volgende. Als uitgangspunt moet worden genomen dat het onderzoek in de onderhavige zaak geen direct bewijs heeft opgeleverd dat het geldbedrag van € 8.000,- van enig misdrijf afkomstig is. Daarom zal ten eerste moeten worden vastgesteld of de aangedragen feiten en omstandigheden van dien aard zijn dat zonder meer van een vermoeden van witwassen sprake is.
Het is een feit van algemene bekendheid dat vele vormen van criminaliteit gepaard gaan met (grote hoeveelheden) contant geld en dat coupures van € 500,- in het normale betalingsverkeer een zeldzaamheid zijn. Daarbij tekent de rechtbank bovendien aan dat het fysiek vervoeren en overdragen van grote bedragen in contanten niet gebruikelijk is en het veiligheidsrisico’s met zich brengt. Van [verdachte] is bovendien geen noemenswaardig inkomen bekend zodat een legale herkomst niet aannemelijk is.
De hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden, in samenhang bezien met de context van deze strafzaak, zijn van dien aard dat zij het vermoeden van witwassen rechtvaardigen. Van [verdachte] mocht daarom worden verwacht dat hij een verklaring gaf over de herkomst van het bedrag van € 8.000,-. Dat heeft hij niet gedaan. De rechtbank kan dan niet anders dan concluderen dat het geld uit enig misdrijf afkomstig is.
De rechtbank acht, met de officier van justitie, bewezen dat [verdachte] € 8.000,- voorhanden heeft gehad en dat hij daarvan € 2.000,- heeft overgedragen aan [medeverdachte 1] , die dit bedrag vervolgens op zijn beurt weer heeft overgedragen aan zijn (ex-)vriendin.
7.1.2.
Feit 2: diefstal/heling bromfietsplaat
Op 27 augustus 2015 omstreeks 22:00 uur is de Fiat 500, met [verdachte] als bestuurder, gecontroleerd. Daarbij is in de Fiat 500 een kentekenplaat van een bromfiets met kenteken [kenteken] aangetroffen. Nadat [verdachte] was heengezonden, bleek dat voornoemde kentekenplaat was gestolen. De Fiat 500 is vervolgens getraceerd, waarna [verdachte] , wederom als bestuurder van de Fiat 500, op 28 augustus 2015 omstreeks 00:45 uur is aangehouden op verdenking van heling. [104] Blijkens de aangifte van [naam aangever] is de kentekenplaat in de nacht van 26 op 27 augustus 2015 gestolen. [105] Uit observaties, de bakengegevens van de Fiat 500 en de OVC-gesprekken volgt verder dat [verdachte] ook na deze aanhouding doorgaans de bestuurder van deze Fiat 500 was. [106]
De raadsman stelt zich op het standpunt dat de verdenking, zoals weergegeven onder feit 2, al is geseponeerd. Het openbaar ministerie moet daarom in de vervolging van dit feit niet-ontvankelijk worden verklaard.
De rechtbank is van oordeel dat op geen enkele wijze is gebleken – door bijvoorbeeld overlegging van een sepotbeslissing – dat onderhavig feit zou zijn geseponeerd. Dit verweer wordt dan ook verworpen.
Verder is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden bewezen dat [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan de diefstal van de bromfietskentekenplaat, zodat hij van het onder 2 primair ten laste gelegde wordt vrijgesproken.
Het onder 2 subsidiair ten laste gelegde, de heling van de bromfietskentekenplaat, kan wel worden bewezen. De bromfietskentekenplaat werd daags na de diefstal in de Fiat 500 aangetroffen. Zowel bij de controle van de Fiat 500 als bij de aanhouding, bijna drie uur later, was [verdachte] de bestuurder van de Fiat 500. De rechtbank leidt hieruit af dat [verdachte] , als bestuurder en gebruiker van de Fiat 500, feitelijke zeggenschap had over de in de Fiat 500 aangetroffen goederen, waaronder de bromfietskentekenplaat, en deze aldus voorhanden heeft gehad. Voor de vaststelling dat [verdachte] ten tijde van het voorhanden krijgen van de kentekenplaat ook wist dat de bromfietskentekenplaat was gestolen, acht de rechtbank relevant dat de Fiat 500 werd gebruikt bij de voorbereiding van de liquidatie op [naam slachtoffer 1] en de bromfietskentekenplaat, tezamen met nieuwe regenpakken, een zwarte pet en zwarte handschoenen, in een tas in de kofferbak van de Fiat 500 is aangetroffen. De rechtbank betrekt hierbij ook dat [verdachte] geen enkele verklaring heeft willen afleggen over de gestolen bromfietskentekenplaat.
7.1.3.
Feit 3: medeplegen vernieling/beschadiging Mazda
Na de schietpartij op 5 november 2015 in Diemen heeft de forensische opsporing bij meerdere geparkeerde auto’s ter hoogte van het perceel [adres 6] te Diemen in- en doorschoten geconstateerd. Eén van deze auto’s is een auto van het merk Mazda, waarbij een inschot in het linker voorportier zichtbaar is. [107] Tijdens het onderzoek aan deze auto is op de vloer voor de bestuurdersstoel een kern van een projectiel aangetroffen. [108] Op 9 november 2015 heeft de eigenares van de Mazda aangifte gedaan van vernieling/beschadiging van haar auto. [109]
Zoals in zaak A is geoordeeld, was [verdachte] één van de schutters bij de poging tot liquidatie van [naam slachtoffer 1] op 5 november 2015. Door minstens 34 keer te schieten op een parkeerplaats waar auto’s staan, heeft [verdachte] samen met zijn mededaders bewust de aanmerkelijke kans genomen dat geparkeerde auto’s zouden worden geraakt. Omdat sprake is van een inschot en deze aantasting van de Mazda middels een reparatie kan worden hersteld, acht de rechtbank de onder 3 ten laste gelegde beschadiging bewezen.

8.Voorwaardelijke verzoeken

Het voorwaardelijke verzoek van de raadsman om, indien de rechtbank van oordeel is dat geen sprake is van enig vormverzuim en de rechtbank tot een bewezenverklaring komt van de aan de verdachte ten laste gelegde feiten, de aan zijn pleitnotities gehechte onderzoekswensen alsnog toe te wijzen, wordt afgewezen. De raadsman heeft deze verzoeken ook al gedaan bij aanvang van de inhoudelijke behandeling op 6 juli 2017. De rechtbank heeft de verzoeken toen gemotiveerd verworpen. De noodzaak tot het toewijzen van deze onderzoekswensen is de rechtbank nog steeds niet gebleken.

9.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 5 tot en met 7 genoemde bewijsmiddelen en bewijsoverwegingen bewezen dat verdachte:
Zaak A
ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde,
op 5 november 2015 te Diemen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk en met voorbedachten rade [naam slachtoffer 1] van het leven te beroven, tezamen en in vereniging met anderen, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, van korte afstand met vuurwapens 34 kogels op het lichaam van die [naam slachtoffer 1] heeft geschoten, waardoor die [naam slachtoffer 1] meermalen in zijn lichaam is geraakt,
ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde,
op 5 november 2015 te Diemen, tezamen en in vereniging met anderen, wapens van categorie II, te weten: vuurwapens, geschikt om automatisch te vuren, of categorie III, te weten: vuurwapens in de vorm van een geweer of pistool voor zover niet vallend onder categorie II sub 2e, en munitie van categorie III, te weten 34 patronen, kaliber 7.62x39, voorhanden heeft gehad,
ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde,
op 5 november 2015 te [plaatsnaam] , tezamen en in vereniging met anderen,
- een personenauto, merk: Volkswagen Golf met kenteken [kenteken 3] en
- een personenauto, merk: Audi S4 met Duits kenteken [kenteken 4] en
- een motorscooter, merk Piaggio met kenteken [kenteken 6]
voorhanden heeft gehad, terwijl hij en zijn mededaders ten tijde van het voorhanden krijgen wisten dat het door misdrijf verkregen goederen betroffen,
ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde,
op 5 november 2015 te [plaatsnaam] , tezamen en in vereniging met anderen, voorhanden heeft gehad:
onderdelen die specifiek bestemd zijn voor wapens als bedoeld in artikel 2 lid 1 categorie II, onder 7e, te weten: wapens bestemd voor het treffen van personen of zaken door middel van ontploffing, en die van wezenlijke aard zijn,
te weten:
- acht containers, bevattende totaal ongeveer 2,2 kilogram springstof op basis van TNT, en
- vijf elektrische slagpijpjes, en
- een constructie bestaande uit een PVC pijp die met een slagpijpje kan worden verbonden, welk slagpijpje met een afstandsbediening op afstand tot ontploffing kan worden gebracht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
Zaak B
ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde,
op 4 november 2015 te Diemen zich heeft schuldig gemaakt aan witwassen, immers heeft hij een geldbedrag van € 8.000,- in 16 briefjes van € 500,- voorhanden gehad, waarvan hij € 2.000,- in 4 briefjes van € 500,- heeft overgedragen, terwijl hij wist dat dat geldbedrag – onmiddellijk of middellijk – afkomstig was uit enig misdrijf,
ten aanzien van het onder 2 subsidiair ten laste gelegde,
op 27 augustus 2015 te Amsterdam een bromfietskentekenplaat 55-DXS-71 voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van dat goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof,
ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde,
op 5 november 2015 te Diemen, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk en wederrechtelijk een personenauto merk Mazda, kenteken [kenteken 7] , toebehorende aan [naam persoon 3] , heeft beschadigd, immers hebben verdachte en zijn mededaders, in de nabijheid van die Mazda met vuurwapens meerdere kogels afgevuurd, waarvan één kogel in het bestuurdersportier van voornoemde Mazda is ingeslagen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

10.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

11.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

12.Motivering van de straf

12.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat [verdachte] zal worden veroordeeld tot 18 jaar gevangenisstraf met aftrek van voorarrest.
De officier van justitie is van mening dat voor de poging tot moord in beginsel een gevangenisstraf van 14 jaar passend en geboden is voor alle verdachten. Gezien de zeer intensieve en nauwe samenwerking tussen de verdachten ziet de officier van justitie geen reden om bij de straf die zij als uitgangspunt heeft genomen voor de poging tot moord onderscheid te maken tussen de verschillende verdachten.
De ernst van de andere strafbare feiten, een eerdere veroordeling voor doodslag tijdens zijn adolescentie, zijn proceshouding en het niet meewerken aan persoonlijkheidsonderzoek hebben geleid tot de uiteindelijke strafeis.
12.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit om bij bewezenverklaring van de strafbare feiten een veel lagere gevangenisstraf op te leggen. Gelet op de gevangenisstraffen die in andere zaken voor een poging tot moord zijn opgelegd, is 14 jaar een veel te hoog uitgangspunt, aldus de raadsman.
12.3.
Het oordeel van de rechtbank
Verdachten hebben geprobeerd om [naam slachtoffer 1] te liquideren. De aanslag is lang en intensief voorbereid. Op 5 november moest het dan echt gebeuren. Koste wat het kost moest [naam slachtoffer 1] die dag dood. Met (semi-) automatische vuurwapens zijn minimaal 34 kogels op [naam slachtoffer 1] afgevuurd. [naam slachtoffer 1] is meerdere keren geraakt in zijn rug en buik . Het is een wonder dat hij de aanslag heeft overleefd. Er zaten 18 schotbeschadigingen in zijn auto, waaronder in de rugleuning en de hoofdsteun van de bestuurderstoel. Zwaargewond is hij naar het ziekenhuis afgevoerd. Hij moest geopereerd worden en er zijn kogels uit zijn lichaam verwijderd. Op dit moment heeft [naam slachtoffer 1] nog steeds pijn doordat niet alle kogels en kogelresten uit zijn lichaam verwijderd konden worden. Op zijn verzoek zal hij binnenkort nogmaals geopereerd worden om nog een kogel te verwijderen. Bij deze ingreep kunnen complicaties optreden. Uit de toelichting van zijn advocaat op zitting blijkt dat de aanslag het leven van [naam slachtoffer 1] en zijn familie voorgoed heeft veranderd.
De aanslag is niet alleen ingrijpend geweest voor [naam slachtoffer 1] en zijn familie. Ook voor de bewoners van de [adres 6] in Diemen is de aanslag een heftige gebeurtenis geweest. Midden op de dag is in hun woonwijk in het wilde weg geschoten. Er hadden zo maar meer slachtoffers kunnen vallen. Een getuige kwam net aanrijden op de parkeerplaats toen er werd geschoten. Een andere getuige heeft verklaard dat normaal op het tijdstip van schieten veel buurtbewoners hun hond uitlaten op deze plek. Het meedogenloze en levensgevaarlijke handelen van verdachten heeft gevoelens van angst en onveiligheid bij de buurtbewoners en vele andere mensen in de samenleving opgeroepen. De rechtbank rekent hun dat zwaar aan.
De liquidatiegolf in Amsterdam gaat maar door. Dit dwingt de rechtbank hoge gevangenisstraffen op te leggen. Mogelijk dat daar uiteindelijk een preventief effect vanuit gaat, zodat kan worden voorkomen dat steeds opnieuw mensenlevens worden verwoest en de inwoners van Amsterdam met vuurwapengeweld in hun woonomgeving worden geconfronteerd. De omstandigheid dat [naam slachtoffer 1] de aanslag heeft overleefd maakt het meedogenloze handelen van verdachten ook niet minder ernstig en de noodzaak tot bescherming van de maatschappij tegen verdachten niet minder groot.
Anders dan de officier van justitie maakt de rechtbank bij de strafoplegging onderscheid in de rol die iedere verdachte heeft gehad bij de aanslag. Deze rollen zijn niet uitwisselbaar. De daadwerkelijke schutters verdienen naar het oordeel van de rechtbank de hoogste straf en ook een hogere straf dan de officier van justitie als uitgangspunt heeft genomen. Tegen personen die bereid en in staat zijn om als moordcommando op te treden, dient de maatschappij het meest beschermd te worden. [verdachte] en [medeverdachte 1] waren de twee schutters. De rechtbank acht voor alleen de poging tot liquidatie voor [verdachte] en [medeverdachte 1] een gevangenisstraf van 16 jaar als uitgangspunt passend en noodzakelijk. Daarbij is dan nog geen rekening gehouden met hun strafblad.
De volgende feiten en omstandigheden leiden tot een verhoging van bovengenoemde gevangenisstraf voor [verdachte] .
[verdachte] heeft zich naast de aanslag op [naam slachtoffer 1] ook schuldig gemaakt aan het bezit van een grote hoeveelheid explosieven, heling van voertuigen en witwassen. De grote hoeveelheid explosieven die [verdachte] samen met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] voorhanden heeft gehad, versterkt het beeld dat we te maken hebben met criminelen die zich niet bekommeren om mensenlevens of ‘collateral damage’. Uit onderzoek blijkt dat het gebruik van slechts één van de blokken TNT dodelijk kan zijn voor personen die zich op een afstand van meerdere meters bevinden.
[verdachte] is in 2001 ook veroordeeld voor doodslag. Hij heeft toen twee jaar jeugddetentie en de maatregel plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (de zogenaamde PIJ-maatregel) opgelegd gekregen. Tijdens het persoonlijkheidsonderzoek in die strafzaak is een onderontwikkelde persoonlijkheid met antisociale en narcistische kenmerken vastgesteld. De intensieve behandeling en begeleiding tijdens de PIJ-maatregel hebben niet kunnen voorkomen dat [verdachte] opnieuw heeft geprobeerd om iemand van het leven te beroven. Gelet hierop zien de psychiater en psycholoog van het Pieter Baan Centrum aanwijzingen dat de problemen in de persoonlijkheid van [verdachte] tijdens zijn adolescentie zich hebben ontwikkeld tot een antisociale persoonlijkheidsstoornis. Zij hebben dit echter niet kunnen vaststellen omdat [verdachte] niet mee heeft willen werken aan persoonlijkheidsonderzoek.
De eerdere veroordeling voor doodslag, de aanwijzingen die er zijn voor een antisociale persoonlijkheidsstoornis, de omstandigheid dat [verdachte] niet mee heeft willen werken aan persoonlijkheidsonderzoek en de omstandigheid dat hij op zitting geen verantwoording heeft willen afleggen voor zijn daden of inzicht heeft willen geven in zijn persoonlijkheid, doen het ergste voor de toekomst vrezen. Gelet op de aangetroffen berichten in zijn PGP-telefoon stond hij in contact met een persoon die de opdrachtgever van de liquidatiepoging lijkt te zijn en die hem verantwoordelijk houdt voor de fouten die zijn gemaakt. De rechtbank houdt het ervoor dat [verdachte] een beroepscrimineel van de ergste soort is die zich ophoudt in kringen waarin liquidatie-opdrachten worden gegeven en ontvangen. De voorgaande vaststellingen dwingen de rechtbank ertoe de maatschappij een hele lange tijd tegen [verdachte] te beschermen.
Het bovenstaande leidt tot de volgende straf voor [verdachte] : een gevangenisstraf van 20 jaar, met aftrek van voorarrest.

13.Beslag

Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen:
1. Personenauto [kenteken 1] , Fiat 500
3) Personenauto [kenteken 8] , Audi S4
4) Motorfiets [kenteken 6] , Piaggio MP3 500
5) Motorfiets [kenteken 9] Duits, Gilera runner 125
6) Geld, 150 briefjes van 20 euro, totaal 3.000 euro
7) Geld, 18 briefjes van 50 euro, totaal 900 euro
8) Baken, AL200.03.001
9) Sleutelbos, AL200.3.002
10) Sleutelbos
11) Harddisk, AL200.03.004
12) Horloge, Rolex Dames incl. doos, AL200.01.02.001
13) Doos, Rolex horloge, AL200.02.01.001
14) GSM Scanner, AL200.01.001
De rechtbank beslist ten aanzien van deze voorwerpen als volgt:
- het
onder 1 vermelde voorwerpwordt op grond van artikel 33a, eerste lid, sub c en tweede lid, sub a van het Wetboek van Strafrecht verbeurdverklaard;
- de
onder 3, 4 en 5 vermelde voorwerpenworden bewaard ten behoeve van de rechthebbende;
- de
onder 8 en 14 vermelde voorwerpenworden onttrokken aan het verkeer, nu deze voorwerpen zijn aangetroffen in het onderzoek naar de door [verdachte] begane misdrijven, terwijl zij kunnen dienen tot het begaan van een soortgelijk misdrijf en van zodanige aard zijn, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang;
- ten aanzien van de
onder 6, 7, 9, 10, 11, 12 en 13 vermelde voorwerpenzal de teruggave aan [verdachte] worden gelast. Dit laat eventueel conservatoir beslag onverlet.

14.Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

14.1
De vordering
De benadeelde partij [naam slachtoffer 1] vordert € 227.400,01, bestaande uit € 202.400,01 aan materiële schadevergoeding [110] en € 25.000,- aan immateriële schadevergoeding, vermeerderd met wettelijke rente. De raadsvrouw van de benadeelde partij heeft de vordering middels de door haar op 28 juni 2017 per e-mail verstrekte schriftelijke bescheiden toegelicht. Voor zover de schadeposten door het openbaar ministerie of de verdediging zijn betwist, worden deze hieronder besproken.
14.2.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft het standpunt ingenomen dat de vordering gedeeltelijk moet worden toegewezen, te weten tot een bedrag van € 31.197,35, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Ten aanzien van de materiële schade is, kort gezegd, betoogd dat het gevorderde bedrag aan kleding (post 1) tot de helft dient te worden gematigd, omdat de vordering uitgaat van de nieuwwaarde van deze kleding. Ten aanzien van het kwijtgeraakte horloge (post 1) is onvoldoende vast komen te staan dat [naam slachtoffer 1] dit horloge ten tijde van het delict droeg en als rechtstreeks gevolg van de schietpartij heeft verloren, zodat dit deel van de vordering moet worden afgewezen.
De gestelde inkomstenderving (post 3) is onvoldoende onderbouwd, zodat dit deel van de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard. De gevorderde kosten van € 2.115,- voor inschakeling van de rekenkundige [naam] (post 7) zien deels op nog niet gemaakte kosten, zodat dit onderdeel van de vordering moet worden beperkt tot de gemaakte kosten van
€ 363,-.
De gevorderde immateriële schade van € 25.000,- is redelijk, gezien de ernst van het letsel en de impact die het misdrijf op het leven van [naam slachtoffer 1] heeft gehad en zal hebben, zodat deze in zijn geheel toewijsbaar is.
14.3.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair aangevoerd dat de vordering, gelet op de bepleite vrijspraak, niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Indien de rechtbank tot een veroordeling komt, moet de vordering voor wat betreft de kosten voor het kwijtgeraakte horloge (post 1) en de gestelde inkomstenderving (post 3) niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat deze te complex en onvoldoende onderbouwd zijn. De behandeling ervan levert daarom een onevenredige belasting van het strafgeding op.
Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade heeft de raadsman het standpunt ingenomen dat deze moet worden gematigd.
14.4.
Het oordeel van de rechtbank
Naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat [naam slachtoffer 1] als gevolg van het bewezen geachte rechtstreeks schade heeft geleden.
Materiële schade
De rechtbank acht toewijzing van de schadeposten 1, 2, 4 en een gedeelte van schadepost 7 aan de orde.
[naam slachtoffer 1] heeft gesteld en voldoende bewezen dat hij, toen hij werd beschoten, kleding droeg ter waarde van € 1.390,92. Dat die kleding verloren is gegaan als gevolg van de schietpartij, is ook voldoende komen vast te staan en was voorzienbaar. Ook heeft [naam slachtoffer 1] gesteld en voldoende bewezen dat hij op dat moment een horloge droeg ter waarde van € 11.450,-, en dat hij dit horloge als gevolg van het delict is kwijtgeraakt. Het verlies van het horloge en de daardoor ontstane schade kan aan verdachte worden toegerekend.
De medische kosten, de reiskosten en de kosten huishoudelijke hulp/verlies zelfredzaamheid die door de benadeelde partij zijn gevorderd, zijn ontstaan als gevolg van het delict zodat die schadeposten ten bedrage van € 1.515,- en € 63,89 en € 3.560,20 worden toegewezen (post 2, 4 en een gedeelte van post 7).
De vordering is voor wat betreft de gevorderde inkomstenderving alsmede de kosten ter berekening daarvan op dit moment onvoldoende onderbouwd, terwijl een nadere onderbouwing daarvan een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren, zodat [naam slachtoffer 1] in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk zal worden verklaard.
Tot slot waardeert de rechtbank de immateriële schade zoals verzocht op een bedrag van
€ 25.000,- De rechtbank heeft daarbij aansluiting gezocht bij soortgelijke zaken als de onderhavige. Ook is acht geslagen op de ernst van het letsel en de impact die het misdrijf op het leven van [naam slachtoffer 1] en zijn gezin heeft gehad en zal hebben, alsmede de omstandigheid dat bij de benadeelde partij als gevolg van het bewezen geachte mogelijk sprake is van een posttraumatische stresstoornis.
Gelet op het voorgaande, waardeert de rechtbank de schade op een totaal bedrag van
€ 42.980,01, bestaande uit € 17.980,01 aan materiële schade en € 25.000,- aan immateriële schade. De vordering kan dan ook tot dat bedrag hoofdelijk worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente.
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die [naam slachtoffer 1] heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
[naam slachtoffer 1] zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering. Hij kan het resterende deel van zijn vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
In het belang van [naam slachtoffer 1] wordt, als extra waarborg voor betaling, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan de verdachte opgelegd.

15.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 33, 33a, 36b, 36c, 36d, 36f, 45, 47, 57, 289, 350, 416, 420bis van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze wettelijke voorschriften zijn toepasselijk zoals geldend ten tijde van het bewezen geachte.

16.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het in zaak A onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 9 is vermeld.
Verklaart bewezen dat verdachte het in zaak B onder 1, 2 subsidiair en 3 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 9 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Zaak A
Ten aanzien van het onder 1 bewezen verklaarde
medeplegen van poging tot moord
Ten aanzien van het onder 2 bewezen verklaarde
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II of III, meermalen gepleegd
en
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot munitie van categorie III
Ten aanzien van het onder 3 bewezen verklaarde
medeplegen van opzetheling, meermalen gepleegd
Ten aanzien van het onder 4 bewezen verklaarde
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II
Zaak B
Ten aanzien van het onder 1 bewezen verklaarde
witwassen
Ten aanzien van het onder 2 subsidiair bewezen verklaarde
opzetheling
ten aanzien van het onder 3 bewezen verklaarde
medeplegen van beschadiging
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 20 jaar.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beslag
Verklaart verbeurdhet onder 1 op de beslaglijst vermelde voorwerp.
Onttrekt aan het verkeerde onder 8 en 14 op de beslaglijst vermelde voorwerpen.
Gelast de bewaringten behoeve van de rechthebbende van de onder 3, 4 en 5 op de beslaglijst vermelde voorwerpen.
Gelast de teruggaveaan [verdachte] van de onder 6, 7, 9, 10, 11, 12 en 13 op de beslaglijst vermelde voorwerpen.
Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel
Wijst de vordering van [naam slachtoffer 1] , domicilie kiezend ten kantore van zijn raadsvrouw mr. E. Huls, [adres 27] , toe tot een bedrag van € 42.980,01, bestaande uit € 17.980,01 aan materiële schade en € 25.000,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 november 2015 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [naam slachtoffer 1] voornoemd, behalve voor zover deze vordering al door of namens anderen is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in zijn vordering is.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [naam slachtoffer 1] , € 42.980,01 aan de Staat te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 november 2015 tot aan de dag der algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal wordt deze betalingsverplichting vervangen door hechtenis van 249 dagen. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. B.E. Mildner, voorzitter,
mrs. P.B. Martens en C.C.M. Oude Hengel, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. T. van de Kraats, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 20 juli 2017.

Voetnoten

1.Proces-verbaal van bevindingen, zaaksdossier C01, p. 81-083.
2.Proces-verbaal van bevindingen, zaaksdossier C01, p 86-087.
3.Proces-verbaal van bevindingen, zaaksdossier C01, p. 85.
4.Proces-verbaal van bevindingen, Algemeen Dossier, p. 47.
5.Proces-verbaal van verdenking, zaaksdossier C01, p. 75-76.
6.p. Afschermproces-verbaal, zaaksdossier C01, p 77.
7.Proces-verbaal aanvraag bevel stelselmatige observatie, BOB dossier, p. 11-12.
8.Bevel observatie en aanvulling bevel observatie, BOB dossier, p. 15-17.
9.Proces-verbaal aanvraag bevel opnemen van vertrouwelijke communicatie met een technisch hulpmiddel, BOB dossier, p. 38-39.
10.Bevel tot het opnemen van vertrouwelijke communicatie met een technisch hulpmiddel, BOB dossier p. 40-43
11.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
12.Proces-verbaal 26Tandem, zaaksdossier C01, p. 26.
13.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 1] , zaaksdossier C01 p. 702, proces-verbaal verhoor getuige [getuige 2] , zaaksdossier C01,
14.Proces-verbaal van bevindingen PD, zaaksdossier C01, p. 169-173.
15.Letselverklaring p. 692-693, proces-verbaal van verhoor aangever, zaaksdossier C01, p. 682-683 en een proces-verbaal ontvangen foto’s m.b.t. letsel, zaaksdossier C01, p. 687-691.
16.Proces-verbaal van bevindingen FO, zaaksdossier C01, p. 183-192 en een proces-verbaal van bevindingen FO, zaaksdossier C01, p. 283-286.
17.Rapport NFI munitieonderzoek, zaaksdossier C01, p. 287-296, proces-verbaal van bevindingen FO Schootslijnen, zaaksdossier C01, p. 297-313 en een proces-verbaal onderzoek wapens en munitie van 6 april 2017, niet doorgenummerd.
18.Proces-verbaal van observatie van 5 november 2015, zaaksdossier C01, p. 956-961.
19.Proces-verbaal van aanhouding [medeverdachte 4] , persoonsdossier B04, p. 10-12, proces-verbaal rectificatie tijdstippen m.b.t. aanhouding [medeverdachte 4] , persoonsdossier B04, p. 19.
20.Proces-verbaal van aanhouding [verdachte] , zaaksdossier B01 p. 13-15, proces-verbaal van aanhouding [medeverdachte 2] , zaaksdossier B03, p. 8-10 en een proces-verbaal van bevindingen, zaaksdossier C01, p. 94.
21.Proces-verbaal van aanhouding [medeverdachte 1] , B02 p. 10-13.
22.Proces-verbaal van aanhouding [medeverdachte 3] , B05 p. 8-9.
23.Kennisgeving van inbeslagneming, beslagdossier, p. 437.
24.Proces-verbaal van inbeslagneming [medeverdachte 4] , beslagdossier, p. 447.
25.Verslag van binnentreden en proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming, beslagdossier, p. 128-137.
26.Proces-verbaal Blackberry [verdachte] , zaaksdossier C01, p. 1016.
27.Proces-verbaal van bevindingen Blackberries, zaaksdossier C01, p. 1013.
28.Proces-verbaal van bevindingen, zaaksdossier C01, p. 462.
29.Proces-verbaal van bevindingen Blackberries, zaaksdossier C01, p. 1013- 1014.
30.Proces-verbaal van bevindingen, zaaksdossier C01, p 478.
31.Een NFI rapportage, inhoudende onderzoek aan 4 mobiele telefoons naar aanleiding van een poging liquidatie in Amsterdam op 5 november 2015, zaaksdossier A, p. 184-191, een proces-verbaal van bevindingen Blackberries, zaaksdossier C01, p. 1011-1014, een proces-verbaal Blackberry [verdachte] , zaaksdossier C01, p. 1015-1021, een proces-verbaal Blackberry [medeverdachte 4] , zaaksdossier C01, p. 1022-1038 en een proces-verbaal van bevindingen PGP-toestel [medeverdachte 2] , zaaksdossier C01, p. 1277-1279.
32.Proces-verbaal van bevindingen PGP-toestel [medeverdachte 2] , zaaksdossier C01, p. 1277.
33.Proces-verbaal van bevindingen PGP-toestel [medeverdachte 2] , zaaksdossier C01, p. 1278.
34.Proces-verbaal van bevindingen, zaaksdossier C01, p. 464-465 en een kennisgeving van inbeslagneming, zaaksdossier E, p. 111-112.
35.Proces-verbaal BlackBerry IGB [medeverdachte 1] , zaaksdossier C01, p. 1039-1040 en een proces-verbaal van bevindingen Blackberries, zaaksdossier C01, p. 1011-1014.
36.Proces-verbaal van bevindingen, zaaksdossier C01, p. 468-471.
37.Proces-verbaal Blackberry igb [medeverdachte 3] , zaaksdossier C01, p. 1041-1042.
38.Proces-verbaal van bevindingen mbt het baken onder het voertuig in gebruik bij [naam slachtoffer 1] , zaaksdossier C01, p. 1096.
39.Proces-verbaal van bevindingen Blackberries, zaaksdossier C01. p. 1012.
40.Proces-verbaal sporenonderzoek, zaaksdossier C01, p. 350.
41.Proces-verbaal verstrekking gevorderde gegevens, zaaksdossier C01, p. 396-423 en proces-verbaal van bevindingen GPS locaties, zaaksdossier C01, p. 425-432.
42.Proces-verbaal van bevindingen, zaaksdossier C01, p. 433-434.
43.Proces-verbaal van verstrekking gevorderde gegevens, zaaksdossier C01, p. 396-401.
44.Proces-verbaal van bevindingen relatie baken [nummer 5] en imei [nummer 4] , zaaksdossier C01, p. 445-456.
45.Proces-verbaal van bevindingen, zaaksdossier C01 p. 93-106.
46.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 5] , zaaksdossier C02, p. 16-24.
47.Proces-verbaal van observatie, zaaksdossier C01, p. 890-898.
48.Proces-verbaal van verhoor [getuige 6] , zaaksdossier C01, p. 806-811
49.Proces-verbaal 26Tandem, zaaksdossier C01, p. 15-16, proces-verbaal van observatie, zaaksdossier C01, p. 900-905.
50.Proces-verbaal 26Tandem, zaaksdossier C01, p. 15-24.
51.Proces-verbaal van observatie, zaaksdossier C01, p. 912-914.
52.Proces-verbaal van bevindingen mbt het baken onder het voertuig van [naam slachtoffer 1] in combinatie met overige onderzoeksgegevens, zaaksdossier C01, p. 1098-1104.
53.Proces-verbaal van observatie, zaaksdossier C01, p. 915-920
54.Proces-verbaal van bevindingen mbt het baken onder het voertuig van [naam slachtoffer 1] in combinatie met overige onderzoeksgegevens, zaaksdossier C01, p. 1104-1120.
55.Proces-verbaal BlackBerry [medeverdachte 4] , zaaksdossier C01, p. 1023-1024.
56.Proces-verbaal van bevindingen mbt het baken onder het voertuig van [naam slachtoffer 1] in combinatie met overige onderzoeksgegevens, zaaksdossier C01, p. 1105.
57.Proces-verbaal BlackBerry [medeverdachte 4] , zaaksdossier C01, p. 1024-1025.
58.Proces-verbaal van observatie, zaaksdossier C01 p. 922-924.
59.Proces-verbaal van bevindingen, zaaksdossier C01, p. 435-437 en een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 7] , zaaksdossier C01, p. 814-816.
60.Proces-verbaal van bevindingen inlog Samsung Galaxy Core 2, zaaksdossier C01, p. 438-439.
61.Proces-verbaal van bevindingen PGP-toestel [medeverdachte 2] , zaaksdossier C01, 1277-1279.
62.Proces-verbaal BlackBerry [medeverdachte 4] , zaaksdossier C01, p. 1030.
63.Proces-verbaal van observatie van 3 november 2015, zaaksdossier C01 p. 925-931.
64.Proces-verbaal van bevindingen, zaaksdossier C01, p. 143-144 en een proces-verbaal doorzoeking ter inbeslagneming, beslagdossier, p. 108-109.
65.Proces-verbaal BlackBerry [medeverdachte 4] , zaaksdossier C01, p. 1030.
66.Proces-verbaal van bevindingen mbt het baken onder het voertuig in gebruik bij [naam slachtoffer 1] in combinatie met overige onderzoeksgegevens, zaaksdossier C01, p. 1113-1118.
67.Proces-verbaal BlackBerry [medeverdachte 4] , zaaksdossier C01, p. 1031-1033.
68.Proces-verbaal BlackBerry [medeverdachte 4] , zaaksdossier C01, p. 1033-1034.
69.Proces-verbaal van bevindingen identificatie [medeverdachte 1] 5 november 2015, zaaksdossier C01, p. 145-150.
70.Proces-verbaal van bevindingen mbt 5 november 2015, zaaksdossier C01, p. 1127-1128.
71.Proces-verbaal van bevindingen camerabeelden, zaaksdossier C01, p. 156 – 165, proces-verbaal van bevindingen, zaaksdossier C01 p. 151-153, proces-verbaal van bevindingen, zaaksdossier C01, p. 166 en een proces-verbaal van bevindingen OVC 5 november 2015, zaaksdossier C01, p. 867-876.
72.Proces-verbaal van observatie van 5 november 2015, zaaksdossier C01, p. 936.
73.Proces-verbaal van bevindingen mbt 5 november 2015, zaaksdossier C01, p. 1131-1135.
74.Proces-verbaal sporenonderzoek, zaaksdossier C01, p. 367-372, een proces-verbaal gevorderde gegevens, zaaksdossier C01, p. 396-423 en een proces-verbaal BlackBerry [medeverdachte 4] , zaaksdossier C01, p. 1033-1034.
75.Proces-verbaal van bevindingen mbt 5 november 2015, zaaksdossier C01, p. 1135-1147.
76.Proces-verbaal van bevindingen, zaaksdossier C01, p. 358-363.
77.Proces-verbaal Blackberry [medeverdachte 4] , zaaksdossier C01, p. 1035.
78.Proces-verbaal van bevindingen, zaaksdossier C01, p. 1151-1154.
79.Proces-verbaal van observatie van 5 november 2015, zaaksdossier C01 p. 939-944.
80.Proces-verbaal Blackberry [medeverdachte 4] , zaaksdossier C01, p. 1035 en een proces-verbaal van bevindingen mbt 5 november 2015, zaaksdossier C01, p. 1155-1157.
81.Proces-verbaal van bevindingen, zaaksdossier C01, p. 1157-1160.
82.Proces-verbaal van observatie 5 november 2015, zaaksdossier C01, p. 945-952, een aanvullend proces-verbaal van observatie 5 november 2015, zaaksdossier C01, p. 953 en een proces-verbaal van bevindingen, zaaksdossier C01, p. 1160-1163.
83.Proces-verbaal van verstrekking gevorderde gegevens, zaaksdossier C01, p. 396-401.
84.Proces-verbaal van bevindingen m.b.t. 5 november, zaaksdossier C01, p. 1161.
85.Proces-verbaal Blackberry [medeverdachte 4] , zaaksdossier C01, p. 1037-1038.
86.Proces-verbaal Blackberry [verdachte] , zaaksdossier C01, p. 1017-1018.
87.Proces-verbaal van observatie 5 november 2015, zaaksdossier C01, p. 962-963 en een proces-verbaal van getuigenverhoor [getuige 8] , zaaksdossier C01, p. 727-733.
88.Proces-verbaal van bevindingen OVC 5 november 2015, zaaksdossier C01 p. 877-881.
89.Proces-verbaal van bevindingen OVC, zaaksdossier C02, p. 46 en een proces-verbaal van bevindingen OVC (rectificatie), zaaksdossier C02, p. 50.
90.Proces-verbaal Blackberry [verdachte] , zaaksdossier C01, p. 1020.
91.Proces-verbaal doorzoeking loods, beslagdossier, p. 225.
92.Proces-verbaal van bevindingen, zaaksdossier C04, p. 59-63.
93.Proces-verbaal van bevindingen, zaaksdossier C02, p. 51-53, proces-verbaal sporenonderzoek, zaaksdossier C02, p. 81-93 en een NFI rapport, inhoudende een explosievenonderzoek naar aanleiding van het aantreffen van vermeende explosieve materialen in de kofferruimte van de Audi, zaaksdossier C02, p. 54-80, een verslag, te weten een reactie van het NFI op aanvullende vragen, zaaksdossier C02, p. 179-188.
94.Proces-verbaal uitslag sporenonderzoek n.a.v. dactyloscopisch onderzoek, zaaksdossier C02, p. 100 en een rapport dacty, zaaksdossier C02, p. 114.
95.Proces-verbaal doorzoeking loods, beslagdossier E, p. 221-230 en een proces-verbaal van aangifte, zaaksdossier C05, p. 54-62.
96.Proces-verbaal van bevindingen, zaaksdossier C03, p. 63-65, een proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming met als bijlage een lijst met in beslag genomen voorwerpen, beslagdossier E, p. 131-137 en een KVI, beslagdossier E, p. 154-156.
97.Proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming, beslagdossier E, p. 108-109.
98.Proces-verbaal van aangifte, zaaksdossier 3, p. 11-13.
99.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
100.Proces-verbaal van uitwerking OVC gesprek, zaaksdossier C01, p. 864-865.
101.Proces-verbaal 26Tandem, p. 23.
102.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 9] , zaaksdossier C01, p. 737.
103.Proces-verbaal verstrekking gevorderde gegevens [verdachte] , zaaksdossier C01, p. 964-965.
104.Proces-verbaal van verdenking, zaaksdossier C01, p. 75-76.
105.Proces-verbaal van aangifte, zaaksdossier C01, p. 79-80.
106.Proces-verbaal 26Tandem, zaaksdossier C01, bevindingen 28 augustus t/m 5 november 2015, p. 13-21.
107.Proces-verbaal van bevindingen FO, zaaksdossier C01 p. 185.
108.Proces-verbaal van bevindingen FO Mazda [kenteken 7] , zaaksdossier C01 p. 281-282 en een proces-verbaal sporenonderzoek, zaaksdossier C08, p. 11-12.
109.Proces-verbaal van aangifte, zaaksdossier C08, p. 8-9.
110.De vordering is bij brief van 12 april 2017 verhoogd.