ECLI:NL:RBAMS:2017:5132

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 juli 2017
Publicatiedatum
19 juli 2017
Zaaknummer
13/997096-15
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van poging tot moord in opdracht op klaarlichte dag in een woonwijk met cruciale bijdragen van de verdachte

In deze strafzaak heeft de rechtbank Amsterdam op 20 juli 2017 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren in de Dominicaanse Republiek in 1988, die zonder bekende vaste woon- of verblijfplaats in Nederland was. De verdachte werd beschuldigd van medeplegen van poging tot moord op 5 november 2015 in Diemen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte een cruciale rol heeft gespeeld in de liquidatiepoging door het slachtoffer te lokaliseren en te volgen. De verdachte en zijn medeverdachten hebben intensief samengewerkt en gebruik gemaakt van PGP-telefoons voor hun communicatie. De rechtbank heeft de inhoud van de berichten en de getuigenverklaringen als bewijs gebruikt. De verdachte is op heterdaad aangehouden en er zijn verschillende telefoons in beslag genomen, waaronder een BlackBerry. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte een belangrijke bijdrage heeft geleverd aan de liquidatiepoging en heeft hem veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 14 jaar. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij, het slachtoffer, toegewezen tot een bedrag van € 42.980,01, bestaande uit materiële en immateriële schade.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/997096-15 (Promis)
Datum uitspraak: 20 juli 2017
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] (Dominicaanse Republiek) op [geboortedatum] 1988,
zonder bekende vaste- woon of verblijfplaats in Nederland,
laatst opgegeven verblijfadres [adres 1] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen op 10, 11, 13, 14 en 18 april 2017 en 6 juli 2017.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officieren van justitie mrs. J. Plooij en A. Bijleveld (hierna: de officier van justitie) en van wat de raadsman van verdachte, mr. R.A. van der Horst, naar voren heeft gebracht.
Dit vonnis betreft het onderzoek 26Tandem. Er zijn meerdere verdachten in dit onderzoek. Ten aanzien van vijf verdachten, waaronder verdachte [verdachte] , wordt gelijktijdig vonnis gewezen. Verdachte wordt in het navolgende aangeduid als ‘verdachte’ dan wel ‘ [verdachte] ’. De medeverdachten worden in het navolgende aangeduid bij hun namen, te weten: [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] .

2.Tenlastelegging

Verdachte wordt, kort samengevat,
primairverweten dat hij op 5 november 2015 in Diemen als medepleger heeft gepoogd [slachtoffer] te vermoorden,
subsidiairdat hij hieraan medeplichtig is geweest,
meer subsidiairdat hij hiertoe voorbereidingshandelingen heeft getroffen.
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in bijlage I die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Bespreking van de vormverzuimverweren

4.1.
De raadsman heeft bepleit dat de inhoud van de aan verdachte toegeschreven BlackBerry telefoon met zogenaamde Pretty Good Privacy (hierna: PGP) software voor versleutelde berichtenuitwisseling (hierna: de telefoon) van het bewijs moet worden uitgesloten. Hiertoe heeft hij – kort samengevat – aangevoerd dat de inbeslagneming van die telefoon onrechtmatig is geweest, dat de telefoon die is onderzocht niet de telefoon is die onder verdachte in beslag is genomen, dat het onderzoek aan de telefoon is verricht door een anonieme, niet door een rechter-commissaris benoemd persoon die niet is geregistreerd in het Nederlands Register Gerechtelijk Deskundigen (hierna: NRGD), dat er geen gelegenheid is geweest voor contra-expertise en dat het verzoek tot het horen van de deskundige eveneens is afgewezen. Bij dupliek heeft de raadsman verzocht om alsnog een contra-expertise te laten verrichten, de deskundige van het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI) te horen alsmede de betrokken verbalisanten, indien de rechtbank de telefoongegevens voor het bewijs wil gebruiken.
4.2.
De officier van justitie heeft het standpunt van de verdediging gemotiveerd bestreden.
4.3.1.
Inbeslagneming telefoon
Zoals hierna onder 5. wordt vastgesteld is verdachte op 5 november 2015 aangehouden toen hij zich kort na 19:00 uur in de richting begaf van de gestolen auto die eerder die dag bij de liquidatiepoging op [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) was gebruikt. Bij zijn aanhouding is een BlackBerry telefoon onder hem in beslag genomen. De rechter-commissaris heeft de inverzekeringstelling onrechtmatig geacht, nu voor de aanhouding buiten heterdaad geen toestemming door een officier van justitie was gegeven. De rechtbank is van oordeel dat een dergelijke toestemming niet vereist was. Er was sprake van aanhouding op heterdaad wegens verdenking van betrokkenheid bij de liquidatiepoging rond 12:30 uur. Hierna was sprake van een voortdurende, ononderbroken opsporing. De auto is rond 14:35 uur aangetroffen en kennelijk onder observatie genomen, waarna verdachte rond 19:00 uur in de richting van die auto liep. Ook had de politie verdachte op heterdaad kunnen aanhouden op verdenking van heling van die auto. De aanhouding en de daaropvolgende fouillering van verdachte en inbeslagneming van de telefoon is dan ook niet onrechtmatig geweest.
4.3.2. “
Chain of custody”
De rechtbank twijfelt niet eraan dat de onder verdachte in beslag genomen telefoon ook de telefoon is die bij het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) is onderzocht waarvan de daarin aangetroffen berichten in het dossier zijn beschreven (zaaksdossier C01, p. 1022 e.v.). In een aanvullend proces-verbaal hebben de verbalisanten die verdachte hebben aangehouden beschreven dat zij de telefoon, met een IMEI-nummer eindigend op [nummer 1] , hebben overgebracht naar het bureau van de Landelijke Eenheid te Amsterdam en in een waardezak hebben verpakt, voorzien van de beslagcode [code] . Deze telefoon is op 10 december 2015 door het NFI in ontvangst genomen. [1] Blijkens het rapport van het NFI van 29 december 2016 [2] is de telefoon met het IMEI-nummer eindigend op [nummer 1] en voorzien van de inbeslagnamecode [code] onderzocht. Hierbij is een wachtwoord achterhaald dat toegang gaf tot de telefoon en de daarin opgeslagen gegevens, te weten ‘ [naam 1] ’. Vervolgens is de telefoon aan de contactpersoon van de politie overhandigd voor verder onderzoek, waarna foto’s zijn gemaakt van de schermweergaves van berichten van de e-mailbox. Deze berichten zijn weergegeven in een proces-verbaal, waarin wederom de inbeslagnamecode en het IMEI-nummer van de telefoon zijn genoemd. [3] Ten slotte heeft de officier van justitie bij repliek nog foto’s overgelegd van de telefoon en de waardezak. De rechtbank acht zich door genoemde stukken voldoende voorgelicht en ziet geen noodzaak de betrokken verbalisanten of de NFI-deskundige te horen. Vastgesteld wordt dat de berichten die zijn beschreven in genoemd proces-verbaal afkomstig zijn uit de telefoon die verdachte bij zijn aanhouding in bezit had.
4.3.3.
Onderzoek aan de telefoon door NFI
Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat het door het NFI aan de telefoon van verdachte verrichte onderzoek niet als ‘deskundigenonderzoek’ in de zin van artikel 150, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) is aan te merken, maar als onderdeel van het technisch onderzoek aan de telefoon als bedoeld in het tweede lid van dat artikel. Volgens de Aanwijzing technisch onderzoek/deskundigenonderzoek van het College van Procureurs-Generaal van 7 mei 2013 [4] valt standaard onderzoek aan mobiele telefoons en elektronische apparatuur onder technisch onderzoek dat tot het domein van de opsporingsinstanties wordt gerekend. Hieronder valt naar het oordeel van de rechtbank het kennis nemen van de in een telefoon aanwezige gegevens, waaronder e-mailverkeer. Slechts om toegang te verkrijgen tot de telefoon is door de politie het NFI ingeschakeld teneinde een wachtwoord van de telefoon te verkrijgen. Dit maakt de bemoeienis van het NFI nog niet tot deskundigenonderzoek.
In zijn rapport van 29 december 2016 heeft de – bij het NFI bekende en individualiseerbare, dus niet anonieme – NFI-medewerker alsnog beschreven hoe dit onderzoek is uitgevoerd. Nadat het wachtwoord was achterhaald met een methode die het NFI niet wil prijsgeven, is de telefoon teruggegeven aan de politie voor onderzoek naar de in de telefoon aanwezige gegevens. In een e-mailbericht van de officier van justitie aan de raadsman van 2 maart 2017 waarin antwoorden van het NFI op vragen van de raadsman zijn vervat, is het volgende te lezen:
“Het staat een contra-expert wat ons betreft vrij om een kopie van het interne geheugen te onderzoeken. De betrouwbaarheid van de methode blijkt uit het feit dat het toestel opengaat met het door het NFI achterhaalde wachtwoord.”Hieruit leidt de rechtbank af – hetgeen haar ook ambtshalve uit andere strafrechtelijke onderzoeken bekend is – dat volgens de NFI-medewerker het ‘kraken’ van het wachtwoord zelf geen invloed heeft op de inhoud van (metadata van) berichten. Nu op geen enkele wijze is gebleken van de mogelijkheid dat dit anders zou zijn, ziet de rechtbank geen belang, laat staan noodzaak, tot een contra-expertise of het horen van de NFI-medewerker met betrekking tot de methode van het achterhalen van het wachtwoord.
Vastgesteld wordt dat de weergave van de berichten in het dossier (zaaksdossier C01, p. 1022 e.v.) een juiste weergave is van de berichten die in de bij verdachte aangetroffen telefoon zijn opgeslagen. De rechtbank houdt het ervoor dat deze telefoon bij verdachte in gebruik was en dat verdachte gebruik maakte van het e-mailadres ‘ [emailadres 1] . De inhoud van de berichten vindt ook steun in andere bevindingen van de politie, waaronder observaties en de bij [medeverdachte 1] in beslag genomen en uitgelezen PGP-telefoon, waarin onder meer is te lezen dat ‘ [bijnaam 3] is geveegd’ vlak na de aanhouding van verdachte. De verdediging heeft zich ook niet op het standpunt gesteld dat verdachte andersluidende berichten heeft uitgewisseld dan die in genoemd proces-verbaal zijn beschreven en heeft geen gebruik gemaakt van het aanbod om de schermafbeeldingen te komen inzien en te vergelijken met genoemd proces-verbaal. Het voorgaande brengt mee dat de rechtbank geen noodzaak ziet tot het horen van de verbalisant die het proces-verbaal (zaaksdossier C01, p. 1022 e.v.) heeft opgesteld.
4.3.4.
Slotsom
De rechtbank verwerpt het verweer met betrekking tot de telefoon. De telefoon, het e-mailadres ‘ [emailadres 1] en de bijnaam ‘ [bijnaam 3] ’ worden aan verdachte toegeschreven. Aan de juistheid van de berichten wordt niet getwijfeld en deze kunnen tot het bewijs dienen. Het voorwaardelijke verzoek tot contra-expertise en het horen verbalisanten en de NFI-deskundige wordt afgewezen.

5.Beoordeling van het ten laste gelegde

De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [5]
Gebeurtenissen op 5 november 2015
5.1
Op 5 november 2015 omstreeks 12:37 uur komt bij de meldkamer van de politie Amsterdam de melding binnen dat er een schietpartij heeft plaatsgevonden op het [adres 2] in Diemen . [6]
5.2
Uit getuigenverklaringen en de camerabeelden die een getuige met zijn telefoon heeft gemaakt volgt dat ter hoogte van een appartementencomplex aan het [adres 2] in Diemen een zilverkleurige Volkswagen Golf, voorzien van kenteken [kenteken 1] (hierna: de Volkswagen Golf), stopt en dat twee personen uitstappen. Deze personen hebben zwarte (regen)jassen aan met een horizontale witte streep over de borst. Eén van hen draagt een zwarte pet en heeft voor zijn gezicht een zwarte zakdoek geknoopt. De ander draagt een bivakmuts. Een derde persoon, de bestuurder, blijft in de Volkswagen Golf zitten. De twee personen die zijn uitgestapt, lopen de parkeerplaats op en beginnen allebei met grote vuurwapens op een aldaar geparkeerde Opel te schieten. In reactie daarop rijdt de Opel rechtdoor, over het trottoir en door de bosjes, in de richting van de sloot achter het appartementencomplex. Een of beide schutters achtervolgen de Opel en blijven schieten. De schutters rennen kort daarna terug naar de gereedstaande Volkswagen Golf, stappen in waarna de Volkswagen Golf met grote snelheid wegrijdt. [7]
5.3
De Opel is in de sloot achter het appartementencomplex aangetroffen. In de Opel zitten op meerdere plaatsen in- en doorschoten. Aan de achterzijde van de Opel wordt [slachtoffer] aangetroffen. [8] [slachtoffer] wordt naar het ziekenhuis gebracht en daar blijkt dat hij door meerdere kogels is getroffen. [slachtoffer] heeft schotverwondingen ter hoogte van zijn rechter schouderblad, bij de ruimte links naast zijn wervelkolom, ter hoogte van zijn nieren, in de holte van zijn linker bovenbuik en in de rechter onderbuik. Ook heeft hij een schampschot op zijn linker bovenbeen en een schotwond aan zijn linker bil. [9]
5.4
Op de rijbaan, het trottoir naast het appartementencomplex en de parkeerplaats zijn in totaal 34 hulzen aangetroffen. Verder zijn in het dijklichaam bij de sloot twee kogels aangetroffen. [10] De hulzen vertonen systeemsporen die sterke gelijkenis vertonen met die van een aanvalsgeweren van het merk Ceska Zbrojovka (CZ), model Vz58 en hebben het kaliber 7,62x39mm. Uit het forensisch onderzoek volgt dat, gelet op de richting van de in- en doorschoten van de Opel, met twee volautomatische (categorie II van de Wet Wapens en Munitie (hierna: WWM)) dan wel semi-automatische vuurwapens (categorie III WWM) is geschoten en dat ook tijdens de vlucht van de Opel is geschoten. [11]
5.5
De Volkswagen Golf blijkt al onderwerp van onderzoek in het lopend onderzoek 26Tandem. Omstreeks 14:35 uur is de Volkswagen Golf aangetroffen in een parkeergarage gelegen aan het [adres 3] te [Amsterdam] en in observatie genomen. Omstreeks 19:00 uur wordt gezien dat een negroïde man, geheel in het zwart gekleed, de Volkswagen Golf nadert op een afstand van ongeveer tien meter. Nadat hij de daar aanwezige verbalisanten ziet, loopt hij in versnelde pas terug naar de uitgang van de parkeergarage. [12] De man wordt om 19:10 uur aangehouden en blijkt de verdachte [verdachte] te zijn. [13] Later op de dag, om 20:47 uur, worden de verdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] in en nabij de Fiat 500 – die bij [medeverdachte 1] in gebruik is en onder welk voertuig zich een door de politie, eveneens in het onderzoek 26Tandem, aangebracht peilbaken bevond – aangehouden. [14] De verdachte [medeverdachte 2] wordt om 23:20 uur in de woning gelegen aan de [adres 4] in Diemen aangehouden. [15] Op 19 januari 2016 wordt, op basis van de onderzoeksresultaten, de verdachte [medeverdachte 4] aangehouden. [16]
Aantreffen Pretty Good Privacy (PGP) telefoons
5.6
Bij de aanhouding van [medeverdachte 1] en [verdachte] zijn zogenoemde PGP-telefoons bij hen aangetroffen. [17] Daarnaast is bij [verdachte] een iPhone in beslag genomen. [18] Tijdens de doorzoeking van de woning van [medeverdachte 3] werd op de bank in de woonkamer een mobiele telefoon van het merk en type BlackBerry 9720 aangetroffen. [19] Dit bleek ook een PGP-telefoon te zijn. Het NFI heeft de onder [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 3] in beslag genomen PGP-telefoons geopend, waarna de inhoud hiervan door het opsporingsteam is onderzocht.
Zoals hiervoor al onder 4 door de rechtbank is overwogen en geoordeeld, wordt de onder [verdachte] in beslag genomen PGP-telefoon aan hem toegeschreven, maakte hij gebruik van het e-mailadres
[emailadres 1]en heeft hij de bijnaam [bijnaam 3] . Bij RIM (de producent van telefoons met de marktnaam BlackBerry) is ook informatie opgevraagd over de gebruikers van de bij [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] inbeslaggenomen PGP-telefoons.
5.7
Uit de van RIM ontvangen gegevens volgt dat de gebruiker van de onder [medeverdachte 1] in beslag genomen telefoon gebruik maakte van het e-mailadres
[emailadres 2]. [20] In de contactenlijst in de telefoon staan de e-mailadressen
[emailadres 1]onder de naam [bijnaam 3] ,
[emailadres 3]onder de naam [naam 3] ,
[emailadres 4]onder de naam [naam 4] en
[emailadres 5]onder de naam [bijnaam 6] . [21]
Dat [medeverdachte 1] de gebruiker is geweest van de bij hem inbeslaggenomen PGP-telefoon leidt de rechtbank, naast de contacten en inhoud van de berichten in de telefoon zoals die hieronder zullen worden weergegeven, ook af uit onderzoek naar de historische telecomgegevens van de PGP-telefoon waaruit blijkt dat deze vaak zendmasten heeft aangestraald in de directe omgeving van het verblijfadres van [medeverdachte 1] . [22] Uit de naam waaronder het e-mailadres
[emailadres 2]voorkomt in de hiervoor besproken telefoon van [verdachte] en hierna nog te bespreken PGP-telefoons, kan worden afgeleid dat [medeverdachte 1] de bijnamen [bijnaam 4] en [bijnaam 5] heeft.
5.8
Met het e-mailadres
[emailadres 3]is gebruik gemaakt van de PGP-telefoon die in de woning van [medeverdachte 3] is aangetroffen. [23] In de contactenlijst van die telefoon komen voor de e-mailadressen
[emailadres 2]onder naam [bijnaam 5] ,
[emailadres 5]onder de naam [naam 8] en
[emailadres 4]onder de naam [naam 5] . [24] Uit de inhoud van de berichten zoals die hieronder nog zullen worden weergegeven, en de contacten in de telefoon, kan worden afgeleid dat [medeverdachte 3] de gebruiker van die telefoon is geweest.
5.9
Verder is tijdens het opsporingsonderzoek, middels de inzet van een IMSI-catcher, een telefoon met IMEI-nummer eindigend op [nummer 2] geïdentificeerd. Het betreft een BlackBerry 9720, met daarin een simkaart met IMSI-nummer [nummer 3] . Tijdens de doorzoeking van de [adres 4] in Diemen , de verblijfplaats van [medeverdachte 2] , is een BlackBerry 9720 aangetroffen. De sticker met het IMEI-nummer was verwijderd, maar het IMSI-nummer komt overeen met voornoemd IMSI-nummer. Uit historische telecomgegevens blijkt dat dit IMSI-nummer exclusief is gebruikt met IMEI-nummer eindigend op [nummer 2] en dat met grote regelmaat de telefoonmast op de [adres 4] in Diemen is aangestraald. Tot slot blijkt uit de historische telecomgegevens dat de telefoon op 20 oktober 2015, 30 oktober 2015 en 3 november 2015 specifieke telefoonmasten heeft aangestraald en dat tijdens observaties is gezien dat [medeverdachte 2] zich in de omgeving van deze telefoonmasten bevond. [25] Ook dit IMEI-nummer is bevraagd bij RIM en uit de ontvangen gegevens volgt dat de gebruiker van dit IMEI-nummer gebruik maakte van het e-mailadres
[emailadres 4]. In de telefoon van [medeverdachte 1] en [verdachte] is dit e-mailadres opgeslagen onder de naam ‘ [naam 4] ’. [26]
De rechtbank concludeert dat [medeverdachte 2] de gebruiker is geweest van voornoemde Blackberry 9720 en het e-mailadres
[emailadres 4]en dat een bijnaam van hem ‘ [naam 4] ’ is.
5.1
Onder [medeverdachte 4] is geen telefoon in beslag genomen. Wel is middels een IMSI-catcher het IMEI-nummer eindigend op [nummer 4] achterhaald. Uit historische telecomgegevens blijkt dat voornoemd IMEI-nummer op 20 oktober 2015 tussen 19:00 uur en 21:31 uur een drietal telefoonmasten heeft aangestraald en dat tijdens observaties is gezien dat [medeverdachte 4] zich in de directe omgeving van deze telefoonmasten bevond. Eén van deze telefoonmasten bevindt zich aan de [adres 5] in Almere , alwaar de (toenmalige) vriendin van [medeverdachte 4] woonachtig is en [medeverdachte 4] regelmatig verbleef. [27] Het IMEI-nummer is bevraagd bij RIM en uit de ontvangen gegevens volgt dat de gebruiker van dit IMEI-nummer gebruik maakte van het e-mailadres [emailadres 5] . In de telefoon van [medeverdachte 1] en [verdachte] is dit e-mailadres opgeslagen onder respectievelijk de naam ‘ [bijnaam 6] ’ en ‘ [bijnaam 7] ’. [28] [medeverdachte 4] is de neef van [medeverdachte 2] . [29]
De rechtbank concludeert dat [medeverdachte 4] de gebruiker is geweest van voornoemd IMEI-nummer en het e-mailadres
[emailadres 5]en dat bijnamen van hem ‘ [bijnaam 6] ’ en ‘ [bijnaam 7] ’ zijn.
5.11
In [medeverdachte 1] telefoon staat de naam [bijnaam 4] opgeslagen onder het e-mailadres
[emailadres 6]. Dit e-mailadres komt ook voor in contacten in de telefoon van [verdachte] . Daar is de naam [persoon 1] aan dit e-mailadres gekoppeld. [30]
Aantreffen Peilbaken Opel en Samsung
5.12
Tijdens het onderzoek aan de Opel van [slachtoffer] is een peilbaken aangetroffen. [31] Uit analyse van de peilbakengegevens blijkt dat het peilbaken is voorzien van een IMEI-nummer dat eindigt op [nummer 7] . Het peilbaken is op 21 oktober 2015 geactiveerd op de [adres 6] in [Amsterdam] – nabij het [adres 7] – en tot 5 november 2015 12:46 uur, kort na de schietpartij, actief geweest. Aan de hand van GPS-locaties van het peilbaken is vastgesteld dat in de periode van 24 oktober 2015 tot en met 5 november 2015 locaties zijn geregistreerd die aansluiten bij waar het voertuig van [slachtoffer] zich volgens wegverkeersgegevens van Vialis en ARS bevond en bij locaties waarvan bekend was dat [slachtoffer] daar verbleef. [32]
De rechtbank leidt uit het onderzoek af dat het peilbaken onder de Opel van [slachtoffer] was bevestigd van 24 oktober 2015 om 3:59 uur tot en met de poging tot liquidatie, met uitzondering van de periode 26 oktober 2015 van 16:11 uur tot 29 oktober 2015 om 1:47 uur.
5.13
Op 6 november 2015 is uit een sloot aan de [adres 8] een mobiele telefoon van het merk Samsung type SM-G355HN Galaxy Core 2 opgedoken. [33] Deze telefoon is van hetzelfde type als waarmee is ingelogd op het peilbaken onder de auto van [slachtoffer] . [34] Daarnaast blijkt uit de historische telecomgegevens van deze Samsung met IMEI-nummer eindigend op [nummer 5] en de historische telecomgegevens van het peilbaken, dat de Samsung op 3 oktober 2015 twaalf minuten na activering van het baken voor het eerst in gebruik is genomen en daarbij dezelfde telefoonmast als het peilbaken heeft aangestraald. Ook op 21, 24, 28 en 31 oktober 2015 stralen de Samsung en het peilbaken in een tijdsbestek van twee minuten dezelfde telefoonmast aan. [35]
Geconcludeerd kan worden dat de opgedoken Samsung de telefoon is waarmee is ingelogd op het peilbaken dat onder de Opel van [slachtoffer] is aangetroffen.
Onderzoeksbevindingen voorafgaand aan 5 november 2015
5.14
Aan de hand van historische telecomgegevens van de (PGP-)telefoons van [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , [verdachte] en [medeverdachte 4] , de peilbakengegevens van zowel de Fiat 500 als de Opel van [slachtoffer] , historische wegverkeersgegevens, observaties, camerabeelden, OVC-gesprekken en e-mailberichten uit de PGP-telefoons van [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 3] , is gekeken wie zich waar bevond in de periode voorafgaand aan de schietpartij en op de dag van de schietpartij zelf. Deze bevindingen worden hierna besproken.
5.15
Op 28 augustus 2015 is de Fiat 500, in gebruik bij [medeverdachte 1] , voorzien van plaatsbepalingsapparatuur. Na analyse van de peilbakengegevens blijkt dat de Fiat 500 meermalen wordt geparkeerd in de omgeving van de verblijfplaatsen van [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] en bij of op een loodsenterrein aan de [adres 9] in [plaats] . [36] [persoon 2] , eigenaar van meerdere loodsen in [plaats] , heeft verklaard dat hij loods 4 aan [medeverdachte 3] heeft verhuurd en dat [medeverdachte 3] altijd in het gezelschap was van een man die hij herkent als [medeverdachte 1] . [37]
5.16
Op 20 oktober 2015 om 14:27 uur wordt gezien dat de Fiat 500 op de [adres 9] in [plaats] staat geparkeerd. Het observatieteam neemt waar dat een Volkswagen Polo, voorzien van kenteken [kenteken 3] (hierna: de Volkswagen Polo), naast de Fiat 500 parkeert en dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] uit de Volkswagen Polo stappen. [medeverdachte 1] pakt een jas uit de Fiat 500, waarna hij en [medeverdachte 3] weer in de Volkswagen Polo plaatsnemen. In de Volkswagen Polo zitten naast [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] , ook [medeverdachte 4] (als bestuurder) en [medeverdachte 2] (als bijrijder). [38] [medeverdachte 4] is volgens zijn vriendin feitelijk de eigenaar van de Volkswagen Polo. Hij gebruikte deze auto altijd. [39]
5.17
Uit de bakengegevens van de Fiat 500 blijkt dat deze op 20 oktober 2015 om 19:23 uur vertrekt vanaf de [adres 9] in [plaats] om via Amsterdam naar Diemen te rijden. Omstreeks 19:47 uur rijdt de Fiat met geringe snelheid over het [adres 2] in Diemen , alwaar de moeder van [slachtoffer] woonachtig is. Vervolgens rijdt de Fiat naar de [adres 4] in Diemen (verblijfplaats [medeverdachte 2] ) en tot slot naar de [adres 10] in Diemen (nabij de verblijfplaats van [medeverdachte 1] ). [40]
5.18
In de periode van 21 oktober tot en met 5 november 2015 parkeert de Fiat 500 veelvuldig op of nabij het loodsenterrein in [plaats] en in de directe omgeving van de verblijfplaatsen van [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] , zo blijkt uit observaties en de peilbakengegevens. [41] Op 22 oktober 2015 worden [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] als inzittenden van de Fiat 500 herkend en is gezien dat zij uit de richting van de verblijfplaats van [medeverdachte 3] aan de [adres 11] te Amsterdam lopen. Ook is gezien dat de Volkswagen Polo, met [medeverdachte 4] als bestuurder, nabij de [adres 12] in [Amsterdam] wordt geparkeerd, waar ook de Fiat 500 staat geparkeerd. Kort daarop wordt waargenomen dat [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 4] met elkaar in gesprek zijn. [42]
5.19
Uit analyse van de peilbakengegevens van het voertuig van [slachtoffer] , de historische telecomgegevens van de telefoons van [verdachte] en [medeverdachte 4] en de (later op 6 november 2015 aangetroffen) Samsung telefoon waarmee het peilbaken onder het voertuig van [slachtoffer] is gevolgd en historische wegverkeergegevens, blijkt dat [verdachte] en [medeverdachte 4] in de periode van 24 oktober 2015 tot en met 30 oktober 2015 zich veelvuldig in de directe omgeving hebben opgehouden van waar het voertuig van [slachtoffer] zich bevond:
- in de avond van 25 oktober 2015: het baken staat stil bij de verblijfplaats van [slachtoffer] in [Amsterdam] . De telefoons van [medeverdachte 4] en [verdachte] stralen zendmasten aan in [Amsterdam] ;
- in de middag van 26 oktober 2015: het baken bevindt zich in Nieuw-Vennep, rijdt van daaruit naar een verblijfplaats van [slachtoffer] in de omgeving van het [adres 13] , vervolgens naar het [adres 2] in Diemen en daarna naar het AMC in Amsterdam . Rond dezelfde tijd peilen de telefoons van [verdachte] en [medeverdachte 4] uit in Nieuw-Vennep, bij het [adres 13] in Amsterdam , in Diemen en vervolgens de telefoon van [medeverdachte 4] ook nabij het AMC .
- in de avond van 30 oktober 2015: het baken staat stil bij de verblijfplaats van [slachtoffer] in [Amsterdam] . De telefoon van [verdachte] peilt rond 18.00 uur uit in de omgeving van deze verblijfplaats en de Volkwagen Polo in gebruik bij [medeverdachte 4] wordt rond dat tijdstip geregistreerd door Vialis in dezelfde omgeving [43]
5.2
Op 30 oktober 2015 om 07:46 uur staat de Fiat 500 (zonder inzittenden) op de [adres 9] in [plaats] geparkeerd. Omstreeks 07:54 uur rijdt de Volkswagen Golf over de [adres 23] in [plaats] , met [medeverdachte 3] als bestuurder en twee inzittenden. De Volkswagen Golf wordt om 08:16 uur op het [adres 14] in [Amsterdam] geparkeerd, waarna [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] uitstappen. Zij betreden vervolgens het portiek [adres 7] te [Amsterdam] . Om 09:23 uur wordt de Volkswagen Polo geparkeerd op het [adres 7] , waarna de twee inzittenden eveneens voornoemd portiek betreden. [44]
5.21
Uit historische telecomgegevens en berichtenwisselingen tussen [medeverdachte 1] , [verdachte] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 4] volgt dat [slachtoffer] vanaf 1 november 2015 tot aan de schietpartij intensief in de gaten wordt gehouden. [45] Op 1 november 2015 om 18:26 uur stuurt [medeverdachte 1] aan [verdachte] : “Bro ben je ready we zijn voor 7 uur bij jou ik kom met waki (de rechtbank begrijpt: auto)”, waarop [verdachte] antwoordt: “bij die albert heijn je weet tok waar die zit”. [medeverdachte 1] reageert met het bericht: “Nee ik weet niet waar je bedoelt leg [naam 4] uit ben aan het rijden”. Daarna hebben [verdachte] en [medeverdachte 2] contact over waar zij gaan afspreken. Omstreeks 18:46 uur treffen zij elkaar. [46] Tussen 18:59 uur en 19:17 uur rijdt de Fiat 500 in gebruik bij [medeverdachte 1] , over de [adres 15] , [adres 13] en [adres 16] in Amsterdam . Dit is in de directe omgeving van de verblijfplaats van [slachtoffer] . [47] Later die avond stuurt [medeverdachte 1] aan [verdachte] : “morgen gaan we vroeg staan is beter dat [bijnaam 7] je half 9 oppikt want volgens mij gaat die man naar noord”. Op 2 november 2015 om 01:36 uur stuurt [medeverdachte 4] aan [verdachte] : “Hoelaat zie ik je morgen bro” waarop [verdachte] reageert: “Half 9”. Omstreeks 08:59 uur treffen zij elkaar in de omgeving van het station [Amsterdam] , waarna [verdachte] aan [medeverdachte 1] het PGP-bericht stuurt: “we zijn samen”. [medeverdachte 1] vraagt aan [verdachte] : “wat geeft die teli (de rechtbank begrijpt: telefoon). [verdachte] antwoordt: “Dat gaan we nu kijek ik mail je zo”. Kort daarna stuurt hij het PGP-bericht: “Yo die waggie (de rechtbank begrijpt: auto) staat in noord”. [48]
Om 13:32 uur vraagt de persoon die [verdachte] ‘ [persoon 1] ’ noemt: “Wat is gaande [naam 2] ” waarop [verdachte] , samengevat, antwoordt dat ‘hij’ (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer] ) naar de Ikea in de Bijlmer was gereden omdat hij daar waarschijnlijk een afspraak had. Daarna is [slachtoffer] naar zijn woning in [Amsterdam] gereden. Nu waren ze aan het wachten dat hij naar zijn woning in [Diemen] zou gaan. Om 18:29 uur vraagt deze [persoon 1] weer naar de stand van zaken, waarop [verdachte] antwoordt dat ‘hij’ helemaal niet meer heeft bewogen, terwijl hij normaal op dinsdag naar zijn woning in [Diemen] gaat. Om 18:43 uur stuurt [persoon 1] aan [verdachte] : “Maar van ikea waarom toen niet waarom” en “waar w8en jullie op dat is een x een wijland in rijd dan pas actie???”.
5.22
Op 2 november 2015 rond 16:40 uur parkeert de Volkswagen Polo op het parkeerterrein van het [adres 14] en stapt de passagier van de Volkswagen Polo uit en loopt richting het [adres 7] . Kort daarna, om 17:30 uur, wordt gezien dat [medeverdachte 4] als passagier van de Volkswagen Polo instapt, waarna de Volkswagen Polo wegrijdt. Om 17:48 uur stapt [medeverdachte 4] en een onbekend persoon uit de Volkswagen Polo en betreedt [medeverdachte 4] met de onbekende persoon een belwinkel gelegen aan de [adres 17] in [Amsterdam] . Om 18:03 staat de Volkswagen Polo, met daarin [medeverdachte 4] en de onbekende persoon, geparkeerd op het [adres 14] in [Amsterdam] . [medeverdachte 4] en de onbekende persoon stappen om 18:28 uur uit de Volkswagen Polo. [49]
5.23
Uit onderzoek blijkt dat op 2 november 2015 om 18:14 uur met de later aangetroffen Samsung telefoon waarmee het peilbaken onder het voertuig van [slachtoffer] is gevolgd, is gebeld naar het telefoonnummer van Lebara voor het opwaarderen van een prepaid simkaart. De Samsung maakt voor deze oproep gebruik van een telefoonmast gelegen aan het [adres 18] in [Amsterdam] , nabij het [adres 14] in [Amsterdam] . De opwaardeerkaart is vermoedelijk gekocht bij de belwinkel aan de [adres 17] in [Amsterdam] . [50] Op 2 november 2015, om 18:16 uur, is met de Samsung ingelogd op het peilbaken dat is aangetroffen onder het voertuig van [slachtoffer] . [51]
5.24
Op 2 november 2015 tussen 21.55 en 22.18 uur stuurt [medeverdachte 1] naar [medeverdachte 3] de PGP-berichten: “… morgen waar we hem ook treffen gaat ie eraan gab…” en “ja ouwe moet nu afgelopen zijn, ik zie je 7 uur…” waarop [medeverdachte 3] om 22.21 uur reageert: “zo is dat man ok is goed ouwe…doen we ouwe morgen moet t m worden zie je straks.” [52] Uit de PGP-berichten tussen [verdachte] en [medeverdachte 4] blijkt dat zij op 2 november 2015 voor de volgende dag om 08:45 uur afspreken. [53]
5.25
Tijdens een observatie op 3 november 2015 om 07:30 uur is gezien dat de Fiat 500 naar het loodsenterrein in [plaats] rijdt en dat kort daarna [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] het terrein betreden. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] openen vervolgens de deur van loods 4, waarna [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] de loods betreden. Vervolgens wordt gezien dat een Volkswagen Golf de loods uitrijdt en dat een persoon op de achterbank zit. Nadat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] de loods weer hebben afgesloten, stappen zij in de Volkswagen Golf, waarbij [medeverdachte 3] als bestuurder optreedt. De Volkswagen Golf is op dat moment voorzien van het vervallen handelaarskenteken [kenteken 2] . Om 08:37 rijdt de Volkswagen Golf, dan voorzien van het kenteken [kenteken 1] , het [adres 14] op en parkeert uiteindelijk op het [adres 7] . [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] stappen uit de Volkswagen Golf en lopen het portiek van de [adres 7] binnen. [54] De handelaarskentekenplaten zijn later in de woning van [medeverdachte 2] aangetroffen. [55]
Om 08:03 uur laat [verdachte] aan [medeverdachte 1] weten: “met [bijnaam 7] om kwart voor afgesproken bro”. Om 9.18 uur stuurt hij aan [medeverdachte 1] : “We zijn samen” en om 10:58 uur stuurt hij [medeverdachte 1] het bericht: “Bro hij beweegt”. [56] Om 10:53 uur vertrekt het baken vanaf de verblijfplaats van [slachtoffer] . [verdachte] en [medeverdachte 1] hebben vervolgens die dag meermalen contact over waar het baken zich bevindt. [57]
5.26
Uit het PGP-berichtenverkeer van 3 november 2015 tussen 18.00 en 19.00 uur tussen [verdachte] en de persoon die hij [persoon 1] noemt, blijkt dat [verdachte] [persoon 1] verslag doet van het mislukte plan om op 3 november 2015 [slachtoffer] een stopteken te geven (alsof zij van de politie waren) en hem vervolgens te liquideren. Dit mislukte omdat [slachtoffer] onverwacht een andere kant opreed. [58]
5.27
[verdachte] ontvangt op 4 november 2015 om 20:16 uur van [medeverdachte 4] het PGP-bericht: “Hoelaat spreken we morgen af?” waarop hij antwoordt: “Kwart voor 9 ben ik bij je”. Uit de PGP-berichtenwisseling tussen [verdachte] en [medeverdachte 1] om 21:42 uur volgt dat hij [medeverdachte 1] vertelt dat hij en [medeverdachte 4] de volgend dag om 08:45 uur met elkaar hebben afgesproken. [59]
Onderzoeksbevindingen met betrekking tot 5 november 2015
5.28
De Fiat 500 rijdt op 5 november 2015 – de dag van de schietpartij – vanaf de verblijfplaats van [medeverdachte 1] naar de [adres 4] in Diemen (verblijfplaats van [medeverdachte 2] ), waar deze om 07:05 uur parkeert. Uit camerabeelden van ‘ [naam 6] ’, alwaar [medeverdachte 2] verblijft, blijkt dat hij om 07:05 uur [naam 6] verlaat. [60] De Fiat 500 rijdt daarna naar de [adres 11] in Amsterdam om [medeverdachte 3] op te halen, om vervolgens naar het loodsenterrein in [plaats] te rijden. [61]
5.29
Op camerabeelden van 5 november 2015 van het loodsenterrein in [plaats] is te zien dat [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] om 07:41 uur het terrein betreden en naar loods 4 lopen. Kort daarna rijdt uit deze loods de Volkswagen Golf, met [medeverdachte 3] als bestuurder en [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] als passagiers. De Volkswagen Golf is voorzien van kartonnen kentekenplaten die kort nadat de Volkswagen Golf het loodsenterrein verlaat worden verwijderd. [62] Om 08:18 uur wordt de Volkswagen Golf ter hoogte van het [adres 7] te [Amsterdam] geparkeerd. De inzittenden stappen uit en zij worden herkend als [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] . Vervolgens lopen zij naar het portiek [adres 7] en gaan naar binnen. [63]
5.3
Zoals hiervoor is besproken, volgt uit de PGP-berichten dat [verdachte] en [medeverdachte 4] op 5 november 2015 om 08:45 uur met elkaar hebben afgesproken. De Volkswagen Polo van [medeverdachte 4] is omstreeks 09:03 uur geregistreerd op de [adres 19] in [naam wijk] en rijdt in de richting van [Amsterdam] . [verdachte] en [medeverdachte 4] treffen elkaar uiteindelijk omstreeks 09:08 uur op Station Zuid in Amsterdam , zo volgt uit de berichtenwisseling tussen [verdachte] en [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] vraagt [verdachte] om 09:08 uur: “is ie bewogen?” waarop [verdachte] ontkennend antwoordt. [medeverdachte 1] zegt daarna: “Ok jullie komen deze op tog ff” waarna [verdachte] stuurt: “ [naam 10] bro”. Om 9:56 uur stuurt [verdachte] naar [persoon 1] het bericht dat ‘zij’ met elkaar zijn. Kort daarna (09:59 uur en 10:02 uur) stuurt [verdachte] berichten aan [persoon 1] waaruit volgt dat ‘zij’ weggegaan zijn, ergens gaan parkeren en dan ‘die tellie’ aangooien. [64] Uit onderzoek blijkt dat op 5 november 2015 van 10:05 uur tot en met 12:46 uur is ingelogd via My GPS Tracker (waarop de locatiegegevens van het peilbaken onder het voertuig van [slachtoffer] zijn bekeken) met een Samsung Galaxy Core 2 Smartphone. [65]
5.31
Op 5 november 2015 om 10:25 uur komt het voertuig van [slachtoffer] in beweging. Aan de hand van de peilbakengegevens, de berichtenwisseling tussen [verdachte] en [medeverdachte 1] , historische telecomgegevens, camerabeelden en historische wegverkeergegevens is vastgesteld dat [verdachte] met behulp van de Samsung het voertuig van [slachtoffer] volgt en de positie van het voertuig doorgeeft aan [medeverdachte 1] . De Volkswagen Golf kiest ondertussen positie in Amsterdam Noord , nabij de oprit naar de A10 richting [Diemen] . Ook de telefoon van [medeverdachte 2] is in die omgeving. Nadat het voertuig van [slachtoffer] omstreeks 11:55 uur deze oprit passeert, passeert ook de Volkswagen Golf deze oprit en rijdt naar het [adres 2] in Diemen . Om 12:04 uur stuurt [verdachte] naar [medeverdachte 1] : “Hij moet nu aankomen bij die osso”, waarop [medeverdachte 1] antwoordt: “We zien hem al”. Uit de peilbakengegevens van de Opel blijkt dat het voertuig om 12:06 uur op het [adres 2] in Diemen aankomt. [slachtoffer] verklaart hierover dat hij zijn moeder, waarmee hij daarvoor naar het ziekenhuis in Volendam was geweest, naar boven heeft gebracht, ongeveer twintig minuten in haar woning is geweest, daarna naar beneden is gegaan en naar de Opel is gelopen. Op het moment dat hij de autosleutel in het contact stopte, zag hij een auto komen aanrijden en iemand met een bivakmuts uitstappen, waarna rond 12.35 uur op hem werd geschoten. [66]
5.32
Op camerabeelden van de parkeergarage aan de [adres 3] waar de Volkswagen Golf op 5 november 2015 om 14.35 uur is aangetroffen, is te zien dat om 12:41 uur – kort na de schietpartij – de Volkswagen Golf de garage inrijdt en dat kort daarna drie personen de garage uitrennen. De uiterlijke kenmerken van deze drie personen zijn vergeleken met die van [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] , die op camerabeelden van het loodsenterrein in [plaats] zijn te zien, en met camerabeelden van een getuige, waarop één van de schutters is te zien. Uit de bevindingen volgt dat de broek en schoenen die [medeverdachte 1] die ochtend in [plaats] draagt, overeenkomsten vertonen met die van één van de schutters. Op de camerabeelden van de garage is bovendien te zien dat de persoon die als eerste de garage uitrent, net als de schutter een zwart petje, een zwarte doek voor het gezicht en een zwarte jas met een horizontale witte streep over de borst draagt. De kleding die [medeverdachte 2] (een spijkerbroek met witte vlekken) en [medeverdachte 3] (een vest met capuchon en een blauwe spijkerbroek) dragen, zoals is te zien op de camerabeelden van het loodsenterrein in [plaats] , komt overeen met de kleding van de tweede en derde persoon die de garage uitrennen. De persoon die als tweede de parkeergarage uitrent heeft, net als de eerste persoon en overeenkomstig getuigenverklaringen over de twee schutters, een zwarte jas aan met daarop een lichtkleurige horizontale streep over de borst. Bij de doorzoeking van het [adres 7] zijn twee verpakkingen van regenpakken aangetroffen. In deze verpakking zaten alleen twee regenbroeken, de bijbehorende regenjassen ontbraken. Gezien de afbeelding op de verpakking komen de bijbehorende regenjassen overeen met de zwarte jassen met horizontale streep over de borst die de schutters droegen. [67]
5.33
Om 12:44 uur stuurt [medeverdachte 1] naar [verdachte] het volgende bericht: “Bro laat hem einde halte gaaperplas komen snel aub” waarop [verdachte] antwoordt: “Ja hij is al onderweg ik ben uitgestapt”. [68] De metro(eind)halte Gaasperplas ligt in de directe omgeving van de parkeergarage gelegen aan het [adres 3] . De Volkswagen Polo is om 12:51 uur geregistreerd op de [weg] , rijdend in de richting van het [pad] . Het [pad] ligt in de directe omgeving van de parkeergarage gelegen aan het [adres 3] . Uit de historische telecomgegevens van de telefoon van [medeverdachte 4] blijkt dat deze telefoon tussen 10:45 uur en 12:49 uur een paallocatie aanstraalt niet ver van waar de Volkswagen Polo om 12:51 uur is geregistreerd en dat de telefoon tussen 12:49 uur en 12:59 uur gebruik maakt van dezelfde paallocaties als de telefoons van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] . Om 20:15 uur stuurt [medeverdachte 1] naar de persoon die hij [bijnaam 4] noemt (en [verdachte] [persoon 1] ) het bericht dat zij niet meteen konden flammen, omdat zij geen overstap hadden en moesten wachten tot [bijnaam 7] hen zou oppikken, dat hadden ze met zijn allen afgesproken. [69]
5.34
Kort na de schietpartij is het portiek [adres 7] (weer) in observatie genomen. Om 13:05 uur is gezien dat een Volkswagen Polo het [adres 7] oprijdt en dat er één persoon in de Volkswagen Polo zit. Direct daarna lopen [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] over het [adres 7] , waarbij zij constant om zich heen kijken. Zij gaan vervolgens het portiek [adres 7] binnen. Vlak daarna loopt [medeverdachte 1] op het [adres 7] , ook constant om zich heen kijkend, en ook hij betreedt vervolgens voornoemd portiek. De Volkswagen Polo staat in een parkeervak op het [adres 7] en is leeg. [70]
5.35
De rechtbank is van oordeel dat op basis van voornoemde feiten en omstandigheden buiten redelijke twijfel is komen vast staan dat degenen die geschoten hebben op [slachtoffer] samen met hun chauffeur rennend te zien zijn op de camerabeelden van 12:41 uur van de parkeergarage aan de [adres 3] . Daarbij gaat de rechtbank ervan uit dat de eerste twee personen degenen zijn die [slachtoffer] hebben beschoten en de derde persoon de chauffeur van de Volkswagen Golf was. Eveneens staat op basis van die feiten en omstandigheden buiten redelijke twijfel vast dat [medeverdachte 1] de eerste persoon, [medeverdachte 2] de tweede persoon en [medeverdachte 3] de derde persoon is die op die camerabeelden zijn te zien. Bevestiging van de daaruit volgende conclusie dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] het slachtoffer [slachtoffer] hebben neergeschoten en [medeverdachte 3] de vluchtauto van deze schutters heeft bestuurd, ziet de rechtbank bovendien in de inhoud van de PGP-berichten en de vertrouwelijke communicatie zoals die hierna nog worden besproken.
Ook heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat de verdachten met alle onderzoeksresultaten zijn geconfronteerd en meermalen de gelegenheid hebben gehad een verklaring daarover te geven. Zij hebben zich echter op nagenoeg alle punten op hun zwijgrecht beroepen.
5.36
Tussen 13:13 uur en 13:57 uur sturen [verdachte] en [medeverdachte 1] elkaar meerdere berichten, waaruit volgt dat [medeverdachte 1] tegen [verdachte] zegt dat hij richting ‘ [bijnaam 1] ’ moet komen ( [bijnaam 1] of [bijnaam 2] is de bijnaam van vermoedelijk [persoon 3] , degene die staat ingeschreven op het adres [adres 7] ) en geen verdacht gedrag moet vertonen. Ook stuurt hij naar [verdachte] : “maak die teli van die trekker (de rechtbank begrijpt: tracker) uit en haal die sim eruit”. In de tussentijd stuurt [verdachte] aan [persoon 1] om 13:57 uur het bericht: “ik ga die andere zo zien ze zijn in die osso in bijlmer maar [bijnaam 7] had me afgezet. Is kk heet op straat ze hebben hem wel gepopt maar ik weet niet of hij slaapt.” [71] De rechtbank begrijpt uit dit bericht dat er veel politie op straat is, dat ze hem wel hebben geschoten maar dat hij niet weet of hij dood is.
5.37
De rechtbank leidt uit de feiten en omstandigheden zoals genoemd in 5.33 tot en met 5.36 af dat [verdachte] vóór 12.44 uur uit de Volkswagen Polo van [medeverdachte 4] is gestapt en dat [medeverdachte 4] met zijn Volkswagen Polo [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] heeft opgehaald in de omgeving van de garage aan de [adres 3] en hen naar de [adres 7] heeft gebracht. [verdachte] komt even later op verzoek van [medeverdachte 1] ook naar het [adres 7] .
5.38
Om 14:05 uur wordt gezien dat [medeverdachte 4] het portiek [adres 7] uitloopt, op een scooter stapt en wegrijdt, kort daarna terugkomt, handelingen verricht bij de aldaar geparkeerde Volkswagen Polo en uiteindelijk als bijrijder van de scooter vertrekt in de richting van het [adres 20] . Om 14:33 uur wordt [medeverdachte 4] op het [adres 20] in [Amsterdam] gezien. Uit berichtenverkeer tussen [verdachte] en [medeverdachte 4] volgt dat zij hebben afgesproken op de parkeerplaats van het [adres 22] in [Amsterdam] . Het [adres 22] is gelegen naast het [adres 20] . Om 14:47 uur stuurt [verdachte] aan [medeverdachte 1] het volgende bericht: “Heb et (de rechtbank begrijpt: zijn telefoon) al die tijd gewoon uitgelaten had puur bij me om [bijnaam 7] te bereiken we rijden nu naar jullie.” Om 14:49 uur is gezien dat [medeverdachte 4] het portiek [adres 7] weer binnengaat. Om 15:01 uur wordt gezien dat [medeverdachte 2] uit het portiek van het [adres 7] komt, als bijrijder op een scooter stapt en wegrijdt. [72]
5.39
Om 15:01 uur stappen [medeverdachte 4] , als bestuurder, en een man met een negroïde uiterlijk met donker gekleurde kleding aan, in de Volkswagen Polo. Om 15:12 uur staat de Volkswagen Polo leeg geparkeerd op de [adres 12] in [Amsterdam] . Dit betreft een zijstraat van de [adres 8] . Om 15:17 uur is gezien dat [medeverdachte 4] op de [adres 8] staat en in de richting van de aldaar gelegen sloot kijkt. Bij de sloot staat een persoon met een negroïde uiterlijk in het donker gekleed die in de richting van de sloot een gooiende beweging maakt. Om 15:24 uur wordt gezien dat een man met een negroïde uiterlijk, gekleed in een zwarte jas en donkerblauwe spijkerbroek, bij de Volkswagen Polo staat en op zijn telefoon kijkt. De man vertoont grote gelijkenis met de persoon die om 15:01 uur als passagier van de Volkswagen Polo is ingestapt. Uit historische telecomgegevens blijkt dat de telefoon van [verdachte] om 15:28 uur gebruik maakt van een paallocatie, hemelsbreed op minder dan 500 meter van de plek waar de negroïde man een gooiende beweging richting de sloot heeft gemaakt en hemelsbreed op 50 meter van de plaats waar de Volkswagen Polo stond geparkeerd. [73]
5.4
Zoals hiervoor onder 5.13 aangegeven, is op 6 november 2015 in voornoemde sloot de Samsung telefoon aangetroffen die gebruikt is om in te loggen op het peilbaken onder de auto van [slachtoffer] . [74]
5.41
Het observatieteam van de politie is op een later moment een foto verstrekt van [verdachte] , met de vraag of [verdachte] tijdens de observaties van 5 november 2015 is gezien. Hierop heeft het observatieteam aangegeven dat [verdachte] zeer grote gelijkenis vertoont met de persoon die omstreeks 15:18 uur aan de waterkant van de [adres 8] een gooiende beweging maakt in de richting van de sloot en omstreeks 15:24 uur bij de Volkswagen Polo stond. [75]
5.42
Op basis van de feiten en omstandigheden zoals genoemd in 5.39 tot en met 5.41 en de omstandigheid dat [verdachte] samen met [medeverdachte 4] vanaf 25 oktober 2015 tot aan de poging tot liquidatie [slachtoffer] veelvuldig heeft gevolgd, stelt de rechtbank vast dat [verdachte] de man is geweest die de Samsung in de sloot aan de [adres 8] heeft gegooid.
5.43
Uit berichtenverkeer op 5 november 2015 tussen [medeverdachte 2] en [verdachte] tussen 17:12 uur en 17:56 uur volgt dat [verdachte] wordt gevraagd naar de Volkswagen Golf te gaan om deze te ‘piepen’ (de rechtbank begrijpt: kijken) en dat zij bij het [adres 21] afspreken. Om 19:03 uur ontvangt [verdachte] het volgende bericht van [medeverdachte 1] : “Kom terug bro”. [76] Om 19:10 uur stuurt [medeverdachte 1] aan [bijnaam 4] het bericht: “ [bijnaam 3] is geveegd”. en dat ‘ze’ [verdachte] de garage lieten zien en toen politie hoorden, waarna hij ( [medeverdachte 1] ), [naam 4] ( [medeverdachte 2] ) en [bijnaam 7] ( [medeverdachte 4] ) zijn weggerend. [77] Deze berichten komen overeen met de aanhouding van [verdachte] om 19:10 uur in de directe nabijheid van de Volkswagen Golf.
5.44
Op 5 november 2015 om 20:20 uur is door de politie gezien dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] op de [adres 9] in [plaats] worden afgezet door een snorder. Zij stappen in de Fiat 500 en rijden richting Amsterdam . [78] De Fiat 500 was op 3 november 2015 heimelijk voorzien van geluidsopnameapparatuur. Tussen 20:24 uur en 20:43 uur, wordt
onder meerdoor [medeverdachte 3] tegen [medeverdachte 1] gezegd: “… maar zijn dus weggekomen” waarop [medeverdachte 1] heeft geantwoord: “wij drietjes, maar die [bijnaam 3] is geveegd gab.” Verder zegt [medeverdachte 3] : “dat die waggie op zich wel goed schoon was” en “dat hij voor de rest niks meer heeft aangeraakt”. [medeverdachte 3] zegt ook: “ik maak mij meer zorgen dat die kankerlijer nog leeft…” [medeverdachte 1] zegt tegen [medeverdachte 3] : “we hadden hem vandaag gewoon niet moeten doen gab.” Over de mogelijkheid dat zij in de parkeergarage door een beveiligingscamera zijn vastgelegd zegt [medeverdachte 3] : “maar daar sta ik ook niet echt op daar had ik een petje op en die dinges en mijn vest aan. Ze kunnen alleen mijn silhouet zien, wat willen ze daarmee.” [medeverdachte 3] zegt verder: “hij heeft echt gewoon kanker geluk gehad deze man (…) “Hij heeft zes in zijn [bijnaam 4] gekregen” zegt [medeverdachte 1] . [79]
5.45
Zoals eerder al vermeld, zijn kort daarna in de avond van 5 november 2015 [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] en even later ook [medeverdachte 2] aangehouden. [medeverdachte 4] is op een later moment aangehouden.

6.Bewijsoverweging medeplegen poging tot moord

De raadsman heeft, zakelijk weergegeven, betoogd dat [verdachte] niet als medepleger van het primair ten laste gelegde kan worden aangemerkt, nu zijn rol niet als zodanig kan worden gekwalificeerd.
De rechtbank overweegt hiertoe het volgende:
Voor medeplegen van een strafbaar feit is vereist dat sprake is van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de betrokken personen, gericht op de totstandkoming van het delict. Daarnaast moet de van medeplegen verdachte persoon aan de totstandkoming van het delict een wezenlijke bijdrage hebben geleverd. Indien de verdachte geen uitvoeringshandeling van het delict pleegt is het de vraag of hij desondanks als medepleger kan worden aangemerkt. Voor de beantwoording van die vraag kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict, het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip (ECLI:NL:HR:2014:3473).
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank met betrekking tot de betrokkenheid van [verdachte] bij de poging tot liquidatie het volgende af.
Er is sprake geweest van een intensieve en gedegen voorbereiding van de beoogde liquidatie. In de periode van 24 oktober 2015 tot aan het moment dat [slachtoffer] is neergeschoten, hebben [verdachte] en [medeverdachte 4] het slachtoffer [slachtoffer] veelvuldig geobserveerd en gevolgd, zowel fysiek als met behulp van de Samsung telefoon waarmee het peilbaken onder het voertuig van [slachtoffer] kon worden uitgelezen. Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat sprake was van een duidelijke taak-en rolverdeling. De rol van [medeverdachte 4] en [verdachte] was die van “spotters” en hun taak bestond eruit [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] op de hoogte te houden van [slachtoffer] locatie en op die manier naar de plaats te loodsen waar de liquidatie kon plaatsvinden. Op hun aanwijzen is de Volkswagen Golf met [medeverdachte 3] als bestuurder en [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] als passagiers op 5 november 2015 naar het [adres 2] in Diemen gereden. Zonder die informatie had de poging tot liquidatie op dat moment niet plaats kunnen vinden. [verdachte] en [medeverdachte 4] hebben daarmee een belangrijke rol vervuld bij de voorbereiding van de liquidatie tot aan het moment van uitvoering daarvan door de schutters [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , met [medeverdachte 3] als chauffeur van de Volkswagen Golf.
Na afloop van de poging tot liquidatie moesten sporen worden uitgewist. [verdachte] heeft ook daarbij belangrijke taken op zich genomen. Ongeveer twee uur na de schietpartij is [verdachte] door [medeverdachte 4] bij het [adres 22] in [Amsterdam] opgehaald, waarna zij ongeveer drie kwartier later samen zijn gezien op de [adres 8] . In aanwezigheid van [medeverdachte 4] heeft [verdachte] de Samsung telefoon in de sloot nabij de [adres 8] gegooid. [verdachte] is vervolgens aangewezen als de persoon die de Volkswagen Golf moest bekijken. [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 4] hebben [verdachte] gewezen waar de Volkswagen Golf stond geparkeerd en zijn, nadat [verdachte] was aangehouden, met zijn drieën weggerend.
De samenwerking tussen [verdachte] en [medeverdachte 4] enerzijds en [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] anderzijds, was intensief. De intensiteit van de samenwerking blijkt in het bijzonder uit de vele PGP-berichten die [verdachte] in de periode 1 november 2015 tot zijn aanhouding met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] heeft uitgewisseld over waar [slachtoffer] zich bevond en om onderlinge afspraken te maken over wie wat wanneer zou gaan doen.
Dat [verdachte] geen ondergeschikte rol had, blijkt ook nog uit het contact dat hij via zijn PGP-telefoon onderhield met de persoon die hij [persoon 1] noemt. Deze [persoon 1] is ook degene die [medeverdachte 1] verantwoordelijk houdt en hem op grove wijze ter verantwoording roept als de aanslag blijkt te zijn mislukt. [80] De rechtbank leidt hieruit af dat [verdachte] rechtstreeks contact had met de persoon die de opdracht voor deze liquidatie lijkt te hebben gegeven.
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat [verdachte] een zodanige belangrijke bijdrage heeft geleverd aan de poging tot liquidatie en dermate intensief met de medeverdachten heeft samengewerkt dat van een bewuste en nauwe samenwerking tussen [verdachte] en zijn medeverdachten kan worden gesproken. Gezien de inhoud van de berichten kan het niet anders dan dat [verdachte] ook precies wist wat zijn mededaders gingen doen, namelijk [slachtoffer] proberen te vermoorden. Het primair ten laste gelegde medeplegen van een poging tot liquidatie kan daarom worden bewezen.

7.Bewezenverklaring

De rechtbank acht, op grond van de in rubriek 5 genoemde bewijsmiddelen en de in rubriek 6 genoemde bewijsoverweging, bewezen dat verdachte:
ten aanzien van het primair ten laste gelegde
op 5 november 2015 te Diemen , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven te beroven, tezamen en in vereniging met anderen, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, van korte afstand met vuurwapens 34 kogels op het lichaam van die [slachtoffer] heeft geschoten, waardoor die [slachtoffer] meermalen in zijn lichaam is geraakt.

8.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een
rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

9.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

10.Motivering van de straf

10.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat [verdachte] zal worden veroordeeld tot 15 jaar gevangenisstraf met aftrek van voorarrest.
De officier van justitie is van mening dat voor de poging tot moord in beginsel een gevangenisstraf van 14 jaar passend en geboden is voor alle verdachten. Gezien de zeer intensieve en nauwe samenwerking tussen de verdachten ziet de officier van justitie geen reden om bij de straf die zij als uitgangspunt heeft genomen voor de poging tot moord onderscheid te maken tussen de verschillende verdachten.
Het strafblad van [verdachte] en zijn proceshouding hebben geleid tot de uiteindelijke strafeis van 15 jaar gevangenisstraf.
10.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit om bij bewezenverklaring een veel lagere gevangenisstraf op te leggen. Gelet op de rol van [verdachte] en de gevangenisstraffen die in andere zaken voor een poging tot moord zijn opgelegd, is de eis van 15 jaar gevangenisstraf veel te hoog, aldus de raadsman.
10.3.
Het oordeel van de rechtbank
Verdachten hebben geprobeerd om [slachtoffer] te liquideren. De aanslag is lang en intensief voorbereid. Op 5 november moest het dan echt gebeuren. Koste wat het kost moest [slachtoffer] die dag dood. Met (semi-) automatische vuurwapens zijn minimaal 34 kogels op [slachtoffer] afgevuurd. [slachtoffer] is meerdere keren geraakt in zijn rug en [bijnaam 4] . Het is een wonder dat hij de aanslag heeft overleefd. Er zaten 18 schotbeschadigingen in zijn auto, waaronder in de rugleuning en de hoofdsteun van de bestuurderstoel. Zwaargewond is hij naar het ziekenhuis afgevoerd. Hij moest geopereerd worden en er zijn kogels uit zijn lichaam verwijderd. Op dit moment heeft [slachtoffer] nog steeds pijn doordat niet alle kogels en kogelresten uit zijn lichaam verwijderd konden worden. Op zijn verzoek zal hij binnenkort nogmaals geopereerd worden om nog een kogel te verwijderen. Bij deze ingreep kunnen complicaties optreden. Uit de toelichting van zijn advocaat op zitting blijkt dat de aanslag het leven van [slachtoffer] en zijn familie voorgoed heeft veranderd.
De aanslag is niet alleen ingrijpend geweest voor [slachtoffer] en zijn familie. Ook voor de bewoners van het [adres 2] in Diemen is de aanslag een heftige gebeurtenis geweest. Midden op de dag is in hun woonwijk in het wilde weg geschoten. Er hadden zo maar meer slachtoffers kunnen vallen. Een getuige kwam net aanrijden op de parkeerplaats toen er werd geschoten. Een andere getuige heeft verklaard dat normaal op het tijdstip van schieten veel buurtbewoners hun hond uitlaten op deze plek. Het meedogenloze en levensgevaarlijke handelen van verdachten heeft gevoelens van angst en onveiligheid bij de buurtbewoners en vele andere mensen in de samenleving opgeroepen. De rechtbank rekent hun dat zwaar aan.
De liquidatiegolf in Amsterdam gaat maar door. Dit dwingt de rechtbank hoge gevangenisstraffen op te leggen. Mogelijk dat daar uiteindelijk een preventief effect vanuit gaat, zodat kan worden voorkomen dat steeds opnieuw mensenlevens worden verwoest en de inwoners van Amsterdam met vuurwapengeweld in hun woonomgeving worden geconfronteerd. De omstandigheid dat [slachtoffer] de aanslag heeft overleefd maakt het meedogenloze handelen van verdachten ook niet minder ernstig en de noodzaak tot bescherming van de maatschappij tegen verdachten niet minder groot.
Anders dan de officier van justitie maakt de rechtbank bij de strafoplegging onderscheid in de rol die iedere verdachte heeft gehad bij de aanslag. Deze rollen zijn niet uitwisselbaar. De daadwerkelijke schutters verdienen naar het oordeel van de rechtbank de hoogste straf. Tegen personen die bereid en in staat zijn om als moordcommando op te treden dient de maatschappij het meest beschermd te worden. [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] waren de twee schutters. [medeverdachte 3] heeft het meest intensief met [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] samengewerkt. De rechtbank zal daarom aan [medeverdachte 3] voor de poging tot liquidatie een hogere straf opleggen dan aan [verdachte] en [medeverdachte 4] , die op meer afstand van de daadwerkelijke schutters opereerden. De rechtbank acht voor de poging tot moord op [slachtoffer] voor [verdachte] en [medeverdachte 4] een gevangenisstraf van 12 jaar als uitgangspunt passend en noodzakelijk. Daarbij is dan nog geen rekening gehouden met hun strafblad.
[verdachte] heeft een aanzienlijk strafblad. Hij is vanaf jonge leeftijd vele keren veroordeeld voor het plegen van het strafbare feiten, waaronder geweldsmisdrijven en wapenbezit. In 2008 is [verdachte] zelfs al een keer voor het medeplegen van poging tot doodslag veroordeeld tot vijf jaar gevangenisstraf. Deze lange straf heeft [verdachte] niet ervan weerhouden deel te nemen aan deze poging tot moord. De rechtbank vindt dat zeer zorgelijk. [verdachte] is sinds november 2015 op de vlucht voor politie en justitie. Hij heeft ervoor gekozen geen verantwoording voor zijn daad af te leggen op de zitting. Doordat onbekend is waar [verdachte] verblijft kon ook geen onderzoek naar zijn persoonlijkheid worden gedaan. De rechtbank moet het doen met oudere informatie van de reclassering waaruit blijkt dat [verdachte] in het verleden doelbewust de keuze heeft gemaakt voor een criminele carrière en niet of nauwelijks gemotiveerd is om dit te veranderen. De rechtbank vreest dan ook het ergste voor de toekomst en acht het noodzakelijk de maatschappij langdurig tegen [verdachte] te beschermen. De rechtbank houdt hier in strafverhogende zin rekening mee.
Het bovenstaande leidt tot de volgende straf voor [verdachte] : een gevangenisstraf van 14 jaar, met aftrek van voorarrest.

11.Beslag

Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen:
  • 1.00 STK Zaktelefoon, BlackBerry 9720
  • 1.00 STK Zaktelefoon, iPhone
De voorwerpen behoren aan verdachte toe. Nu met behulp van die voorwerpen het bewezen geachte is voorbereid, worden deze voorwerpen verbeurdverklaard.

12.Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

12.1
De vordering
De benadeelde partij [slachtoffer] vordert € 227.400,01, bestaande uit € 202.400,01 aan materiële schadevergoeding [81] en € 25.000,- aan immateriële schadevergoeding, vermeerderd met wettelijke rente. De raadsvrouw van de benadeelde partij heeft, overeenkomstig het door haar op schrift gestelde standpunt, de vordering ter terechtzitting toegelicht. Voor zover de schadeposten door het openbaar ministerie of de verdediging zijn betwist, worden deze hieronder besproken.
12.2.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft het standpunt ingenomen dat de vordering gedeeltelijk moet worden toegewezen, te weten tot een bedrag van € 31.198,-, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Ten aanzien van de materiële schade is, kort gezegd, betoogd dat het gevorderde bedrag aan kleding (post 1) tot de helft dient te worden gematigd, omdat de vordering uitgaat van de nieuwwaarde van deze kleding. Ten aanzien van het kwijtgeraakte horloge (post 1) is onvoldoende vast komen te staan dat [slachtoffer] dit horloge ten tijde van het delict droeg en als rechtstreeks gevolg van de schietpartij heeft verloren, zodat dit deel van de vordering moet worden afgewezen.
De gestelde inkomstenderving (post 3) is onvoldoende onderbouwd, zodat dit deel van de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard. De gevorderde kosten van € 2.115,- voor inschakeling van de rekenkundige [naam 7] (post 7) zien deels op nog niet gemaakte kosten, zodat dit onderdeel van de vordering moet worden beperkt tot de gemaakte kosten van
€ 363,-.
De gevorderde immateriële schade van € 25.000,- is redelijk, gezien de ernst van het letsel en de impact die het misdrijf op het leven van [slachtoffer] heeft gehad en zal hebben, zodat deze in zijn geheel toewijsbaar is.
12.3.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair aangevoerd dat [slachtoffer] in zijn vordering, gelet op de bepleite vrijspraak, niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Subsidiair moet hij niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat de vordering te complex en onvoldoende onderbouwd is. De behandeling ervan levert daarom een onevenredige belasting van het strafgeding op. Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade heeft de raadsman het standpunt ingenomen dat deze moet worden gematigd.
12.4.
Het oordeel van de rechtbank
Naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat [slachtoffer] als gevolg van het bewezen geachte rechtstreeks schade heeft geleden.
Materiële schade
De rechtbank acht toewijzing van de schadeposten 1, 2, 4 en een gedeelte van schadepost 7 aan de orde.
[slachtoffer] heeft gesteld en voldoende bewezen dat hij, toen hij werd beschoten, kleding droeg ter waarde van € 1.390,92. Dat die kleding verloren is gegaan als gevolg van de schietpartij, is ook voldoende komen vast te staan en was voorzienbaar. Ook heeft [slachtoffer] gesteld en voldoende bewezen dat hij op dat moment een horloge droeg ter waarde van € 11.450,-, en dat hij dit horloge als gevolg van het delict is kwijtgeraakt. Het verlies van het horloge en de daardoor ontstane schade kan aan verdachte worden toegerekend.
De medische kosten, de reiskosten en de kosten huishoudelijke hulp/verlies zelfredzaamheid die door de benadeelde partij zijn gevorderd, zijn ontstaan als gevolg van het delict zodat die schadeposten ten bedrage van € 1.515,- en € 63,89 en € 3.560,20 worden toegewezen (post 2, 4 en een gedeelte van post 7).
De vordering is voor wat betreft de gevorderde inkomstenderving alsmede de kosten ter berekening daarvan op dit moment onvoldoende onderbouwd, terwijl een nadere onderbouwing daarvan een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren, zodat [slachtoffer] in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk zal worden verklaard.
Tot slot waardeert de rechtbank de immateriële schade zoals verzocht op een bedrag van
€ 25.000,- De rechtbank heeft daarbij aansluiting gezocht bij soortgelijke zaken als de onderhavige. Ook is acht geslagen op de ernst van het letsel en de impact die het misdrijf op het leven van [slachtoffer] en zijn gezin heeft gehad en zal hebben, alsmede de omstandigheid dat bij de benadeelde partij als gevolg van het bewezen geachte mogelijk sprake is van een posttraumatische stresstoornis.
Gelet op het voorgaande, waardeert de rechtbank de schade op een totaal bedrag van
€ 42.980,01, bestaande uit € 17.980,01 aan materiële schade en € 25.000,- aan immateriële schade. De vordering kan dan ook tot dat bedrag hoofdelijk worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente.
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die [slachtoffer] heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
[slachtoffer] zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering. Hij kan het resterende deel van zijn vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
In het belang van [slachtoffer] wordt, als extra waarborg voor betaling, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan de verdachte opgelegd.

13.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 36f, 45, 47, 57 en 289 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften zijn toepasselijk zoals geldend ten tijde van het bewezen geachte.

14.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 7. is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van het primair ten laste gelegde
medeplegen van poging tot moord
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 14 jaar.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Verklaart verbeurd:
  • 1.00 STK Zaktelefoon, BlackBerry 9720
  • 1.00 STK Zaktelefoon, iPhone
Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel
Wijst de vordering van [slachtoffer] , domicilie kiezend ten kantore van zijn raadsvrouw mr. E. Huls, [adres, te plaats] , toe tot een bedrag van € 42.980,01, bestaande uit € 17.980,01 aan materiële schade en € 25.000,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 november 2015, tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer] voornoemd, behalve voor zover deze vordering al door of namens anderen is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in zijn vordering is.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] , € 42.980,01 aan de Staat te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 november 2015 tot aan de dag der algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal wordt deze betalingsverplichting vervangen door hechtenis van 249 dagen. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. B.E. Mildner, voorzitter,
mrs. P.B. Martens en C.C.M. Oude Hengel, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. T. van de Kraats, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 20 juli 2017.

Voetnoten

1.Proces-verbaal van bevindingen in beslag genomen BlackBerry [verdachte] , Algemeen Dossier, p. 214 en een kennisgeving van inbeslagneming, Beslagdossier, p. 447.
2.Een geschrift, te weten een NFI rapport inhoudende onderzoek aan 4 telefoons naar aanleiding van een poging liquidatie in Amsterdam op 5 november 2015, Algemeen Dossier, p. 184-191.
3.Proces-verbaal BlackBerry [verdachte] , zaaksdossier C01, p. 1022-1038.
4.Registratienummer 2013A011, Stct. 2013, nr. 13962.
5.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
6.Proces-verbaal 26Tandem, zaaksdossier C01, p. 26.
7.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 1] , zaaksdossier C01 p. 702, proces-verbaal verhoor getuige [getuige 2] , zaaksdossier C01,
8.Proces-verbaal van bevindingen PD, zaaksdossier C01, p. 169-173.
9.Letselverklaring p. 692-693, proces-verbaal van verhoor aangever, zaaksdossier C01, p. 682-683 en een proces-verbaal ontvangen foto’s m.b.t. letsel, zaaksdossier C01, p. 687-691.
10.Proces-verbaal van bevindingen FO, zaaksdossier C01, p. 183-192 en een proces-verbaal van bevindingen FO, zaaksdossier C01, p. 283-286.
11.Rapport NFI munitieonderzoek, zaaksdossier C01, p. 287-296, proces-verbaal van bevindingen FO Schootslijnen, zaaksdossier C01, p. 297-313 en een proces-verbaal onderzoek wapens en munitie van 6 april 2017, niet doorgenummerd.
12.Proces-verbaal van observatie van 5 november 2015, zaaksdossier C01, p. 956-961.
13.Proces-verbaal van aanhouding [verdachte] , persoonsdossier B04, p. 10-12, proces-verbaal rectificatie tijdstippen m.b.t. aanhouding [verdachte] , persoonsdossier B04, p. 19.
14.Proces-verbaal van aanhouding [medeverdachte 1] , zaaksdossier B01 p. 13-15, proces-verbaal van aanhouding [medeverdachte 3] , zaaksdossier B03, p. 8-10 en een proces-verbaal van bevindingen, zaaksdossier C01, p. 94.
15.Proces-verbaal van aanhouding [medeverdachte 2] , B02 p. 10-13.
16.Proces-verbaal van aanhouding [medeverdachte 4] , B05 p. 8-9.
17.Kennisgeving van inbeslagneming, beslagdossier, p. 437.
18.Proces-verbaal van inbeslagneming [verdachte] , beslagdossier, p. 447.
19.Verslag van binnentreden en proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming, beslagdossier, p. 128-137.
20.Proces-verbaal Blackberry [medeverdachte 1] , zaaksdossier C01, p. 1016.
21.Proces-verbaal van bevindingen Blackberries, zaaksdossier C01, p. 1013.
22.Proces-verbaal van bevindingen, zaaksdossier C01, p. 462.
23.Proces-verbaal van bevindingen PGP-toestel [medeverdachte 3] , zaaksdossier C01, p. 1277.
24.Proces-verbaal van bevindingen PGP-toestel [medeverdachte 3] , zaaksdossier C01, p. 1278.
25.Proces-verbaal van bevindingen, zaaksdossier C01, p. 464-465 en een kennisgeving van inbeslagneming, zaaksdossier E, p. 111-112.
26.Proces-verbaal BlackBerry IGB [medeverdachte 2] , zaaksdossier C01, p. 1039-1040 en een proces-verbaal van bevindingen Blackberries, zaaksdossier C01, p. 1011-1014.
27.Proces-verbaal van bevindingen, zaaksdossier C01, p. 468-471.
28.Proces-verbaal Blackberry igb [medeverdachte 4] , zaaksdossier C01, p. 1041-1042.
29.Proces-verbaal van bevindingen mbt het baken onder het voertuig in gebruik bij [slachtoffer] , zaaksdossier C01, p. 1096.
30.Proces-verbaal van bevindingen Blackberries, zaaksdossier C01. p. 1012.
31.Proces-verbaal sporenonderzoek, zaaksdossier C01, p. 350.
32.Proces-verbaal verstrekking gevorderde gegevens, zaaksdossier C01, p. 396-423 en proces-verbaal van bevindingen GPS locaties, zaaksdossier C01, p. 425-432.
33.Proces-verbaal van bevindingen, zaaksdossier C01, p. 433-434.
34.Proces-verbaal van verstrekking gevorderde gegevens, zaaksdossier C01, p. 396-401.
35.Proces-verbaal van bevindingen relatie baken [nummer 6] en imei [nummer 5] , zaaksdossier C01, p. 445-456.
36.Proces-verbaal van bevindingen, zaaksdossier C01 p. 93-106.
37.Proces-verbaal verhoor getuige [persoon 2] , zaaksdossier C02, p. 16-24.
38.Proces-verbaal van observatie, zaaksdossier C01, p. 890-898.
39.Proces-verbaal van verhoor [persoon 5] , zaaksdossier C01, p. 806-811
40.Proces-verbaal 26Tandem, zaaksdossier C01, p. 15-16, proces-verbaal van observatie, zaaksdossier C01, p. 900-905.
41.Proces-verbaal 26Tandem, zaaksdossier C01, p. 15-24.
42.Proces-verbaal van observatie, zaaksdossier C01, p. 912-914.
43.Proces-verbaal van bevindingen mbt het baken onder het voertuig van [slachtoffer] in combinatie met overige onderzoeksgegevens, zaaksdossier C01, p. 1098-1104.
44.Proces-verbaal van observatie, zaaksdossier C01, p. 915-920
45.Proces-verbaal van bevindingen mbt het baken onder het voertuig van [slachtoffer] in combinatie met overige onderzoeksgegevens, zaaksdossier C01, p. 1104-1120.
46.Proces-verbaal BlackBerry [verdachte] , zaaksdossier C01, p. 1023-1024.
47.Proces-verbaal van bevindingen mbt het baken onder het voertuig van [slachtoffer] in combinatie met overige onderzoeksgegevens, zaaksdossier C01, p. 1105.
48.Proces-verbaal BlackBerry [verdachte] , zaaksdossier C01, p. 1024-1025.
49.Proces-verbaal van observatie, zaaksdossier C01 p. 922-924.
50.Proces-verbaal van bevindingen, zaaksdossier C01, p. 435-437 en een proces-verbaal van verhoor getuige [persoon 6] , zaaksdossier C01, p. 814-816.
51.Proces-verbaal van bevindingen inlog Samsung Galaxy Core 2, zaaksdossier C01, p. 438-439.
52.Proces-verbaal van bevindingen PGP-toestel [medeverdachte 3] , zaaksdossier C01, 1277-1279.
53.Proces-verbaal BlackBerry [verdachte] , zaaksdossier C01, p. 1030.
54.Proces-verbaal van observatie van 3 november 2015, zaaksdossier C01 p. 925-931.
55.Proces-verbaal van bevindingen, zaaksdossier C01, p. 143-144 en een proces-verbaal doorzoeking ter inbeslagneming, beslagdossier, p. 108-109.
56.Proces-verbaal BlackBerry [verdachte] , zaaksdossier C01, p. 1030.
57.Proces-verbaal van bevindingen mbt het baken onder het voertuig in gebruik bij [slachtoffer] in combinatie met overige onderzoeksgegevens, zaaksdossier C01, p. 1113-1118.
58.Proces-verbaal BlackBerry [verdachte] , zaaksdossier C01, p. 1031-1033.
59.Proces-verbaal BlackBerry [verdachte] , zaaksdossier C01, p. 1033-1034.
60.Proces-verbaal van bevindingen identificatie [medeverdachte 2] 5 november 2015, zaaksdossier C01, p. 145-150.
61.Proces-verbaal van bevindingen mbt 5 november 2015, zaaksdossier C01, p. 1127-1128.
62.Proces-verbaal van bevindingen camerabeelden, zaaksdossier C01, p. 156 – 165, proces-verbaal van bevindingen, zaaksdossier C01 p. 151-153, proces-verbaal van bevindingen, zaaksdossier C01, p. 166 en een proces-verbaal van bevindingen OVC 5 november 2015, zaaksdossier C01, p. 867-876.
63.Proces-verbaal van observatie van 5 november 2015, zaaksdossier C01, p. 936.
64.Proces-verbaal van bevindingen mbt 5 november 2015, zaaksdossier C01, p. 1131-1135.
65.Proces-verbaal sporenonderzoek, zaaksdossier C01, p. 367-372, een proces-verbaal gevorderde gegevens, zaaksdossier C01, p. 396-423 en een proces-verbaal BlackBerry [verdachte] , zaaksdossier C01, p. 1033-1034.
66.Proces-verbaal van bevindingen mbt 5 november 2015, zaaksdossier C01, p. 1135-1147.
67.Proces-verbaal van bevindingen, zaaksdossier C01, p. 358-363.
68.Proces-verbaal Blackberry [verdachte] , zaaksdossier C01, p. 1035.
69.Proces-verbaal van bevindingen, zaaksdossier C01, p. 1151-1154.
70.Proces-verbaal van observatie van 5 november 2015, zaaksdossier C01 p. 939-944.
71.Proces-verbaal Blackberry [verdachte] , zaaksdossier C01, p. 1035 en een proces-verbaal van bevindingen mbt 5 november 2015, zaaksdossier C01, p. 1155-1157.
72.Proces-verbaal van bevindingen, zaaksdossier C01, p. 1157-1160.
73.Proces-verbaal van observatie 5 november 2015, zaaksdossier C01, p. 945-952, een aanvullend proces-verbaal van observatie 5 november 2015, zaaksdossier C01, p. 953 en een proces-verbaal van bevindingen, zaaksdossier C01, p. 1160-1163.
74.Proces-verbaal van verstrekking gevorderde gegevens, zaaksdossier C01, p. 396-401.
75.Proces-verbaal van bevindingen m.b.t. 5 november, zaaksdossier C01, p. 1161.
76.Proces-verbaal Blackberry [verdachte] , zaaksdossier C01, p. 1037-1038.
77.Proces-verbaal Blackberry [medeverdachte 1] , zaaksdossier C01, p. 1017-1018.
78.Proces-verbaal van observatie 5 november 2015, zaaksdossier C01, p. 962-963 en een proces-verbaal van getuigenverhoor [getuige 6] , zaaksdossier C01, p. 727-733.
79.Proces-verbaal van bevindingen OVC 5 november 2015, zaaksdossier C01 p. 877-881.
80.Proces-verbaal van bevindingen mbt 5 november 2015. C01, p.1168-1170
81.De vordering is bij brief van 12 april 2017 verhoogd.