ECLI:NL:HR:2014:3473

Hoge Raad

Datum uitspraak
2 december 2014
Publicatiedatum
2 december 2014
Zaaknummer
13/01404
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Herziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van de zaak betreffende de 'showbizzmoord' en de betrouwbaarheid van bekentenissen

In deze zaak, die bekend staat als de 'showbizzmoord', heeft de Hoge Raad op 2 december 2014 een tussenarrest gewezen in het kader van een herzieningsaanvraag. De betrokkene, geboren in 1959, had eerder een gevangenisstraf van twee jaar opgelegd gekregen voor doodslag, met een terbeschikkingstelling aan de regering. De aanvragen tot herziening zijn ingediend door de Advocaat-Generaal Aben en de raadslieden van de betrokkene, mr. G.G.J. Knoops en mr. L. Vosman. De kern van de herzieningsaanvraag is de ernstige twijfel over de betrouwbaarheid van de bekentenissen die de betrokkene destijds heeft afgelegd. De Hoge Raad oordeelt dat nader onderzoek noodzakelijk is voordat een definitieve beslissing kan worden genomen. Dit onderzoek moet zich richten op de geestesgesteldheid van de betrokkene ten tijde van het misdrijf en de daaropvolgende rechtsgang. De Hoge Raad vraagt zich af of de betrokkene lijdende was aan een ziekelijke stoornis of gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens, en of dit van invloed was op zijn gedragskeuzes en gedragingen. Het onderzoek is opgedragen aan raadsheer mr. N. Jörg, die tot raadsheer-commissaris is benoemd. De Hoge Raad houdt verdere beslissingen aan totdat het onderzoek is afgerond.

Uitspraak

2 december 2014
Strafkamer
nr. 13/01404 H
Hoge Raad der Nederlanden
Tussenarrest
op aanvragen tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 16 augustus 1984, nummer 230392-84, gewezen in de strafzaak van:
[betrokkene], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1959.

1.De uitspraak waarvan herziening is gevraagd

Het Hof heeft in hoger beroep – met vernietiging van een vonnis van de Rechtbank Amsterdam van 6 februari 1984 – de betrokkene ter zake van "doodslag" veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee jaren. Voorts heeft het Hof bevolen dat hij ter beschikking van de regering zal worden gesteld teneinde van harentwege te worden verpleegd.

2.De procedure tot herziening

2.1.
De aanvragen tot herziening zijn gedaan door:
(1) de Advocaat-Generaal Aben, wiens schriftelijke vordering aan dit tussenarrest is gehecht;
(2) de raadslieden van de betrokkene, mr. G.G.J. Knoops en mr. L. Vosman, beiden advocaat te Amsterdam, wier schriftelijke aanvraag eveneens aan dit tussenarrest is gehecht.
2.2.
De Advocaat-Generaal Aben heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad de door de raadslieden gedane aanvraag gegrond zal verklaren en de zaak zal verwijzen naar een gerechtshof, opdat de zaak zal worden berecht en afgedaan op de wijze als in art. 472, tweede lid, Sv is voorzien.

3.Beoordeling van de aanvragen

3.1.
De aanvragen berusten onder meer op de stelling dat, kort gezegd, zodanig ernstige twijfel is gerezen omtrent de betrouwbaarheid van de bekentenissen die de betrokkene destijds heeft afgelegd, dat het Hof – ware het daarmee bekend geweest – die (nadien ingetrokken) bekentenissen niet voor het bewijs zou hebben gebezigd en de betrokkene zou hebben vrijgesproken van het hem tenlastegelegde.
3.2.
De Hoge Raad is van oordeel dat nader onderzoek omtrent het in de aanvragen gestelde noodzakelijk is alvorens een beslissing kan worden genomen. In het bijzonder wenst de Hoge Raad beantwoording van de volgende vragen:
(1) Was de betrokkene ten tijde van of omstreeks het plegen van het misdrijf dan wel ten tijde van het opsporingsonderzoek en/of ten tijde van de behandeling van de zaak door de Rechtbank respectievelijk het Gerechtshof lijdende aan een ziekelijke stoornis en/of gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens?
Zo ja, hoe is dat in diagnostische zin te omschrijven?
(2) Was de eventueel ziekelijke stoornis en/of gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens van invloed op de gedragskeuzes en gedragingen van de betrokkene ten tijde van het misdrijf en/of gedurende de behandeling van zijn strafzaak, en wel zodanig dat zulks mede daaruit verklaard kan worden?
Zo ja, op welke manier en in welke mate is dit geschied?
3.3.
Het onderzoek – met inbegrip van de benoeming van een deskundige indien hem zulks geraden voorkomt – zal worden opgedragen aan een raadsheer, die daartoe tot raadsheer-commissaris zal worden benoemd.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
beveelt een onderzoek als hiervoor onder 3 bedoeld;
draagt dit onderzoek op aan de raadsheer mr. N. Jörg, die daartoe bij deze tot Raadsheer-Commissaris is benoemd;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J.P. Balkema, J.W. Ilsink, N. Jörg en E.S.G.N.A.I. van de Griend, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
2 december 2014.
Mr. Balkema en mr. Ilsink zijn buiten staat dit arrest te ondertekenen.