Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres
[adres] [woonplaats] .
1.Onderzoek ter terechtzitting
mr. M.L.A. ter Veer en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. B.A. Zevenbergen, naar voren hebben gebracht.
2.Tenlastelegging
primairten laste gelegd dat hij op of omstreeks 10 februari 2014 in de gemeente Diemen, in elk geval elders in Nederland ontucht heeft gepleegd met [naam slachtoffer] , geboren op [geboortedag] 1996 die zich (onder de werknaam “ [werknaam 1] ” en/of “ [werknaam 2] ”) beschikbaar stelde tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling en die de leeftijd van zestien jaren maar nog niet de leeftijd van achttien jaren had bereikt, welke ontucht bestond uit
- het brengen/duwen van zijn, verdachtes, penis in de mond van die [naam slachtoffer] .
- die [naam slachtoffer] een geldbedrag (van 50 euro) heeft betaald,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
3.Voorvragen
Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
4.Waardering van het bewijs
primairten laste gelegde feit. Het is volgens de officier van justitie zeer onaannemelijk dat er op 10 februari 2014 in het geheel geen seksueel contact tussen verdachte en [naam slachtoffer] , onder de werknaam ‘ [werknaam 1] ’, heeft plaatsgevonden, maar bewijs hiervoor ontbreekt. Verdachte ontkent en [naam slachtoffer] kan het zich niet meer herinneren.
subsidiairten laste gelegde poging tot ontucht met een minderjarige ligt dit anders. Het feit dat verdachte via een telefoonnummer dat op de website kinky.nl vermeld stond contact heeft gezocht met ‘ [werknaam 1] ’, naar haar prijzen heeft geïnformeerd en gevraagd heeft hoe lang een vluggertje duurt en of ze ontvangst doet, dat hij vervolgens naar het opgegeven adres is gegaan en, hoewel het uiteindelijk niet tot een seksueel contact is gekomen omdat de tijd er op zat, haar wel € 50,- heeft betaald, kan worden gezien als een voltooide poging tot het plegen van ontucht tegen betaling met de op dat moment 17 jarige ‘ [werknaam 1] ’.
De officier van justitie heeft hierbij verwezen naar een uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 20 februari 2014 (ECLI:NL:RBNNE:2014:830) en een uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 10 februari 2015 (ECLI:NL:RBMNE:2015:745).
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie weken zal worden opgelegd met een proeftijd van twee jaren.
primairten laste gelegde feit. Hij ontkent dat hij ontucht heeft gepleegd met [naam slachtoffer] . Zelf heeft zij tegenover de rechter-commissaris op vragen van de officier van justitie verklaard verdachte niet te herkennen van een foto die haar tijdens het verhoor is getoond en dat zij zich helemaal niets kan herinneren van klanten uit die tijd (
de rechtbank begrijpt: februari 2014).Daarmee ontbreekt het bewijs voor de gestelde ontucht.
subsidiairtenlastegelegde poging tot ontucht met een minderjarige is niet te bewijzen. Verdachte ontkent en uit het dossier kan niet worden opgemaakt dat er handelingen hebben plaatsgevonden op seksueel gebied, kortom: er is niets strafbaars gebeurd. [naam slachtoffer] heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat zij niet kan uitsluiten dat er klanten zijn geweest met wie in het geheel geen seksuele handelingen hebben plaatsgevonden.
Als er al sprake zou zijn van een poging tot ontucht dan is het feit dat verdachte is weggegaan, nadat de tijd die hij voor € 50,- daar mocht zijn was verstreken, te beschouwen als een ‘vrijwillige terugtred’, als bedoeld in artikel 46b Sr.
primairten laste gelegde feit moet worden vrijgesproken bij gebrek aan bewijs.
Dat sprake is geweest van daadwerkelijk seksueel contact zoals ten laste gelegd, wordt door verdachte met stelligheid ontkend, terwijl [naam slachtoffer] (‘ [werknaam 1] ’) tegenover de rechter-commissaris op 27 januari 2017 heeft verklaard dat zij zich helemaal niets meer kan herinneren van klanten uit februari 2014. Verder heeft zij verdachte niet herkend op de foto die haar is getoond tijdens dat verhoor:
‘nee, die ken ik niet; dat zegt mij niks’.
subsidiairten laste gelegde
pogingoverweegt de rechtbank als volgt.
- [naam slachtoffer] een geldbedrag (van 50 euro) heeft betaald.
‘poging tot misdrijf’, als bedoeld in artikel 45 Sr.
Uitgaande van de stelling van verdachte – die niet op basis van bewijsmiddelen kan worden weerlegd – dat hij [naam slachtoffer] (‘ [werknaam 1] ’) niet heeft aangeraakt overweegt de rechtbank dat
fysiekeaanraking geen vereiste is voor de bewezenverklaring van (een poging tot) ontuchtig handelen (ECLI:NL:HR:2011:BP1379).
24 oktober 1978 gegeven criterium: ‘gedragingen zijn als een begin van uitvoering van het voorgenomen misdrijf aan te merken als zij naar hun uiterlijke verschijningsvorm moeten worden beschouwd als te zijn gericht op de voltooiing van het misdrijf’ (“Cito-arrest”, ECLI:NL:HR:1978:AC6373).
5.Beslissing
mrs. C. Klomp en F.W. Pieters, rechters,
in tegenwoordigheid van L.C. Werkman, griffier,