ECLI:NL:RBAMS:2017:4442

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
8 juni 2017
Publicatiedatum
23 juni 2017
Zaaknummer
13/751271-17
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak over de vordering tot overlevering op basis van een Europees Aanhoudingsbevel met betrekking tot detentieomstandigheden in Portugal

Op 8 juni 2017 heeft de Rechtbank Amsterdam een tussenuitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door het District Setúbal in Portugal. De zaak betreft de opgeëiste persoon, geboren in 1979 in Portugal, die momenteel gedetineerd is in een Huis van Bewaring in Nederland. De rechtbank heeft de vordering tot overlevering behandeld in aanwezigheid van de officier van justitie, mr. J.J.M. Asbroek, en de raadvrouw van de opgeëiste persoon, mr. N.C. Reehuis. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak met 30 dagen verlengd, omdat zij niet binnen de wettelijke termijn kon oordelen.

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, zijn onder andere mishandeling en bedreiging. De rechtbank heeft ook de detentieomstandigheden in de penitentiaire inrichting in Lissabon onderzocht. Eerdere uitspraken van de rechtbank hebben aangetoond dat er een reëel gevaar bestaat voor onmenselijke of vernederende behandeling van gedetineerden in Portugal. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de informatie van de Portugese autoriteiten onvoldoende is om te beoordelen of de opgeëiste persoon na overlevering in Lissabon een reëel gevaar loopt op een dergelijke behandeling.

De rechtbank heeft daarom besloten de beslissing over de overlevering uit te stellen in afwachting van aanvullende informatie van de Portugese autoriteiten. De rechtbank heeft de oproeping van de opgeëiste persoon en een tolk voor de Portugese taal bevolen voor een nog vast te stellen datum. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee andere rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM,

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751271-17
RK-nummer: 17/2454
Datum uitspraak: 8 juni 2017
TUSSEN-UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 13 april 2017 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 6 maart 2017 (ontvangen op 12 april 2017) door de
Judicial Courtvan het District Setúbal (Portugal) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] (Portugal) op [geboortedatum]1979 ,
niet ingeschreven in de Basisregistratie Personen,
thans gedetineerd in het Huis van Bewaring te [plaats huis van bewaring] ,
hierna te noemen “de opgeëiste persoon”.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 8 juni 2017. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. J.J.M. Asbroek.
De opgeëiste persoon heeft zich doen bijstaan door zijn raadvrouw, mr. N.C. Reehuis, advocaat te Amsterdam en door een tolk in de Portugese taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, van de OLW uitspraak zou moeten doen met 30 dagen verlengd. De reden hiervan is gelegen in het feit dat de rechtbank er niet in slaagt binnen de in de wet bepaalde termijn uitspraak te doen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Portugese nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een vonnis van 27 februari 2012 van het
Judicial Courtvan het District Setúbal (referentie 126/07.OGBGDL).
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van 3 jaar en 7 maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij voornoemd vonnis.
Dit vonnis betreft de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.

4.Strafbaarheid, feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist

De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de feiten niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval alleen worden toegestaan indien voldaan wordt aan de in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder a, 2e OLW gestelde eisen.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
De feiten leveren naar Nederlands recht op:
Mishandeling terwijl de schuldige het feit begaat tegen zijn echtgenote
Bedreiging met zware mishandeling / enig misdrijf tegen het leven gericht
5. Detentieomstandigheden, artikel 4 Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (Handvest)
5.1.
Inleiding
In eerdere zaken met betrekking tot Portugal (waaronder uitspraak van 9 mei 2017 (ECLI:NL:RBAMS:2017:3043) en 6 oktober 2016 (ECLI:NL:RBAMS:2016:6316) heeft de rechtbank op grond van informatie van het Europees Comité voor de Preventie van Foltering en Onmenselijke of Vernederende Behandeling of Bestraffing (CPT) uit 2013 en een verslag van de Portugese Ombudsman dat ziet op een bezoek aan de Penitentiaire Inrichting in Lissabon van 19 januari 2016, geconcludeerd dat er in het algemeen een reëel gevaar bestaat dat personen die in de uitvaardigende lidstaat
in de penitentiaire inrichting in Lissabonzijn gedetineerd, onmenselijk of vernederend worden behandeld.
Verder heeft de rechtbank overwogen dat er thans geen bewijzen zijn dat een dergelijk reëel gevaar – in het algemeen – bestaat voor personen die
in andere penitentiaire inrichtingen dan die in Lissabonzijn gedetineerd.
De officier van justitie heeft bij brief van 16 mei 2017 vragen gesteld aan de uitvaardigende justitiële autoriteit met betrekking tot de vraag of de opgeëiste persoon na zijn overlevering zal worden gedetineerd in de penitentiaire inrichting te Lissabon en voor hoe lang en onder welke omstandigheden dit zal plaatsvinden.
Bij brief van 17 mei 2017 heeft de uitvaardigende justitiële autoriteit – samengevat – verklaard dat de opgeëiste persoon na zijn overlevering vanuit Nederland zal worden geplaatst in de penitentiaire inrichting te Lissabon. Hij zal daar zo kort mogelijk verblijven, maar niet langer dan 21 dagen. Tevens is vermeld dat niet alle vleugels in de inrichting niet voldoen aan de maatstaven van het CPT. Alleen de zogenoemde “Bass” voldoet niet en deze zal dan ook worden gesloten om verbeteringen aan te brengen. De andere vleugels hebben dezelfde omstandigheden als de meeste nationale en internationale gevangenissen.
5.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de door de Portugese autoriteiten verstrekte informatie te vaag en onvoldoende concreet is om de vereiste concrete en nauwkeurige beoordeling te kunnen maken of sprake is van een reëel gevaar op een onmenselijke of vernederende behandeling. De raadsvrouw verzoekt daarom om de overlevering aan te houden.
5.3.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich eveneens onder verwijzing naar de recente uitspraken van deze rechtbank met betrekking tot de penitentiarie inrichting in Lissabon en de in deze zaak overgelegde algemene op het standpunt gesteld dat de verstrekte informatie onvoldoende is om in het geval van de opgeëiste persoon het vermoeden van onmenselijke of vernederende behandeling te weerleggen. Zij heeft om uitstel van de behandeling verzocht.
5.4.
Oordeel van de rechtbank
Onder verwijzing naar haar uitspraak en de overwegingen daarin van 9 mei 2017 (ECLI:NL:RBAMS:2017:3043) stelt de rechtbank vast dat de Portugese justitiële autoriteit niet de door de rechtbank gevraagde noodzakelijke aanvullende gegevens heeft verstrekt met betrekking tot de omstandigheden waaronder de opgeëiste persoon naar verwachting in de penitentiaire inrichting in Lissabon zal worden gedetineerd, om te kunnen beoordelen of er voor de opgeëiste persoon een reëel gevaar bestaat van een onmenselijke of vernederende behandeling.
De brief van 17 mei 2017 levert in dit verband onvoldoende concrete informatie op.
Gelet op het al vastgestelde
algemenereële gevaar in de penitentiaire inrichting te Lissabon, de omstandigheid dat de opgeëiste persoon na overlevering maximaal 21 dagen in de penitentiaire inrichting in Lissabon zal verblijven en het ontbreken van vorenbedoelde noodzakelijke aanvullende gegevens, stelt de rechtbank vast dat er voor de opgeëiste persoon na overlevering een reëel gevaar bestaat van een onmenselijke en vernederende behandeling.
De rechtbank kan niet slechts op basis van de door de Portugese justitiële autoriteiten gegeven garantie over de maximale duur van het verblijf in de penitentiaire inrichting in Lissabon een andere conclusie trekken. Door het ontbreken van de noodzakelijke aanvullende gegevens kan de rechtbank niet beoordelen of het reële gevaar van een onmenselijke en vernederende behandeling, dat aanwezig is doordat de opgeëiste persoon na overlevering in de penitentiaire in Lissabon zal verblijven, door het beperken van de maximale duur van dat verblijf, wordt uitgesloten.
Als de Portugese justitiële autoriteiten de door de rechtbank gevraagde aanvullende gegevens alsnog verstrekken, kan de rechtbank de duur van het verblijf opnieuw bezien in samenhang met die gegevens.
De rechtbank verzoekt de Portugese justitiële autoriteit bij de verstrekking van aanvullende gegevens rekening te houden met de uitspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens van 20 oktober 2016, met kenmerk: 7334/13 (Muršić/Kroatië), waarin de vraag aan de orde is wanneer detentieomstandigheden vernederend (kunnen) zijn in de zin van artikel 3 EVRM – en dus, gelet op art. 52 lid 3 Handvest, vernederend in de zin van artikel 4 Handvest.
Gelet op het voorgaande moet de beslissing over de overlevering worden uitgesteld in afwachting van aanvullende informatie van de uitvaardigende autoriteit op grond waarvan het bestaan van een reëel gevaar op een behandeling in strijd met artikel 4 van het Handvest kan worden uitgesloten.
Dit heeft tot gevolg dat de beslistermijn wordt opgeschort.

6.Beslissingen

HEROPENTen
SCHORSThet onderzoek ter zitting voor onbepaalde tijd
STELT UITde beslissing over de tenuitvoerlegging van het EAB.
BEVEELTde oproeping van de opgeëiste persoon tegen een nog vast te stellen datum en tijdstip, met tijdige kennisgeving daarvan aan zijn raadsvrouw.
BEVEELTde oproeping van een tolk voor de Portugese taal tegen de nog vast te stellen datum en het nog vast te stellen tijdstip.
Aldus gedaan door
mr. W.A.J.P. van den Reek, voorzitter,
mrs. J.A.A.G. de Vries en I.V. Ottens, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. Smeets, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 8 juni 2017.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.
[A/B/C]