ECLI:NL:RBAMS:2017:40

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
5 januari 2017
Publicatiedatum
5 januari 2017
Zaaknummer
13/845010-13
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor oplichting, valsheid in geschrifte en gewoontewitwassen in de zorgsector

Op 5 januari 2017 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 61-jarige man, die werd beschuldigd van oplichting, het valselijk opmaken en gebruiken van een notariële akte, en gewoontewitwassen. De verdachte had slachtoffers voorgespiegeld dat zij zouden investeren in een zorgfonds, maar gebruikte de inleggelden voor privé-uitgaven en het aflossen van privéschulden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte gedurende de periode van 2008 tot en met 2014 op een gewiekste manier meerdere personen heeft bewogen tot het inleggen van geldbedragen, in totaal € 2.930.550,00. De rechtbank achtte bewezen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan oplichting door een samenweefsel van verdichtsels, en sprak hem vrij van verduistering, omdat de gelden door misdrijf onder hem waren gekomen. De verdachte kreeg een gevangenisstraf van 27 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, en werd verplicht om de schade van de inleggers te vergoeden. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten, de schending van het vertrouwen van de slachtoffers, en de noodzaak om dergelijke strafbare feiten te voorkomen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/845010-13 (Promis)
Datum uitspraak: 5 januari 2017
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboortegegevens] 1955,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
ingeschreven op het adres [adres]
verblijvende op het adres [adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 22 december 2016.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. H.J. Hart en van wat verdachte en zijn raadsman mr. A.A. Kan naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging ter terechtzitting en kort samengevat, ten laste gelegd dat hij zich, al dan niet tezamen en in vereniging met anderen, in (een deel van) de periode van 2008 tot en met 2014, heeft schuldig gemaakt aan
1. oplichting en/of verduistering,
2. een valse opgave in een authentieke akte,
3. het gebruik van een valse authentieke akte en
4. gewoontewitwassen.
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in de bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Feiten en omstandigheden
Op grond van de in de voetnoten vermelde bewijsmiddelen gaat de rechtbank uit van de redengevende feiten en omstandigheden, zoals hieronder vermeld. [1] De hier genoemde feiten en omstandigheden hebben ter terechtzitting niet ter discussie gestaan.
Verdachte heeft gedurende de gehele ten laste gelegde periode, direct dan wel indirect, opgetreden als verantwoordelijk bestuurder voor de vennootschappen: [2]
  • Manaus Business Development B.V.
  • Manaus Investments B.V.
  • MBD Capital management B.V.
  • Stichting Beheer Participatiegelden
  • Manaus Health Care B.V.
  • Stichting Administratiekantoor Innovatief Starters fonds
  • Innovatief Starters Fonds B.V.
  • ISF Investments B.V.
  • MBDC participaties B.V.
In de periode van 2008 tot en met 2010 heeft verdachte, al dan niet namens een of meer van zijn vennootschappen, contact gezocht met onder meer aangevers [naam 1] , [naam 2] , [naam 3] , [naam 4] en [naam 5] . Verdachte, die enkele van de aangevers al tientallen jaren kende, heeft met deze personen gesproken over de mogelijkheid om te beleggen in een zorgfonds. [3] Uiteindelijk hebben de betrokkenen een participatieovereenkomst met verdachte gesloten, die door verdachte, of door verdachte namens zijn vennootschappen, is ondertekend, [4] en hebben de in die overeenkomsten genoemde inlegbedragen naar een rekening van een aan verdachte gelieerde vennootschap overgemaakt. [5] Uit het dossier volgt dat naast deze aangevers ook andere personen hebben ingelegd, met wie een vergelijkbare participatieovereenkomst is gesloten. [6] In totaal heeft verdachte € 2.930.550,00 ontvangen om te beleggen in zorgprojecten. [7]
Teneinde aan een deel van zijn verplichtingen te voldoen, is verdachte overgegaan tot een aandelenuitgifte bij notariële akte. In deze authentieke akte, gedateerd op 11 augustus 2010, staat vermeld dat de aandelen reeds volgestort zijn, [8] hetgeen verdachte aan de notaris heeft medegedeeld. [9] Kopieën van de akte zijn door de notaris aan de betrokkenen gestuurd. [10] Uit onderzoek door registeraccountant [getuige ] blijkt dat deze aandelen nooit volgestort zijn. [11]
Toen mededelingen over investeringen uitbleven, hebben de aangevers hun inleg terug gevorderd. Ondanks herhaaldelijke mondelinge en schriftelijke toezeggingen van verdachte, is verdachte niet tot terugbetaling overgegaan. Twee aangevers hebben hierop het faillissement van verdachte aangevraagd, dat op 23 september 2011 is uitgesproken. Op het moment dat de aangevers als getuigen in deze zaak werden gehoord, laatstelijk in 2015 bij de rechter-commissaris, hadden zij hun inleg nog niet terug ontvangen van verdachte. Verdachte heeft na opheffing van zijn faillissement wel enige, naar verhouding geringe betalingen aan schuldeisers gedaan.
Uit onderzoek door registeraccountant [getuige ] blijkt dat de ingelegde gelden niet zijn aangewend om zorgprojecten op te zetten. De bedragen zijn, kort nadat ze door verdachte zijn ontvangen, overgemaakt naar bankrekeningen van andere vennootschappen van verdachte en naar de privérekening van verdachte. [12] Iedere inleg is binnen enkele dagen tot maanden na de ontvangst daarvan volledig besteed. [13] Uit de bankafschriften van de rekeningen van verdachte en zijn vennootschapen blijkt dat verdachte de hem toevertrouwde gelden volledig heeft gebruikt om ofwel privéschulden, ofwel schulden van zijn vennootschappen te betalen. [14]
4.2.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft, zoals weergegeven in het door haar ter terechtzitting overgelegde requisitoir met bijlagen, gerekwireerd tot bewezenverklaring van oplichting, het op laten stellen en gebruik laten maken van een valse authentieke akte en gewoontewitwassen.
4.3.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit, nu de handelingen niet zijn begaan door verdachte als natuurlijk persoon, maar door de rechtspersonen waarvan verdachte bestuurder was. Ook moet vrijspraak volgen, omdat het oogmerk op bevoordeling niet kan worden aangenomen, nu verdachte te allen tijde de intentie had om uiteindelijk een zorgfonds op te zetten. Van een valse naam of hoedanigheid of van een oogmerk op het zich wederrechtelijk bevoordelen is dan ook geen sprake. Indien dit standpunt gepasseerd wordt, kan in ieder geval het medeplegen niet worden bewezen, nu de pleger en medepleger op grond van de jurisprudentie [15] niet dezelfde persoon kunnen zijn.
4.4.
Het oordeel van de rechtbank
4.4.1.
Oplichting en/of verduistering
De rechtbank stelt voorop dat voor het antwoord op de vraag of uit door verdachte gebezigde leugenachtige mededelingen kan worden afgeleid dat personen door – bijvoorbeeld – een samenweefsel van verdichtsels werden bewogen tot afgifte van een goed als bedoeld in artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht, het aankomt op alle omstandigheden van het geval. Tot die omstandigheden behoren de vertrouwenwekkende aard, het aantal en de indringendheid van de (geheel of gedeeltelijk) onware mededelingen in hun onderlinge samenhang, de mate waarin de in het algemeen in het maatschappelijk verkeer vereiste omzichtigheid degene tot wie de mededelingen zijn gericht aanleiding had moeten geven de onwaarheid te onderkennen of zich daardoor niet te laten bedriegen en de persoonlijkheid van het slachtoffer. De rechtbank overweegt daarover het volgende.
-
Voorwenden dat verdachte een bonafide fondsmanager was
De in de rechtspraak wel gebruikte formulering dat een verdachte zich als een 'bonafide' deelnemer aan het rechtsverkeer heeft gepresenteerd, is met betrekking tot het aannemen van een valse hoedanigheid slechts relevant als zo een presentatie als bonafide (potentiële) wederpartij berust op voldoende specifieke gedragingen die in de desbetreffende context erop zijn gericht bij het beoogde slachtoffer een onjuiste voorstelling van zaken in het leven te roepen teneinde daarvan misbruik te maken. Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting komt naar voren dat verdachte veelvuldig onwaarheden met betrekking tot een nog op te zetten zorgfonds heeft voorgehouden aan – potentiële – participanten. Deze uitlatingen hebben echter niet betrekking op de competenties van verdachte als fondsmanager, en ook overigens zijn geen specifieke gedragingen gebleken die op dit punt tot een onjuiste voorstelling van zaken konden leiden, waardoor de rechtbank niet bewezen acht dat verdachte aan participanten heeft voorgewend dat hij een bonafide fondsmanager was.
-
Voorwenden dat ingelegde gelden zouden worden belegd in zorg gerelateerde projecten
Door verdachte en alle aangevers is verklaard dat de participatie werd aangegaan ten behoeve van investeringen in de zorg. [16] Uit de analyse van [getuige ] van de bankafschriften van verdachte en zijn ondernemingen volgt dat alle gelden, onmiddellijk na ontvangst, zijn besteed ten behoeve van verdachte voor privéuitgaven en de aflossing van privéschulden. [17]
Op grond hiervan concludeert de rechtbank dat verdachte, in strijd met de waarheid, aan participanten heeft voorgewend dat de ingelegde gelden zouden worden belegd in zorg gerelateerde projecten. De rechtbank zal op de gestelde bedoeling om daadwerkelijk in zorgprojecten te investeren ingaan onder het kopje
‘Oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen’.
-
Voorwenden dat Kempen & Co en Petercam betrokken waren
Tijdens verschillende aandeelhoudersvergaderingen heeft verdachte, blijkens notulen en e‑mailberichten, gesproken over betrokkenheid van Kempen & Co en Petercam. [18] Getuige [getuige 1] , die in de ten laste gelegde periode bestuursvoorzitter was bij Kempen & Co, heeft verklaard dat Kempen & Co nooit de bedoeling heeft gehad om in het fonds van verdachte te stappen. Dat is volgens hem een schandalige suggestie. [19] Ook getuige [getuige 2] , in de ten laste gelegde periode directeur van Petercam, stelt dat namens Petercam geen enkele toezegging is gedaan, dat het uitgesloten is dat verdachte kon denken dat Petercam of klanten van Petercam zouden participeren en dat hij nimmer afspraken met verdachte heeft gemaakt. [20] In de administratie van verdachte of van aan hem gelieerde ondernemingen zijn geen bescheiden aangetroffen van Kempen & Co en/of Petercam over een rol van Kempen & Co of Petercam in zijn fonds. [21]
Verdachte heeft verklaard dat hij wel heeft gemeend dat hem mondelinge toezeggingen waren gedaan door Kempen & Co en Petercam. De Autoriteit Financiële Markten (AFM) heeft desgevraagd aan de FIOD verklaard dat toezeggingen als door verdachte bedoeld altijd schriftelijk worden gedaan. [22] Nu vaststaat dat een schriftelijke toezegging nimmer is gedaan, had verdachte niet de indruk mogen wekken dat hij over toezeggingen van genoemde banken beschikte.
Op grond van het voorgaande concludeert de rechtbank dat verdachte, in strijd met de waarheid, participanten heeft voorgewend dat Kempen & Co en Petercam of hun klanten deel zouden nemen aan het fonds.
-
Voorwenden dat het fonds 5 tot 50 miljoen groot was
In de participatieovereenkomsten van in ieder geval [naam 1] en [naam 2] staat vermeld dat het fonds een omvang heeft dan wel op korte termijn zal krijgen van € 50 miljoen. [23] [naam 3] en [naam 4] hebben verklaard dat verdachte tegen hen heeft gesproken over een fonds van € 20 tot € 50 miljoen. [24] Getuige [getuige 3] heeft verklaard dat verdachte heeft gesproken over €5, € 10 en € 18 miljoen. [25] Uit het onderzoek van [getuige ] is gebleken dat het fonds, met inachtneming van de gehele looptijd, in totaal nooit groter is geweest dan € 3,7 miljoen. [26]
Op grond van hetgeen hierboven omschreven concludeert de rechtbank dat verdachte, in strijd met de waarheid, aan participanten heeft voorgehouden dat het fonds aanzienlijk groter was of zou worden dan het in werkelijkheid was.
-
Voorwenden dat er maximaal 2% management fee zou worden betaald
In de participatieovereenkomsten van in ieder geval [naam 3] , [naam 4] en [naam 5] staat vermeld dat de vergoeding voor het management en overige kosten maximaal 2% van het investeringsvermogen bedraagt. [27]
Verdachte heeft hierover verklaard dat hij deze 2% mocht berekenen over de totale omvang van het fonds, waarbij als omvang wordt vastgesteld het gecommitteerde vermogen van in totaal € 50 miljoen. Onder gecommitteerd vermogen verstaat verdachte ook mondelinge toezeggingen van kapitaal, die hij zegt gehad te hebben. Verdachte mocht daarom € 1 miljoen declareren, aldus verdachte. [28]
In reactie op vragen van de FIOD hebben Eekhout-Saaiu en Verweij, beiden toezichthouder bij de AFM, verklaard dat het zeer ongebruikelijk is om management fee te berekenen over mondeling toegezegd vermogen. De vergoeding dient daarentegen te worden berekend over het reeds gestorte en/of het contractueel toegezegde vermogen. [29]
[getuige ] heeft geconstateerd dat verdachte aan privéoverboekingen en privéonkosten in totaal € 1.006.410,00 heeft opgenomen. Overigens zijn deze overboekingen en opnames niet geschied onder de vermelding van ‘management fee’ of iets vergelijkbaars. [30]
De FIOD heeft op grond van het standpunt van de AFM berekend dat verdachte, op basis van de in elk jaar ingelegde gelden, over de gehele ten laste gelegde periode in totaal maximaal € 182.905,00 aan management fee had mogen declareren. Als verdachte al meende dat de € 1 miljoen die hij privé heeft onttrokken aangemerkt dient te worden als management fee, dan heeft hij de grens van de toegestane maximale 2% ruim overschreden. [31]
De rechtbank concludeert op grond van het voorgaande dat verdachte, in strijd met de waarheid, aan participanten heeft voorgewend dat hij maximaal 2% aan fee en kosten in rekening zou brengen.
-
Voorwenden dat verdachte, direct dan wel indirect, zou deelnemen
In de participatieovereenkomsten van in ieder geval [naam 3] , [naam 4] en [naam 5] staat vermeld dat het management van MBDC voor een bedrag van € 2 miljoen deelneemt in het fonds. [32] Verdachte heeft dit ook op laten nemen in een notariële akte, waarin staat vermeld dat MBDC Participaties B.V. en Innovatief Starters Fonds B.V. aan hun stortingsplicht in euro hebben voldaan. [33] Uit onderzoek naar de bankafschriften en uit de verklaring van verdachte blijkt dat van deze participatie geen sprake was. [34]
Op grond van het voorgaande concludeert de rechtbank dat verdachte, in strijd met de waarheid, aan participanten heeft voorgewend dat hij dan wel een van zijn ondernemingen in het zorgfonds zou participeren.
-
Voorwenden dat inleggers toestemming moesten geven voorafgaand aan een investering
In de participatieovereenkomsten van in ieder geval [naam 1] en [naam 2] staat vermeld dat de participant middels een schriftelijke verklaring uitdrukkelijke toestemming moet geven voorafgaand een bepaalde investering. [35] [naam 1] en [naam 2] hebben verklaard dat zij verdachte nimmer toestemming hebben gegeven om hun inleggelden te investeren. [36]
Nu uit het dossier volgt dat verdachte de inleggelden heeft besteed, concludeert de rechtbank dat verdachte, in strijd met de waarheid, participanten heeft voorgewend dat zij toestemming moesten geven voor een investering, alvorens hun inleggelden besteed zouden worden.
-
Voorwenden dat goedkeuring zou moeten worden verleend door de Raad van Advies voorafgaand aan een investering
In de participatieovereenkomsten van in ieder geval [naam 3] , [naam 4] en [naam 5] staat vermeld dat voorgenomen investeringen ter goedkeuring worden voorgelegd aan de Raad van Advies. [37] De bestedingen die met de inleggelden zijn gedaan, zijn nimmer voorgelegd aan de Raad van Advies. Verdachte erkent dat de Raad van Advies geen formele taken heeft gehad. [38]
Getuige [getuige 4] , lid van de Raad van Advies, stelt dat de Raad van Advies nooit een toezichthoudende taak heeft gehad en dat zij slechts bij elkaar kwamen in de hoedanigheid van brainstormclub. [39] Getuige [getuige 5] , ook lid van de Raad van Advies, heeft gelijkluidend verklaard. [40]
Op grond van het voorgaande concludeert de rechtbank dat verdachte, in strijd met de waarheid, aan participanten heeft voorgewend dat de Raad van Advies goedkeuring moest geven voor een investering, alvorens de inleggelden besteed mochten worden.
-
Voorwenden dat verdachtes financiële problemen waren opgelost
Verdachte is bij civiel vonnis van 23 februari 2005 van deze rechtbank veroordeeld tot betaling van ruim € 23 miljoen aan Mercurius beleggingsmaatschappij B.V.. [41] In oktober 2009 hebben verdachte en Mercurius, onder voorwaarden, dit bedrag verlaagd tot € 15 miljoen. [42] Op 29 april 2010 is verdachte veroordeeld tot betaling van ruim € 1,5 miljoen aan [naam 1] en [naam 2] . [43]
De vermogensbeheerder van [naam 4] attendeerde [naam 4] op de financiële problemen van verdachte. Nadat [naam 4] verdachte hiermee confronteerde, heeft verdachte verklaard dat er in het verleden problemen hebben gespeeld, maar dat die inmiddels opgelost zijn. [44]
Verdachte heeft bij de FIOD verklaard dat hij inderdaad is veroordeeld tot betaling van onder meer € 23 miljoen, maar dat het geen onoverkomelijk probleem was. Verdachte beschouwde zijn schuld als een non-issue. [45] Ter zitting is gebleken dat deze schulden tot op heden niet zijn voldaan.
Op grond van het voorgaande concludeert de rechtbank dat verdachte, in strijd met de waarheid, aan participanten heeft voorgewend dat zijn financiële problemen opgelost waren.
-
Voorwenden dat er haast was geboden
[naam 1] en [naam 3] hebben verklaard dat zij volgens verdachte haast moesten maken met de participatie, omdat het fonds bijna vol was. [46] In het geval van [naam 1] was het fonds van € 50 miljoen al vol, maar als hij € 1 miljoen zou storten, zou verdachte ertoe zorgdragen dat hij nog mee kon doen. Voor [naam 3] waren twee participaties van ieder € 250.000,00 gereserveerd, waarmee de eerste € 25 miljoen volgemaakt zou worden.
In zijn verhoor blijft verdachte erbij dat dergelijke bedragen aan vermogen gecommitteerd waren aan het fonds. Uit de administratie van verdachte, [47] en de verklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] , [48] volgt geen enkele betrokkenheid van partijen die voor dergelijke bedragen zouden participeren. [getuige ] heeft vastgesteld dat het fonds in totaal slechts ruim € 3 miljoen groot was. [49]
Gelet op het voorgaande concludeert de rechtbank dat verdachte, in strijd met de waarheid, aan participanten heeft voorgewend dat het fonds bijna vol was en dat de participant snel moest handelen om nog deel te kunnen nemen aan het fonds.
-
Persoonlijke garantiestelling en het aldus impliceren dat verdachte solvabel was
Zoals hiervoor overwogen volgt uit het dossier dat verdachte, voorafgaand aan de ten laste gelegde periode, reeds een miljoenenschuld had. Toch heeft verdachte een persoonlijke garantiestelling afgegeven voor het behalen van een hoog rendement. [50] Deze borgstelling had, zo stelt de FIOD, feitelijk geen waarde. [51]
De rechtbank concludeert dan ook dat verdachte, een persoonlijke garantiestelling heeft afgegeven en daarmee, in strijd met de waarheid heeft voorgewend dat hij solvabel was, terwijl verdachte in werkelijkheid een miljoenenschuld had.
-
Voorwenden dat een hoog rendement kon worden behaald met een converteerbare lening bij DICO N.V.
Per overeenkomst van 21 februari 2008 heeft Modalfa, een onderneming van [naam 2] , van MI, handelend onder MBDC, een converteerbare lening overgenomen voor het bedrag van € 150.000,-, die MI heeft verstrekt aan DICO N.V.. De lening zou in november 2008 met een rendement van 100% kunnen worden terug verkocht aan MI.
Verdachte heeft zich ter terechtzitting op het standpunt gesteld dat hij deze toezegging is nagekomen. [naam 2] heeft ervoor gekozen zijn oorspronkelijke inleg en het rendement te herinvesteren en heeft voor een bedrag van € 300.000,- geparticipeerd in MBDC, zo blijkt uit de participatieovereenkomst.
Op grond van het voorgaande concludeert de rechtbank dat verdachte aan [naam 2] heeft voorgewend dat hij een hoog rendement kon behalen met een converteerbare lening bij Dico en dat [naam 2] dit rendement heeft verzilverd door het te herinvesteren en zodoende voor in totaal € 1 miljoen te participeren in MBDC.
-
Voorwenden van rendement
In de participatieovereenkomsten van in ieder geval [naam 3] , [naam 4] en [naam 5] staat vermeld dat deelname aan het fonds een rendement van 8% op zal leveren. [52] Ook [naam 1] en [naam 2] hebben verklaard dat verdachte dit rendement aan ze heeft voorgehouden. [53]
Uit de bankafschriften van verdachte en de analyse van [getuige ] volgt dat alle gelden, onmiddellijk na ontvangst zijn besteed ten behoeve van verdachte of zijn uitgegeven ten behoeve van rechtspersonen van verdachte en dat het nimmer is geïnvesteerd in renderende (zorg)projecten. [54] Aldus kan worden vastgesteld dat de ingelegde gelden niet zijn belegd op een wijze dat daaruit inkomsten konden voortvloeien en heeft verdachte met zijn handelen de mogelijkheid ontnomen om de inleggelden te investeren in zorgprojecten die, vermoedelijk 8%, rendement zouden opleveren.
Op grond van het voorgaande concludeert de rechtbank dat verdachte, in strijd met de waarheid, participanten heeft voorgewend dat zij rendement zouden behalen met hun participatie.
-
Bewegen tot
Aangevers hebben verklaard dat zij hebben geparticipeerd in het fonds van verdachte, vanwege het vertrouwen dat zij in verdachte stelden en het geheel aan voorwaarden en omstandigheden die door verdachte zijn voorgehouden. [55] Met name het door verdachte zelf alsmede door gerenommeerde banken investeren in het fonds, de omvang van het fonds, de grote namen van investeerders, het voorgespiegelde rendement en het vereiste van toestemming van de inlegger of de RvA maken dat de inleggers zijn bewogen tot afgifte van de gelden.
De rechtbank acht dan ook bewezen dat voornoemde onwaarheden die verdachte aan participanten heeft voorgehouden, in onderling verband en samenhang bezien, de participanten hebben bewogen tot afgifte van de in de tenlastelegging genoemde gelden.
-
Oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen
In deze zaak lijken verschillende intenties van verdachte een rol te spelen, te weten de intentie op de korte termijn en de lange termijn. De intentie op de korte termijn zou zijn om investeerders te bewegen geld af te geven door hen te misleiden dan wel de intentie om het aan verdachte toevertrouwde geld op andere wijze te gebruiken dan overeengekomen. De intentie op de langere termijn zou zijn om daadwerkelijk in de zorg te investeren en daardoor de investeerders, waarvan de inleg in eerste instantie anders was gebruikt dan hen was verteld, alsnog hun rente en inleg terug te betalen.
Voor de beoordeling van de vraag of bewezen kan worden verklaard wat aan verdachte is ten laste gelegd is zijn intentie om ‘het later goed te maken’ van geen betekenis, immers door de onjuiste voorstelling van zaken die verdachte heeft veroorzaakt zijn de participanten bewogen tot afgifte van geldbedragen, waardoor de oplichting grotendeels is voltooid. De intentie om met het later te verdienen geld de eerste inleggers alsnog te voldoen strookt bovendien niet met het gedrag van verdachte, in het bijzonder het terstond ten eigen bate besteden van de aan hem toevertrouwde gelden. Verdachte heeft ter zitting niet overtuigend duidelijk kunnen maken hoe hij dacht zijn voornemens alsnog te verwezenlijken als hij alle gelden terstond voor een eigen doel besteedt. Bij de beoordeling van het oogmerk van verdachte gaat de rechtbank dan ook uit van de uiterlijke verschijningsvorm van het handelen van verdachte. De rechtbank constateert in dit verband dat verdachte sinds februari 2008 meermalen gelden heeft ontvangen, die bestemd waren om te beleggen in een zorgfonds. Op dezelfde dag dat deze gelden werden ontvangen, zijn de gelden grotendeels aangewend ten behoeve van privé-uitgaven van verdachte. Binnen enkele weken na ontvangst, waren de gelden volledig besteed. Dit was het geval sinds de eerste storting in februari 2008 en vervolgens bij iedere volgende participatie gedurende de jaren daarna.
Verdachte heeft betoogd dat bij beleggingen in de zorg veel aanloopkosten moeten worden gemaakt. De gelden die in een fonds ingelegd worden, zijn dan ook nodig om projecten op te starten en pas als deze projecten tot stand zijn gekomen worden de aanloopkosten terugverdiend, aldus verdachte. De rechtbank acht dit betoog niet aannemelijk aangezien verdachte de ingelegde gelden terstond voor andere doelen bestemde zodat er geen geld overbleef om renderende (zorg)projecten te starten. Bovendien heeft verdachte bij de participanten de indruk gewekt dat zowel de te investeren gelden als de geschikte projecten reeds aanwezig waren, zodat hun inleg onmiddellijk zeer winstgevend zou kunnen worden belegd. Geen van de inleggers heeft verklaard zich er van bewust te zijn geweest dat er eerst aanloopkosten zouden zijn.
Gelet op het voorgaand is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan dan dat verdachte, door de inleggers te bewegen gelden af te geven, handelde met het oogmerk om zichzelf wederrechtelijk te bevoordelen. Er is immers zo’n groot verschil tussen de werkelijkheid en de door verdachte gegeven voorstelling van zaken dat in redelijkheid niet kan worden aangenomen dat verdachte in de juistheid daarvan heeft geloofd. Dat er sprake is van wederrechtelijke bevoordeling blijkt uit de snelheid waarmee verdachte de ingelegde gelden heeft weggesluisd, de stelselmatigheid en de duur van zijn handelen en het gegeven dat de bedragen volledig zijn besteed en in het geheel niet zijn geïnvesteerd in renderende zorgprojecten. Dat dit werd aangeduid als management fee doet daar niet aan af. Het verweer van de raadsman dat er geen sprake is van opzet op oplichting wordt derhalve verworpen.
-
Medeplegen
Verdachte heeft in de onderhavige zaak gehandeld in de hoedanigheid van natuurlijk persoon, alsmede in de hoedanigheid van – indirect – bestuurder van diverse rechtspersonen. De enkele omstandigheid dat een verboden gedraging van verdachte aan een rechtspersoon kan worden toegerekend, kan niet met zich meebrengen dat verdachte het feit tezamen met de rechtspersoon heeft gepleegd. [56] De rechtbank is van oordeel dat in de onderhavige zaak geen sprake is van medeplegen en dat de feiten door verdachte als natuurlijk persoon zijn begaan.
De rechtbank verwerpt dan ook het verweer van de raadsman, dat de feiten niet door verdachte maar door de rechtspersonen zijn begaan en honoreert het verweer van de raadsman, dat geen sprake is van medeplegen.
-
Conclusie
Naar het oordeel van de rechtbank laat het handelen van de verdachte zich kwalificeren als oplichting door een samenweefsel van verdichtsels in de zin van artikel 326, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
Nu de rechtbank de ten laste gelegde oplichting bewezen acht, bestaat op grond van de wetssystematiek geen mogelijkheid om de alternatief ten laste gelegde verduistering bewezen te verklaren. Verdachte had de gelden immers niet anders dan door misdrijf onder zich.
De rechtbank acht derhalve bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan oplichting door een samenweefsel van verdichtsels, zoals hierna in rubriek 5 is vermeld, en spreekt verdachte vrij van verduistering.
4.4.2.
Valse opgave in een authentieke akte en het gebruikmaken daarvan
Het dossier bevat een notariële akte van aandelenuitgifte, gedateerd op 11 augustus 2010, welke akte vermeldt dat de aandelen volgestort waren en dat aan de stortingsplicht is voldaan door betaling in euro. [57] Afschriften van deze akte zijn door de notaris verzonden aan onder meer [naam 5] , [getuige 1] en [getuige 5] . [58]
De notaris die de akte heeft verleden, mr. Bakker, heeft verklaard dat de passage over de volstorting van de aandelen in de akte is opgenomen op grond van de verklaring van verdachte. [59] Verdachte heeft bevestigd dat hij de notaris heeft medegedeeld dat de aandelen volgestort waren. [60]
[getuige ] heeft geconstateerd dat de administratie van verdachte afwijkt van deze vermelding in de akte. De volstorting door betaling in euro is niet terug te vinden in de administratie. [61]
Verdachte heeft erkend dat de volstortingen niet hebben plaatsgevonden. Hij heeft ter zitting verklaard dat hij aan de notaris heeft gezegd dat de gelden die dag gestort zouden worden. Daargelaten dat dit niet overeenstemt met wat de notaris heeft verklaard, zou het in die situatie op de weg van verdachte hebben gelegen de akte waarin stond dat de aandelen waren volgestort niet eerder te ondertekenen dan nadat die gelden daadwerkelijke waren ontvangen. Door de akte te ondertekenen terwijl hij wist dat deze op dat moment nog onjuist was, heeft verdachte een valse verklaring in de akte doen opnemen. Ter zitting heeft verdachte bovendien erkend dat de aandelen nooit zijn volgestort, ook niet na het passeren van de notariële akte. Het is dan ook zeer de vraag of verdachte ooit daadwerkelijk heeft kunnen geloven dat die gelden (door of in opdracht van verdachte zelf) gestort zouden worden.
De rechtbank acht, op grond van het voorgaande, bewezen dat verdachte valse gegevens in een authentieke akte op heeft laten nemen en daarvan gebruik heeft gemaakt, zoals hierna in rubriek 5 is vermeld.
4.4.3.
Gewoontewitwassen
-
Herkomst van de gelden
De rechtbank begrijpt dat het in de tenlastelegging genoemde geldbedrag betrekking heeft op de inleggelden waarvan, gelet op hetgeen onder 4.4.1. is overwogen, kan worden bewezen dat al deze gelden afkomstig zijn uit oplichting.
-
De kwalificatie-uitsluitingsgrond
Bovenbedoelde oplichting is begaan door verdachte, waardoor sprake is van een eigen misdrijf. Uit de rechtspraak volgt dat als een verdachte een voorwerp heeft verworven of voorhanden gehad, terwijl dat voorwerp afkomstig is uit eigen misdrijf, uit de motivering van het oordeel dat sprake is van witwassen, moet kunnen worden afgeleid dat de verdachte het voorwerp niet slechts heeft verworven of voorhanden heeft gehad, maar dat zijn gedragingen ook kennelijk gericht zijn geweest op het daadwerkelijk verbergen of verhullen van de criminele herkomst van het voorwerp, dan wel dat hij het voorwerp ook overdraagt, omzet of daarvan gebruik maakt. [62] In het onderhavige geval heeft verdachte de inleggelden niet slechts verworven en voorhanden gehad, maar heeft hij met al het geld ook allerlei transacties verricht of laten verrichten, zoals overwogen onder 4.4.1.. Er zijn bedragen geboekt van en naar rekeningen van de verdachten, zijn ondernemingen en derden. Gelet hierop is eveneens sprake van het overdragen en gebruikmaken van het gehele bedrag en is de kwalificatie-uitsluitingsgrond niet aan de orde.
-
Gewoonte
Blijkens de wetsgeschiedenis is sprake van een gewoonte bij een pluraliteit van feiten die niet slechts toevallig op elkaar volgen, maar onderling in zeker verband staan, zowel voor wat betreft de objectieve aard van de feiten als voor wat betreft de subjectieve gerichtheid van de dader, zijnde de neiging van de dader om het feit steeds weer te begaan. [63] Gelet op de wijze waarop verdachte de inleggelden heeft verworven, vervolgens die gelden heeft doorgeboekt en besteed, alsmede de lange periode waarbinnen dit herhaaldelijk plaatsvond, is naar het oordeel van de rechtbank sprake van een gewoonte.
-
Conclusie
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het gewoontewitwassen bewezen, zoals hierna in rubriek 5 is vermeld. De rechtbank ziet aanleiding om de bewezen verklaarde periode te verkorten, en wel tot de dag waarop het faillissement van verdachte is uitgesproken, omdat verdachte vanaf dat moment de beschikking over eventuele activa verloor en er nadien geen witwashandelingen door verdachte meer hebben kunnen plaatsgevonden.
5. Bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat verdachte
1.
eerste alternatief
op tijdstippen in de periode van 1 januari 2008 tot en met 31 oktober 2010 in Nederland, telkens met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen, door een samenweefsel van verdichtsels, meerdere natuurlijke personen en rechtspersonen heeft bewogen tot de afgifte van meerdere geldbedragen, in totaal € 2.930.550,00, te weten, onder andere:
  • Rohadco Beheer B.V. en/of [naam 1] tot afgifte van € 500.000,00,
  • Modalfa B.V. en/of [naam 2] tot afgifte van € 700.000,- en € 150.000,00,
  • Twenthe Beheer B.V. en/of [naam 3] tot afgifte van € 500.000,00,
  • [naam 4] tot afgifte van € 100.000,00 en
  • [naam 5] tot afgifte van € 50.000,00,
hebbende verdachte - zakelijk weergegeven - telkens opzettelijk en in strijd met de waarheid aan onder andere bovengenoemde personen:
  • voorgewend dat MBD Capital Management B.V., MHC Manaus Health Care B.V., Stichting Beheer Participatie Gelden en Manaus Investments B.V. bestaande bedrijven waren die ingelegde gelden zouden beleggen in zorg gerelateerde projecten,
  • voorgewend dat (cliënten van) de bank Kempen & Co en/of de vermogensbeheerder Petercam zouden participeren en/of hebben geparticipeerd in de fondsen MBD Capital Management B.V., MHC Manaus Health Care B.V., Stichting Beheer Participatie Gelden en Manaus Investments B.V. en
  • voorgewend dat er 5, 20, 25 en/of 50 miljoen euro in het fonds was gestort of zou worden gestort, althans voorgewend dat in het fonds meer geld was gestort of zou worden gestort dan in werkelijkheid het geval was,
  • voorgewend dat de management fee 1,5% tot 2%, althans een gering percentage van het investeringsvermogen, zou bedragen,
  • voorgewend dat hij, verdachte, of het management van MHC Manaus Health Care B.V., MBDC Health Care & Hospitality en/of MBD Capital Management B.V. zelf zou deelnemen of deel nam aan het fonds, voor een bedrag van € 2.000.000,00,
  • voorgewend dat inleggers toestemming zouden moeten geven voordat de ingelegde gelden geïnvesteerd zouden worden,
  • voorgewend dat goedkeuring zou moeten worden verleend door de Raad van Advies voordat ingelegde gelden geïnvesteerd zouden worden,
  • voorgewend dat zijn, verdachtes, financiële problemen waren opgelost,
  • voorgewend dat met betrekking tot de inleg potentiële inleggers snel moesten beslissen en dat er haast geboden was, omdat het fonds bijna vol was en er anders niet meer ingelegd kon worden,
  • een garantiestelling afgegeven voor het nakomen van de verplichtingen van MBD jegens Modalfa en daarmee voorgewend dat hij, verdachte, solvabel was, terwijl hij in werkelijkheid een miljoenenschuld had en
  • voorgewend dat bij de inleg sprake was van een hoog rendement en/of een minimum rendement van 8%,
waardoor onder andere bovengenoemde natuurlijke personen en rechtspersonen zijn bewogen tot bovenomschreven afgifte;
2.
op 11 augustus 2010 te Amsterdam in een authentieke akte, te weten een akte van uitgifte van aandelen d.d. 11 augustus 2010, een valse opgave aangaande een feit van welks waarheid de akte moet doen blijken heeft doen opnemen, bestaande die valse opgave hierin dat MBDC Participaties B.V. en Innovatief Starters Fonds B.V. geheel aan hun stortingsplicht hebben voldaan door betaling in euro, met het oogmerk om die akte te gebruiken als ware die opgave in overeenstemming met de waarheid;
3.
omstreeks 11 augustus 2010 te Amsterdam, opzettelijk heeft doen afleveren en voorhanden heeft gehad, een authentieke akte ten name van MHC Manaus Health Care B.V., als ware de inhoud in overeenstemming met de waarheid, te weten een akte van uitgifte van aandelen d.d. 11 augustus 2010 en kopieën van voornoemde akte, met daarin opgenomen een valse opgave aangaande een feit van welks waarheid de akte moet doen blijken, te weten dat MBDC Participaties B.V. en Innovatief Starters Fonds B.V. geheel aan hun stortingsplicht hebben voldaan door betaling in euro, bestaande dat doen afleveren hierin dat hij kopieën van voornoemde akte aan meerdere natuurlijke personen heeft doen afleveren, en hij voornoemde akte voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat de akte bestemd was voor zodanig gebruik;
4.
op meer tijdstippen in de periode van 1 februari 2008 tot en met 23 september 2011 in Nederland, van voorwerpen, te weten geldbedragen tot een totaal van € 2.930.550,00, verkregen door oplichting, voorhanden heeft gehad, heeft verworven en overgedragen en daarvan gebruik heeft gemaakt, terwijl hij, verdachte, wist dat die geldbedragen geheel - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf en hiervan een gewoonte heeft gemaakt.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten of omissies voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigings-grond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om, indien de rechtbank toekomt aan de oplegging van straf, geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf aan verdachte op te leggen. De negatieve media-aandacht, het privé en zakelijke faillissement, de relatieve geringe schade, het ontbreken van de vervolgingsnoodzaak, de reeds betaalde schadevergoeding en de psychologische behandeling van verdachte maken het gevaar voor recidive gering. Al met al dient een onvoorwaardelijke gevangenisstraf geen redelijk belang in deze zaak.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft in een periode van meer dan drie jaren op gewiekste en overtuigende wijze meerdere personen bewogen tot de inleg van geldbedragen van in totaal bijna € 3 miljoen in een door hem op te zetten zorgfonds. Het zorgfonds werd gepresenteerd als mogelijkheid om goed te verdienen aan daadwerkelijke economische activiteiten en zorgprojecten. Van daadwerkelijke investeringen in enig zorgproject is echter nooit sprake geweest. Verdachte beloofde hoge en gegarandeerde rendementen, maar omdat hij de ingelegde gelden voor andere doelen gebruikte en bovendien nog geen geschikte projecten had waarin geïnvesteerd kon worden, terwijl de daarvoor benodigde grote bedragen ook niet beschikbaar waren, werd met de ingelegde gelden niets verdiend. Daarbij heeft verdachte alle betrokkenen voortdurend met behulp van vele leugens en halve waarheden de indruk proberen te geven dat de investeringen goed verliepen en een groot succes zouden worden. Verdachte verzweeg daarbij onder meer dat hij alle gelden terstond opmaakte aan andere doelen, te weten zijn eigen schulden. Verdachte en zijn ondernemingen zijn naderhand failliet verklaard en de inleggers zijn de dupe geworden van deze oplichting. Zij zullen naar alle waarschijnlijkheid hun inleg niet, althans niet volledig terug krijgen, laat staan dat zij het beloofde rendement kunnen incasseren. Verdachte is niet slechts te optimistisch geweest over de kansen om in de zorg lucratieve projecten te ontwikkelen, maar heeft door een groot aantal onwaarheden te vertellen een beeld geschetst dat ver van de werkelijkheid afweek. Als de inleggers zouden hebben geweten dat verdachte de inleg zou gebruiken voor privéuitgaven en het betalen van schulden, er nog geen geschikt project gereed was om daarin daadwerkelijk te investeren en de omvang van het fonds ook nog veel te gering was om op enige schaal te kunnen investeren, zouden zij naar alle waarschijnlijkheid niet met verdachte in zee zijn gegaan. Verdachte heeft voorts niet geschroomd om in een notariële akte valse gegevens op te laten nemen, waarmee hij het vertrouwen dat in het maatschappelijk en economisch verkeer aan de bewijskracht van een notariële akte pleegt te worden ontleend heeft geschaad. Verdachte heeft bovendien meermalen aanzienlijke geldbedragen, die uit de oplichting afkomstig waren, witgewassen. Het witwassen van criminele gelden vormt een ernstige bedreiging van de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan.
Verdachte heeft met zijn handelen niet alleen het persoonlijk in hem gestelde vertrouwen van vele personen geschonden, maar tevens het vertrouwen dat men in zijn algemeenheid mag en moet kunnen hebben in het economische verkeer. Verdachte lijkt onvoldoende inzicht te hebben in het kwalijke van zijn handelwijze en blijft zelfs ter zitting nog zijn nooit gerealiseerde plannen verdedigen als zeer beloftevol. Ook valt op dat verdachte zelf kennelijk nog steeds gelooft dat hij met de opbrengst van die plannen zijn schulden in de toekomst had kunnen aflossen dan wel dat hij, als hij de kans zou krijgen, die schulden alsnog zou kunnen afbetalen. Gelet op de leeftijd, het inkomen en de schulden van verdachte lijkt dit niet in overeenstemming met de realiteit.
De rechtbank is van oordeel dat er een strafoplegging dient te volgen die recht doet aan de ernst van de bewezen verklaarde feiten, als vergelding voor de financiële schade en het geschonden vertrouwen van de benadeelden en ter voorkoming van te plegen soortgelijke strafbare feiten door verdachte en anderen. De rechtbank betrekt bij het bepalen van de straf de afspraken, zoals deze in de zogenoemde ‘oriëntatiepunten straftoemeting fraude’ van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) van de hoven en de rechtbanken zijn gemaakt. Genoemde oriëntatiepunten dienen ter bevordering van de rechtseenheid in de strafoplegging. Bij de toepassing van deze oriëntatiepunten geldt bij een benadelingsbedrag van meer dan één miljoen euro een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van minimaal 24 maanden als uitgangspunt. Dit uitgangspunt dient te worden vermeerderd, nu het totale benadelingsbedrag wordt geschat op bijna € 3 miljoen en verdachte eveneens wordt veroordeeld voor overtreding van artikel 227 Sr, hetgeen maakt dat de rechtbank een gevangenisstraf van ten minste 30 maanden als uitgangspunt neemt. In zoverre is de eis van de officier van justitie laag te noemen.
Ter terechtzitting heeft verdachte aangegeven dat hij inmiddels de inleggers terugbetaalt. Deze terugbetaling van 5.000,- per maand gaat niet altijd volgens afspraak, aangezien verdachte daarop ten tijde van de zitting een achterstand had. Verdachte heeft gesteld dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf deze terugbetalingen zou doorkruisen, aangezien verdachte daardoor zijn baan zal verliezen. De rechtbank overweegt dat, zelfs als geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd wordt, het bedrag dat uiteindelijk door verdachte terugbetaald kan worden, gelet op zijn leeftijd en verdiencapaciteit, zeer beperkt is in verhouding tot hetgeen verdachte zou moeten betalen. De rechtbank ziet in – het voortzetten van – de terugbetaling dan ook geen reden om af te wijken van voornoemd uitgangspunt.
De redelijke termijn, zoals bedoel in artikel 6 EVRM, is in de onderhavige zaak overschreden. Een deel van deze termijnoverschrijding komt voor rekening van het Openbaar Ministerie, waardoor de rechtbank aanleiding ziet om voornoemd uitgangspunt met 10% te verminderen tot 27 maanden gevangenisstraf.
Gelet op de ernst en de duur van de gepleegde feiten, de oriëntatiepunten van het LOVS en het tijdsverloop zal de rechtbank dan ook een gevangenisstraf van 27 maanden opleggen. Hoewel verdachte door het faillissement en deze stafzaak niet meer beschikt over de relaties met vrienden en zakenrelaties die hij had ten tijde van de bewezenverklaarde feiten en de kans op herhaling dus is afgenomen, acht de rechtbank met de officier van justitie een beperkt voorwaardelijk strafdeel wenselijk om verdachte ervan te weerhouden in de toekomst strafbare feiten te plegen. Dit voorwaardelijke deel zal worden gesteld op zes maanden, met een proeftijd van drie jaar.

9.Ten aanzien van de benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel

9.1.
De vordering van Rohadco Beheer B.V.
De benadeelde partij Rohadco Beheer B.V. vordert € 15.713,38 aan materiële schadevergoeding, bestaande uit een vergoeding voor de kosten voor rechtsbijstand. De officier van justitie heeft gerekwireerd tot toewijzing van deze vordering.
De rechtbank overweegt ten aanzien van deze vordering als volgt. Vast staat dat aan de benadeelde partij door het onder 1 bewezen verklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht. Deze schade is reeds in een civiele procedure toegewezen, inclusief een vergoeding van de in die procedure gemaakte kosten. Kosten van rechtsbijstand komen in aanmerking voor vergoeding op grond van artikel 592a Sv. Een redelijke uitleg van artikel 592a Sv brengt mee dat bij de begroting van deze kosten dezelfde maatstaf wordt gehanteerd als in civiele procedures. De rechtbank zal de kosten aan de hand van het liquidatietarief, uitgaande van het toegewezen bedrag in de civiele procedure, [64] zijnde € 556.667,00, aan schadevergoeding, bepalen op € 2.580,00 (1 punt à € € 2.580,00) [65] en wijst de vordering tot dat bedrag toe.
De rechtbank verklaart de vordering van Rohadco Beheer B.V. voor het overige niet-ontvankelijk.
9.2.
De vordering van Modalfa B.V.
De benadeelde partij Modalfa B.V. vordert € 15.713,38 aan materiële schadevergoeding, bestaande uit een vergoeding voor de kosten voor rechtsbijstand. De officier van justitie heeft gerekwireerd tot toewijzing van deze vordering.
De rechtbank overweegt ten aanzien van deze vordering als volgt. Vast staat dat aan de benadeelde partij door het onder 1 bewezen verklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht. Deze schade is reeds in een civiele procedure toegewezen, inclusief een vergoeding van de in die procedure gemaakte kosten. Kosten van rechtsbijstand komen in aanmerking voor vergoeding op grond van artikel 592a Sv. Een redelijke uitleg van artikel 592a Sv brengt mee dat bij de begroting van deze kosten dezelfde maatstaf wordt gehanteerd als in civiele procedures. De rechtbank zal de kosten aan de hand van het liquidatietarief, uitgaande van het toegewezen bedrag in de civiele procedure, [66] zijnde € 1.093.333,00, aan schadevergoeding, bepalen op € 3.211,00 (1 punt à € 3.211,00) [67] en wijst de vordering tot dat bedrag toe.
De rechtbank verklaart de vordering van Modalfa Beheer B.V. voor het overige niet-ontvankelijk.
9.3.
De vordering van Twenthe Beheer B.V.
De benadeelde partij Twenthe Beheer B.V. vordert € 515.713,38 aan materiële schadevergoeding, bestaande voor € 500.000,00 uit de inleg van de benadeelde en voor € 15.713,38 uit een vergoeding voor de kosten voor rechtsbijstand. De officier van justitie heeft gerekwireerd tot toewijzing van deze vordering.
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het onder 1 bewezen verklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De gevorderde schadevergoeding ten aanzien van de inleg van de benadeelde komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal daarom worden toegewezen tot een bedrag van € 500.000,00.
Kosten van rechtsbijstand komen in aanmerking voor vergoeding op grond van artikel 592a Sv. Een redelijke uitleg van artikel 592a Sv brengt mee dat bij de begroting van deze kosten dezelfde maatstaf wordt gehanteerd als in civiele procedures. De rechtbank zal de kosten aan de hand van het liquidatietarief, uitgaande van het toegewezen bedrag aan schadevergoeding, bepalen op € 2.580,00 (1 punt à € € 2.580,00) [68] en wijst de vordering tot dat bedrag toe.
De rechtbank verklaart de vordering van Twenthe Beheer B.V. voor het overige niet-ontvankelijk.
9.4.
De vordering van [naam 4]
De benadeelde partij [naam 4] vordert € 111.900,00 aan materiële bestaande voor € 100.000,00 uit de inleg van de benadeelde en voor € 11.900,00 uit een vergoeding voor de kosten voor rechtsbijstand.
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het onder 1 bewezen verklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De gevorderde schadevergoeding ten aanzien van de inleg van de benadeelde komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal daarom worden toegewezen tot een bedrag van € 100.000,00.
Kosten van rechtsbijstand komen in aanmerking voor vergoeding op grond van artikel 592a Sv. Een redelijke uitleg van artikel 592a Sv brengt mee dat bij de begroting van deze kosten dezelfde maatstaf wordt gehanteerd als in civiele procedures. De rechtbank zal de kosten aan de hand van het liquidatietarief, uitgaande van het toegewezen bedrag aan schadevergoeding, bepalen op € 1.421,00 (1 punt à € 1.421,00) [69] en wijst de vordering tot dat bedrag toe.
De rechtbank verklaart de vordering van [naam 4] voor het overige niet-ontvankelijk.
9.5.
De vordering van [naam 5]
De benadeelde partij [naam 5] vordert € 65.713,38 aan materiële bestaande voor € 50.000,00 uit de inleg van de benadeelde en voor € 15.713,38 uit een vergoeding voor de kosten voor rechtsbijstand.
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het onder 1 bewezen verklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De gevorderde schadevergoeding ten aanzien van de inleg van de benadeelde komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal daarom worden toegewezen tot een bedrag van € 50.000,00.
Kosten van rechtsbijstand komen in aanmerking voor vergoeding op grond van artikel 592a Sv. Een redelijke uitleg van artikel 592a Sv brengt mee dat bij de begroting van deze kosten dezelfde maatstaf wordt gehanteerd als in civiele procedures. De rechtbank zal de kosten aan de hand van het liquidatietarief, uitgaande van het toegewezen bedrag aan schadevergoeding, bepalen op € 894,00 (1 punt à € 894,00) [70] en wijst de vordering tot dat bedrag toe.
De rechtbank verklaart de vordering van [naam 5] voor het overige niet-ontvankelijk.
9.6.
De schadevergoedingsmaatregel
Ter terechtzitting heeft mr. J.W. Soeteman, advocaat te Amsterdam, namens de benadeelden Rohadco Beheer B.V. en Modalfa B.V., verzocht om de schadevergoedingsmaatregel op te leggen voor het bedrag van respectievelijk € 556.667,00 en € 1.093.333,00, zijnde de bedragen waartoe verdachte in een civiele procedure reeds tot terugbetaling is veroordeeld. De benadeelden hebben evenwel nog wel een belang bij verschijning in de strafprocedure, omdat zij daarin kunnen verzoeken de schadevergoedingsmaatregel toe te passen.
Ook heeft de advocaat verzocht de schadevergoedingsmaatregel op te leggen voor de vorderingen van de inleg van de benadeelden Twenthe Beheer B.V., [naam 4] en [naam 5] , zijnde in totaal € 650.000,00. De schadevergoedingsmaatregel is wenselijk, omdat de daaraan verbonden hechtenis verdachte wellicht motiveert de schade daadwerkelijk te vergoeden. De officier van justitie heeft gerekwireerd tot oplegging van de schadevergoedingsmaatregel voor de gevraagde bedragen.
De rechtbank zal de hierna te noemen schadevergoedingsmaatregel opleggen, aangezien verdachte jegens de slachtoffers Rohadco Beheer B.V., Modalfa B.V., Twenthe Beheer B.V., [naam 4] en [naam 5] , naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 1 bewezen geachte feit is toegebracht. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van € 2.300.000,00 (twee miljoen en driehonderdduizend euro), zijnde de totale hoogte van de civiele toegewezen vorderingen, minus de gevorderde kosten voor rechtsbijstand. Bij gebreke van betaling en verhaal wordt deze betalingsverplichting vervangen door hechtenis van 365 dagen. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 36f, 56, 57, 227, 326, 420ter van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften zijn toepasselijk zoals geldend ten tijde van het bewezen geachte.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder feit 1, tweede alternatief, ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, eerste alternatief, 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Oplichting, meermalen gepleegd;
In een authentieke akte een valse opgave doen opnemen aangaande een feit, van welks waarheid die akte moet doen blijken, met het oogmerk om die akte te gebruiken of door anderen doen gebruiken als ware zijn opgave in overeenstemming met de waarheid, meermalen gepleegd;
Het gebruik maken van een valse authentieke akte als ware deze echt en onvervalst, meermalen gepleegd;
Gewoontewitwassen.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte] , daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 27 (zevenentwintig) maanden.
Beveelt dat een gedeelte, groot 6 (zes) maanden, van deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 3 (drie) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Wijst de vordering van Rohadco Beheer B.V. gedeeltelijk toe en veroordeelt verdachte tot betaling van € 2.580,00 aan de benadeelde partij. De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering.
Wijst de vordering van Modalfa B.V. gedeeltelijk toe en veroordeelt verdachte tot betaling van € 3.211,00 aan de benadeelde partij. De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering.
Wijst de vordering van Twenthe Beheer B.V. gedeeltelijk toe en veroordeelt verdachte tot betaling van € 502.580,00 aan de benadeelde partij. De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering.
Wijst de vordering van [naam 4] gedeeltelijk toe en veroordeelt verdachte tot betaling van € 101.421,00 aan de benadeelde partij. De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering.
Wijst de vordering van [naam 5] gedeeltelijk toe en veroordeelt verdachte tot betaling van € 50.894,00 aan de benadeelde partij. De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering.
Legt verdachte de verplichting op € 2.300.000,00 (twee miljoen en driehonderdduizend euro) aan de Staat te betalen,te weten
  • ten behoeve van Rohadco Beheer B.V. een bedrag van € 556.667,00,
  • ten behoeve van Modalfa B.V. een bedrag van € 1.093.333,00,
  • ten behoeve van Twenthe Beheer B.V. een bedrag van € 500.000,00,
  • ten behoeve van [naam 4] een bedrag van € 100.000,00 en
  • ten behoeve van [naam 5] een bedrag van € 50.000,00.
Bij gebreke van betaling en verhaal wordt deze betalingsverplichting vervangen door hechtenis van 365 dagen. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.A.A.G. de Vries, voorzitter,
mrs. R.H.C. Jongeneel en A. Eichperger, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.L.A. Haulo, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 5 januari 2017.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.De weergegeven bewijsmiddelen bevinden zich, tenzij anders vermeld, in het dossier van de FIOD-ECD. De in de voetnoten als processen-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en voldoen aan de daaraan bij de wet gestelde eisen. Verwezen wordt naar de desbetreffende pagina’s in de dossiers. De inhoud van elk bewijsmiddel – ook in onderdelen – wordt slechts gebruikt tot het bewijs van het ten laste gelegde feit waarop het, zoals blijkt uit de inhoud, kennelijk betrekking heeft.
2.OPV (p.4-6) en V01-01 (p.302).
3.V01-01 (p.320) en D-001 (p.481-482).
4.D-003 (p.511-513, inzake Rohadco/ [naam 1] ), D-004 (p.514-516, inzake Modalfa/ [naam 2] ), D-012 (p.550-552, inzake [naam 5] ), D-013 (p.553-555, inzake [naam 4] ), D-029 (p.815-817, inzake Twenthe/ [naam 3] ).
5.BK0279 (inzake Rohadco/ [naam 1] ), BK0090 (inzake Modalfa/ [naam 2] ), BK0187-0225 (inzake Twenthe/ [naam 3] ), BK0532 (inzake [naam 4] ), BK0697-0714 (Inzake [naam 5] ).
6.D-138 (p.1773-1775, inzake [getuige 1] ) en D-179 (p.1985-1987, inzake [getuige 5] ).
7.OPV (p.87).
8.D-063 (p.1052).
9.G13-01 (p.463) en V01-01 (p.313).
10.OPV (p.21) en G13-01 (p.464).
11.G01-01 (p.362).
12.D-017 (p.686).
13.D-017 (p.694), D-017F (p.715-718), BK-0279 (inzake Rohadco/ [naam 1] ), BK-0090 en BK-0131 (inzake Modalfa/ [naam 2] ), BK-0225 (inzake Twenthe/ [naam 3] ), BK-0532 (inzake [naam 4] ), BK-0174 (Inzake [naam 5] ).
14.OPV (p.55-56) en D017i (p.753)
15.Vgl. HR 18 december 2012, ECLI:NL:HR:2012:BX5140, r.o. 3.4.
16.V01-01 (p.320) en D-001 (p.481-482).
17.D-017 (p.694) en D-017F (p.715-718).
18.D-115a (p.1537) en D-201 (p.2051).
19.Een proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] , d.d. 16 oktober 2015, van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank.
20.Een proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] , d.d. 16 oktober 2015, van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank.
21.OPV (p.28).
22.D-217 (p.2126-2130).
23.D-003 (p.511-513, inzake Rohadco/ [naam 1] ) en D-004 (p.514-516, inzake Modalfa/ [naam 2] ).
24.D-006 (p.523, inzake Twenthe/ [naam 3] ) en D-010 (p.541, inzake [naam 4] ).
25.G05-01 (p.387).
26.D-017 (p.686).
27.D-012 (p.551, inzake [naam 5] ), D-013 (p.554, inzake [naam 4] ) en D-029 (p.816, inzake Twenthe/ [naam 3] ).
28.V01-02 (p.336) en V01-03 (p.350 en 352-353).
29.D-217 (p.2128).
30.D-017 (p.687).
31.OPV (p.36-37).
32.D-012 (p.551, inzake [naam 5] ), D-013 (p.554, inzake [naam 4] ) en D-029 (p.816, inzake Twenthe/ [naam 3] ).
33.D-063 (p.1052).
34.G01-01 (p.362) en V01-01 (p.314).
35.D-003 (p.512, inzake Rohadco/ [naam 1] ) en D-004 (p.514-516, inzake Modalfa/ [naam 2] ).
36.D-008 (p.532, inzake Rohadco/ [naam 1] ) en D-007 (p.528-529, inzake Modalfa/ [naam 2] ).
37.D-012 (p.551, inzake [naam 5] ), D-013 (p.554, inzake [naam 4] ) en D-029 (p.817, inzake Twenthe/ [naam 3] ).
38.V01-01 (p.303).
39.G07-01 (p.407).
40.G09-02 (p.426-427).
41.D-089 (p.1272-1279).
42.D-091 (p.1296-1302).
43.D-034 (p.838-846).
44.D-010 (p.541-543) en D-010a (p.544-546).
45.V01-02 (p.319).
46.Een proces-verbaal van verhoor van getuige [naam 1] , d.d. 9 november 2015, van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank en een proces-verbaal van verhoor van getuige [naam 3] , d.d. 1 december 2015, van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank.
47.OPV (p.25).
48.Een proces-verbaal van verhoor van getuigen [getuige 1] en [getuige 2] , d.d. 16 oktober 2015, van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank
49.D-017 (p.686).
50.D-024 (p.790).
51.OPV (p.43).
52.D-012 (p.551, inzake [naam 5] ), D-013 (p.554, inzake [naam 4] ) en D-029 (p.816, inzake Twenthe/ [naam 3] ).
53.D-008 (p.533, inzake Rohadco/ [naam 1] ) en G02-01 (p.370, inzake Modalfa/ [naam 2] ).
54.D-017 (p.694) en D-017F (p.715-718).
55.D-001 (p.479-498).
56.Vgl. HR 18 december 2012, ECLI:NL:HR:2012:BX5140, r.o. 3.4.
57.D-063 (p.1052).
58.OPV (p.21).
59.G13-01 (p.463).
60.V01-01 (p.313).
61.G01-01 (p.362).
62.Vgl. HR 25 maart 2014, ECLI:NL:HR:2014:714.
63.
64.D-034 (p.838-846), zie ook ECLI:NL:RBAMS:2010:2341.
65.Bij de toepassing van het liquidatietarief wordt aansluiting gezocht bij de competentieregels voor de civielrechtelijke procedure. Dat wil zeggen dat voor vorderingen boven € 25.000,- het Liquidatietarief rechtbank en gerechtshoven (http://www.rechtspraak.nl/Procedures/Landelijke-regelingen/Sector-civiel-recht/Pages/Liquidatietarief-rechtbanken-en-gerechtshoven.aspx) wordt gehanteerd.
66.D-034 (p.838-846), zie ook ECLI:NL:RBAMS:2010:2341.
67.Bij de toepassing van het liquidatietarief wordt aansluiting gezocht bij de competentieregels voor de civielrechtelijke procedure. Dat wil zeggen dat voor vorderingen boven € 25.000,- het Liquidatietarief rechtbank en gerechtshoven (http://www.rechtspraak.nl/Procedures/Landelijke-regelingen/Sector-civiel-recht/Pages/Liquidatietarief-rechtbanken-en-gerechtshoven.aspx) wordt gehanteerd.
68.Bij de toepassing van het liquidatietarief wordt aansluiting gezocht bij de competentieregels voor de civielrechtelijke procedure. Dat wil zeggen dat voor vorderingen boven € 25.000,- het Liquidatietarief rechtbank en gerechtshoven (http://www.rechtspraak.nl/Procedures/Landelijke-regelingen/Sector-civiel-recht/Pages/Liquidatietarief-rechtbanken-en-gerechtshoven.aspx) wordt gehanteerd.
69.Bij de toepassing van het liquidatietarief wordt aansluiting gezocht bij de competentieregels voor de civielrechtelijke procedure. Dat wil zeggen dat voor vorderingen boven € 25.000,- het Liquidatietarief rechtbank en gerechtshoven (http://www.rechtspraak.nl/Procedures/Landelijke-regelingen/Sector-civiel-recht/Pages/Liquidatietarief-rechtbanken-en-gerechtshoven.aspx) wordt gehanteerd.
70.Bij de toepassing van het liquidatietarief wordt aansluiting gezocht bij de competentieregels voor de civielrechtelijke procedure. Dat wil zeggen dat voor vorderingen boven € 25.000,- het Liquidatietarief rechtbank en gerechtshoven (http://www.rechtspraak.nl/Procedures/Landelijke-regelingen/Sector-civiel-recht/Pages/Liquidatietarief-rechtbanken-en-gerechtshoven.aspx) wordt gehanteerd.