Op 23 mei 2017 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1971 en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland. De zaak betreft een schietincident dat plaatsvond op 28 november 2015 in Amsterdam, waarbij de verdachte wordt beschuldigd van poging tot moord/doodslag op [slachtoffer] en het voorhanden hebben van een vuurwapen en cocaïne. Tijdens de zitting op 9 mei 2017 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie, mr. K.F.E. den Hartog, en de verdediging van de verdachte, mr. E.G.S. Roethof, gehoord. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is en dat zij bevoegd is om de zaak te behandelen.
De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak onderzocht, waarbij het schietincident en de betrokkenheid van de verdachte bij een drugsdeal centraal stonden. De verdachte heeft verklaard dat hij handelde uit noodweer, omdat [slachtoffer] een vuurwapen trok en op hem en medeverdachte [naam medeverdachte] schoot. De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte en medeverdachte [naam medeverdachte] in overweging genomen, evenals het technisch bewijs. De rechtbank oordeelt dat de verdachte niet strafbaar is voor het onder feit 1 bewezen verklaarde, omdat hij handelde uit noodweer. De rechtbank spreekt de verdachte vrij van de doodslag, maar acht hem wel schuldig aan het voorhanden hebben van een vuurwapen en cocaïne. De verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, met aftrek van voorarrest. De vordering van de benadeelde partij wordt niet-ontvankelijk verklaard.