Het Hof heeft het in het middel bedoelde verweer als volgt samengevat en verworpen:
"Namens verdachte is een beroep gedaan op noodweer.
Voor een geslaagd beroep op noodweer in de zin van artikel 41 van het Wetboek van Strafrecht is vereist dat de handelingen van verdachte noodzakelijk waren ter verdediging van zijn eigen of een andermans lichaam tegen een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding of een onmiddellijk dreigend gevaar hiervoor.
Vaststaande feiten
In het kader van het beroep op noodweer gaat het hof uit van de onderstaande lezing van de feiten:
- [verdachte] is op 15 juli 2012 samen met [betrokkene 2] en [slachtoffer] uit het portiek van de flat aan de Falklanddreef te Utrecht naar buiten gelopen, waarbij [slachtoffer], met in zijn hand uitsluitend een 'bigshopper'-tas van de Albert Heijn, voorop liep;
- [medeverdachte] is met een doorgeladen wapen (semi-automatisch en kaliber .45) in zijn hand uit de blauwe Seat Ibiza gekomen;
- Op enig moment is er uit een raam van de flat aan de Falklanddreef te Utrecht geschreeuwd. Op basis van het dossier kan niet worden vastgesteld wat de daadwerkelijke bewoordingen van het geschreeuw zijn geweest en wanneer [medeverdachte] dit geschreeuw gehoord heeft;
- Zowel [verdachte] als [betrokkene 2] zijn bewapend als zij uit het portiek van de flat aan de Falklanddreef komen. [verdachte] was in het bezit van een doorgeladen pistool kaliber 9 mm;
- Op enig moment toen [medeverdachte] tegenover de drie personen stond, die uit de flat aan de Falklanddreef te Utrecht naar buiten zijn gekomen, heeft hij iets geroepen, waarin tweemaal het woord "liggen" voorkwam. Op basis van de bewijsmiddelen zijn de precieze bewoordingen niet vast te stellen (in het dossier wordt zowel melding gemaakt van de woorden "ga liggen", dan wel "laat liggen", welke bewoordingen verschillend kunnen worden geduid).
- [medeverdachte] heeft tenminste eenmaal geschoten in de richting van de drie personen die uit de flat aan de Falklanddreef te Utrecht naar buiten zijn gekomen;
- Toen [verdachte] voor de portiekdeur van de flat aan de Falklanddreef te Utrecht stond, heeft hij tenminste eenmaal in de richting van [medeverdachte] geschoten;
- [slachtoffer] is om het leven gekomen door een kogel afkomstig uit het wapen van [medeverdachte];
- Nadat [slachtoffer] door de kogel was geraakt en was neergevallen, zijn zowel [verdachte] als [betrokkene 2] weggerend;
- [verdachte] heeft tenminste eenmaal geschoten in de richting van [medeverdachte], terwijl hij en [betrokkene 2] zich uit de voeten maakten.
Voorts wordt overwogen
Het hof kan op grond van de voorhanden zijnde bewijsmiddelen - noch op basis van het forensisch onderzoek, noch op basis van de verklaringen van de getuigen en de medeverdachten - niet vaststellen in welke volgorde er is geschoten. Het hof kan eveneens niet vaststellen wie als eerste een schot heeft gelost noch hoe de schotenwisseling zich daarna heeft ontwikkeld.
Lezing verdachte
In het kader van het beroep op noodweer heeft verdachte als volgt verklaard.
Verdachte was in het bezit van een vuurwapen op het moment dat hij de flat aan de Falklanddreef te Utrecht uit is gekomen. Het wapen zat in zijn broeksband. Toen zij de flat uitgingen, liep [slachtoffer] als eerste het portiek uit, daarachter liep verdachte en achteraan liep [betrokkene 2]. Op het moment dat zij buiten kwamen, hoorde verdachte: "liggen, liggen".
Meteen daarna hoorde hij een knal. Toen hij opkeek, zag verdachte een man voor hem staan, naar later bleek [medeverdachte], met een vuurwapen. [slachtoffer] is direct na de knal op de grond gevallen. Vervolgens heeft verdachte zijn wapen gericht. Hij heeft geschoten en is daarna weggerend. Toen verdachte achterom keek, zag hij dat [medeverdachte] zijn vuurwapen op hen richtte. [medeverdachte] heeft vervolgens nog een keer geschoten. Daarop heeft verdachte, al rennend, nog een keer teruggeschoten.
Conclusie hof
In de verklaring van verdachte, zoals ook verwoord door zijn raadsman in eerste aanleg en in hoger beroep, ligt het verweer besloten dat door hem is geschoten omdat hij geconfronteerd werd met een man die iets riep en schoot, waardoor [slachtoffer] is neergevallen en dat hij vervolgens nog een keer heeft geschoten tijdens de vlucht omdat toen wederom op hem geschoten werd.
Naar het oordeel van het hof is die feitelijke weergave niet aannemelijk geworden.
Het hof heeft hierbij het volgende in aanmerking genomen:
a) De door verdachte gegeven lezing van de gebeurtenissen wordt noch gedragen door forensisch bewijs noch door verklaringen van getuigen en/of medeverdachten.
Bovendien wordt zijn lezing weersproken door die van de medeverdachte [medeverdachte].
b) Tenslotte bevat het dossier geen aanknopingspunten op basis waarvan het hof de lezing van verdachte op zichzelf aannemelijker moet achten acht dan de lezing van [medeverdachte].
Gelet hierop is naar het oordeel van het hof uit de inhoud van het dossier niet aannemelijk geworden dat er op enig moment (voor de flat en tijdens het wegrennen) voor verdachte sprake was van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding of dreiging daarvan, zodat niet aan de aan een noodweersituatie te stellen eisen is voldaan.
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn."