4.3.2.Overwegingen van de rechtbank
De rechtbank dient te beoordelen of het hier uitlatingen betreffen waarvan de inhoud beledigend is voor Joden en of de uitlatingen aanzetten tot discriminatie van Joden dan wel aanzetten tot haat en/of geweld tegen Joden.
Daarnaast dient de rechtbank te beoordelen of verdachte wist, dan wel redelijkerwijs moest vermoeden dat deze uitlatingen beledigend waren voor Joden of aanzetten tot discriminatie van Joden dan wel aanzetten tot haat en/of geweld tegen Joden.
In de jurisprudentie van de Hoge Raadzijn toetsingscriteria ontwikkeld met betrekking tot de vraag of sprake is van belediging van een groep mensen. Of sprake is van belediging dient te worden beantwoord aan de hand van drie toetsingscriteria:
1) is de inhoud van de uitlating beledigend, en zo ja;
2) neemt de context het beledigende karakter weg, en zo ja;
3) is de uitlating onnodig grievend?
Voor de beoordeling van de vraag of uitlatingen aanzetten tot haat tegen of discriminatie van mensen wegens hun ras in de zin van artikel 137e van het Wetboek van Strafrecht, dienen die uitlatingen niet uitsluitend op zichzelf te worden bezien, doch tevens in de gegeven omstandigheden van het geval en in het licht van mogelijke associaties die deze wekken.
Groepsbelediging
Voor de beoordeling of sprake is van groepsbelediging wordt gekeken naar de feitelijke uitlating, alsook naar de samenhang met de rest van de omstandigheden. Om te beoordelen of een uitlating woordelijk beledigend is, dient een objectieve toets plaats te vinden waarbij van belang is of een uitlating naar algemeen spraakgebruik beledigend is. De Hoge Raad heeft overwogen dat een uitlating beledigend is wanneer zij de strekking heeft een ander bij het publiek in een kwaad daglicht te stellen (HR 30 oktober 2001, LJN AB3143). De uitlating moet daarnaast over een groep mensen of haar kenmerk gaan.
Het beledigen van een groep mensen wegens hun godsdienst valt alleen onder artikel 137e Sr als men de mensen behorend tot die groep collectief treft in hetgeen voor die groep kenmerkend is, namelijk in hun ras/uiterlijk (zie ook HR 10 maart 2009, LJN BF0655).
Anti-Jodenneussticker
Voor wat betreft het dragen van de anti-Jodenneussticker is de rechtbank van oordeel dat deze op zichzelf beschouwd beledigend is voor Joodse mensen. De afbeelding van de typisch Joodse neus met een streep erdoor, waarvan verdachte zelf ook wist dat het een Jodenneus was, heeft de strekking om te beledigen, brengt de Joden in diskrediet, tast hun eigenwaarde aan en treft hen als groep.
De rechtbank is van oordeel dat met betrekking tot de sticker aan de eerste stap van het toetsingskader is voldaan.
“Defend Europe”
De vlag met daarop de tekst “Defend Europe” is naar het oordeel van de rechtbank op zichzelf niet beledigend voor de Joden als groep, maar nu deze uitlating is gedaan in samenhang met het dragen van de anti-Jodenneussticker, wordt de suggestie gewekt dat Joden niet welkom zijn en dat Europa moet worden beschermd tegen de Joden.
Gelet op deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat de uitlating op de vlag eveneens beledigend is voor de Joden als groep.
Aanzetten tot discriminatie
Het dragen van de anti-Jodenneussticker in samenhang met het dragen van de vlag met de tekst “Defend Europe” kan ook, in de context waarin het heeft plaatsgevonden, te weten tijdens een demonstratie van de NVU, naar het oordeel van de rechtbank eveneens aanzetten tot discriminatie van het Joodse ras, nu daarbij niet is vereist dat de discriminatie daadwerkelijk heeft plaatsgevonden. Een krachtversterkend element is bij het aanzetten tot discriminatie niet vereist.
Aanzetten tot haat en/of geweld
De rechtbank acht, anders dan de officier van justitie, aanzetten tot haat en/of geweld niet bewezen, nu niet is gebleken van een krachtversterkend element, waarbij anderen worden opgehitst of opgeroepen om iets te doen.
De context van de uitlatingen
De tweede toets betreft de vraag of een uitlating in een bepaalde context is gedaan en zo ja, in welke. Uit de jurisprudentie van de Hoge Raad blijkt dat de context waarin een uitlating is gedaan het beledigend karakter van de uitlating weg kan nemen, indien de uitlating een bijdrage levert of dienstig is aan een publiek maatschappelijk debat, een geloofsopvatting of als de uitlating onder de bescherming van artistieke expressie valt.
De reikwijdte van die context wordt gevormd door het recht van verdachte op vrijheid van meningsuiting als bedoeld in artikel 10 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM), waaronder ook een uitlating valt als de onderhavige.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn de uitlatingen zoals door de verdachte gedaan niet dienstig aan enig publiek maatschappelijk debat, een geloofsopvatting of aan een artistieke expressie.
Als bepaalde uitlatingen in hun context moeten worden beschouwd, dan moet die context voor derden kenbaar zijn en moet naar objectieve maatstaven de context zodanig zijn, dat het beledigende karakter van de betreffende uitlating wegvalt (HR 27 maart 2012, LJN BV5623). Naar het oordeel van de rechtbank is daarvan in de zaak van de verdachte geen sprake.
De verdachte nam deel aan een demonstratie die officieel gericht was tegen het links fascisme. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat de demonstratie volgens hem ook gericht was tegen de Islamisering van Nederland. De uitlatingen met betrekking tot de Joden zijn zonder aanleiding gedaan en niet is gebleken dat de uitlatingen op de vlag in combinatie met de sticker zijn gedaan binnen een voor de toeschouwer als niet beledigend of discriminerend kenbare context.
Onnodig grievend
Nu de rechtbank van oordeel is dat de aan verdachte tenlastegelegde uitlatingen niet in de context van een maatschappelijk debat zijn gedaan, of als een geloofsopvatting of een artistieke uiting hoeft de rechtbank niet meer te beoordelen of de functionaliteit van de uitlating wordt aangetast door het feit dat de uitlating onnodig grievend is.
Ten aanzien van de wetenschap van verdachte overweegt de rechtbank het volgende:
De rechtbank acht wetenschap bij verdachte aanwezig dat deze uitlatingen beledigend waren voor Joden of aanzetten tot discriminatie van Joden en overweegt daartoe het volgende.
Verdachte heeft meegelopen in een demonstratie van de NVU met onder zijn jas en trui een T-shirt met de tekst “Combat 18”, waarvan verdachte bij de politie heeft verklaard te weten waar dat voor staat. De NVU is een organisatie die het volksnationalisme uitdraagt. Verdachte heeft daarnaast een anti-Jodenneussticker gedragen en heeft deze van zijn jas verwijderd, nadat anderen werden aangehouden in verband met deze sticker. Het verweer dat verdachte de anti-Jodenneussticker heeft gedragen in voetbalcontext, acht de rechtbank niet geloofwaardig nu verdachte niet op weg was naar een voetbalwedstrijd, maar deelt uitmaakte van een groep betogers in een NVU-demonstratie.
In combinatie met het door verdachte en zijn mededader meegedragen vlag met daarop de tekst “Defend Europe” acht de rechtbank bewezen dat verdachte wist dat zijn handelen beledigend was voor en aanzette tot discriminatie tegen Joden.