Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procedure
- het vonnis in incident van 25 maart 2015 (SCC I) met de daarin genoemde processtukken (ECLI:NL:RBAMS:2015:1780);
- het proces-verbaal van de regiezitting van 1 april 2015 (SCC I), met de daarin genoemde (proces)stukken;
- het aanvullend vonnis in incident van 1 juli 2015 (SCC I), waarbij het vonnis van 25 maart 2015 is aangevuld;
- het vonnis in incident van 13 april 2016 (SCC II), waarin SCC II is gevoegd met SCC I;
- het proces-verbaal van de regiezitting van 22 juni 2016 (SCC I en SCC II), met de daarin genoemde (proces)stukken;
- het vonnis in incident van 21 september 2016 (SCC II), met de daarin genoemde processtukken, waarin gedaagden is toegestaan een (groot) aantal andere luchtvaartmaatschappijen in vrijwaring op te roepen;
- het aanvullend vonnis van 16 november 2016 (SCC II), waarbij het vonnis van 21 september 2016 is aangevuld;
- het vonnis in incident van 12 april 2017 (SCC I en SCC II), met de daarin genoemde processtukken (ECLI:NL:RBAMS:2017:2841) (hierna: het vonnis van 12 april 2017);
- het proces-verbaal van pleidooi van 16 mei 2017 (SCC I en SCC II), met de daarin genoemde (proces)stukken.
2.De feiten
- het besluit is gericht tot 19 rechtspersonen, waaronder alle gedaagden;
- het besluit heeft betrekking op één enkele complexe en voortgezette inbreuk (…), die het grondgebied van de EER en Zwitserland bestreek en waarbij de adressaten hun prijsbeleid voor het verstrekken van luchtvaartdiensten vanuit, naar en binnen de EER coördineerden ten aanzien van de brandstoftoeslag, de veiligheidstoeslag en de betaling van commissie over de toeslagen;
- het besluit betreft verkopen van luchtvaartdiensten: (i) tussen luchthavens in de EER; (ii) tussen luchthavens in de EU en luchthavens in derde landen [niet zijnde Zwitserland, rb] ; (iii) tussen luchthavens in de EER (met uitzondering van luchthavens in de EU) en luchthavens in derde landen, en (iv) tussen luchthavens in de EU en luchthavens in Zwitserland.
3.Het geschil
4.De beoordeling
terra incognitaen zal een rechtskeuze moeten maken voor het recht van een van de staten waar de concurrentieverhoudingen zijn beïnvloed en die leidt tot een efficiënte afwikkeling van de schade die de slachtoffers van het kartel hebben geleden. Het ligt voor de hand om aan te knopen bij het recht van de staat waar (het hoofdkantoor van) de luchtvaartmaatschappij is gevestigd, omdat op en vanuit het grondgebied van die staat bij uitstek de concurrentieverhoudingen zijn beïnvloed. Dit is ook vanuit het oogpunt van voorzienbaarheid voor de kartelleden een goed aanknopingspunt. Ten slotte wijst SCC er nog op dat in de eerste twee jaar van het kartel de WCOD nog niet gold en dat toen de in het Cova-arrest van de Hoge Raad van 19 november 1993 (ECLI:NL:HR:1993:ZC1148) geformuleerde conflictregel gold voor vorderingen uit onrechtmatige daad, die (behoudens rechtskeuze) ook verwees naar het recht van de staat waar de onrechtmatige daad heeft plaatsgevonden.
onderhandeldenmet de lokale desks van de luchtvaartmaatschappijen, geen juist aanknopingspunt. Nog daargelaten dat feitelijk niet te achterhalen is waar de prijsvorming in ieder individueel geval plaatsvond, nu de luchtvaartmaatschappijen zelf betogen dat de plaats waar over de desbetreffende vlucht werd onderhandeld
‘doorgaans’of
‘in de regel’en dus
niet altijdde luchthaven van vertrek was.
feitelijke afnamevan de geleverde
producten. Dit aanknopingspunt komt, in de visie van de rechtbank, in feite erop neer dat in de praktijk het recht van het Erfolgsort (de plaats waar de schade is ingetreden) van toepassing is.
feitelijke afnamevan de luchtvracht
dienstenheeft plaatsgevonden. De plaats van
feitelijke afnamevan een luchtvrachtdienst zou immers gelocaliseerd kunnen worden op de luchthaven van vertrek, maar evengoed ‘in de lucht op alle plaatsen van de vluchtroute’ of op de luchthaven van aankomst.
- Equilib Netherlands B.V. heeft (als litigation vehicle) vorderingen ingesteld van een groot aantal shippers tegen KLM c.s. (zaak- en rolnummers C/13/562256 / HA ZA 14-348 en C/13/561169 / HA ZA 14-283);
- East West Debt B.V. heeft (als litigation vehicle) vorderingen ingesteld tegen onder meer Koninklijke Luchtvaart Maatschappij N.V, Société Air France S.A., Deutsche Lufthansa A.G.en British Airways Plc. (zaak- en rolnummer 514327 / HA ZA 12-429);
- ten slotte is aanhangig een procedure van KLM c.s. tegen DB Barnsdale A.G. (ook een litigation vehicle, gelieerd aan Deutsche Bahn; Barnsdale ‘vertegenwoordigt’ evenwel freight forwaders en geen shippers), waarin KLM c.s. een negatieve verklaring voor recht vorderen dat zij niet aansprakelijk zijn (zaak- en rolnummer C/13/571990 / HA ZA 14-875).
ontkennendwordt beantwoord:
ontkennendwordt beantwoord:
ontkennendwordt beantwoord:
5.De beoordeling
13 september 2017opdat ieder van partijen de in rechtsoverweging 4.23 bedoelde akte kan nemen;