In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 1 december 2016 een verzoek tot wraking afgewezen dat was ingediend door de stichting Stichting Flora & Fauna Bescherming. Het verzoekster stelde dat de rechter, mr. P.H.A. Knol, door het weigeren van tijdig ingediende stukken, geen eerlijk proces zou bieden. De wrakingskamer heeft de procedure en de argumenten van verzoekster zorgvuldig beoordeeld. De rechtbank oordeelde dat de beslissing van de rechter om de stukken te weigeren een procesbeslissing was die niet getuigde van vooringenomenheid. De rechter had de stukken op de dag voor de zitting ontvangen, maar volgens de geldende regels waren deze te laat ingediend. De rechtbank benadrukte dat de rechter op basis van artikel 8:83 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bevoegd was om te bepalen welke stukken in de procedure werden betrokken. De rechtbank concludeerde dat er geen uitzonderlijke omstandigheden waren die de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd maakten. Het verzoek tot wraking werd dan ook afgewezen. De beslissing werd genomen door de wrakingskamer, bestaande uit de rechters P.B. Martens, H.M. Patijn en A.P. Schoonbrood-Wessels, en werd uitgesproken op 17 februari 2017.