ECLI:NL:RBAMS:2016:9676

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
1 december 2016
Publicatiedatum
11 april 2017
Zaaknummer
C/13/619693 /HA RK 445.2016
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een wrakingsverzoek tegen een bestuursrechter in een voorlopige voorzieningenprocedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 1 december 2016 een verzoek tot wraking afgewezen dat was ingediend door de stichting Stichting Flora & Fauna Bescherming. Het verzoekster stelde dat de rechter, mr. P.H.A. Knol, door het weigeren van tijdig ingediende stukken, geen eerlijk proces zou bieden. De wrakingskamer heeft de procedure en de argumenten van verzoekster zorgvuldig beoordeeld. De rechtbank oordeelde dat de beslissing van de rechter om de stukken te weigeren een procesbeslissing was die niet getuigde van vooringenomenheid. De rechter had de stukken op de dag voor de zitting ontvangen, maar volgens de geldende regels waren deze te laat ingediend. De rechtbank benadrukte dat de rechter op basis van artikel 8:83 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bevoegd was om te bepalen welke stukken in de procedure werden betrokken. De rechtbank concludeerde dat er geen uitzonderlijke omstandigheden waren die de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd maakten. Het verzoek tot wraking werd dan ook afgewezen. De beslissing werd genomen door de wrakingskamer, bestaande uit de rechters P.B. Martens, H.M. Patijn en A.P. Schoonbrood-Wessels, en werd uitgesproken op 17 februari 2017.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Wrakingskamer
Beslissing op het op 1 december 2016 gedane en onder rekestnummer
C/13/619693 /HA RK 445.2016 ingeschreven verzoek van:
De stichting STICHTING FLORA & FAUNA BESCHERMING,
gevestigd te Weesp,
verzoekster,
gemachtigde: mr. J. van Lunen,
welk verzoek strekt tot wraking van mr. P.H.A. Knol, bestuursrechter te Amsterdam, hierna: de rechter.

1.Verloop van de procedure

1.1
De rechtbank heeft kennisgenomen van de navolgende processtukken:
  • het schriftelijke wrakingsverzoek van 1 december 2016;
  • de schriftelijke reactie van de rechter van 9 januari 2017;
  • de schriftelijke reactie van de griffier van de rechter van 26 januari 2017;
  • de schriftelijke reactie van verzoekster van 27 januari 2017 naar aanleiding van vorenstaande twee reacties;
  • de beslissing van de wrakingskamer van 1 februari 2017 (rekestnummer C/13/619722 / HA RK 447.2016) op een op 30 november 2016 door verzoekster gedaan wrakingsverzoek.
1.2
De rechter heeft meegedeeld niet in de wraking te berusten.
Het verzoek is behandeld ter openbare terechtzitting van 3 februari 2017, waar de rechtbank namens verzoekster [ ] (voorzitter), [ ] (secretaris), haar gemachtigde en de rechter heeft gehoord.

2.De feiten

2.1
Verzoekster is verzoekende partij in een bij de rechter aanhangige voorlopige voorzieningenprocedure met zaaknummer AMS 16/7139. Als verwerende partij in die procedure treedt op de Staatssecretaris van Economische Zaken. Vereniging Natuurmonumenten (hierna: Natuurmonumenten) is als derde belanghebbende door de rechter voor de zitting van 1 december 2016 uitgenodigd.
2.2
Bij aantekende brief van 29 november 2016 heeft verzoekster aanvullende stukken aan de rechtbank en verweerder toegestuurd die op 30 november 2016 om 05:59 uur bij de rechtbank zijn bezorgd. Dezelfde stukken maar dan zonder bijlagen zijn op 29 november 2016 om 19:34 digitaal en om 19:47 uur ook per fax door de rechtbank ontvangen en tevens door verzoekster aan verweerder toegestuurd.
2.3
Op 30 november 2016 heeft de griffier tweemaal telefonisch contact opgenomen met [ ] naar aanleiding van de ontvangst van de fax en de aangetekende brief.
2.4
Verzoekster is door de rechtbank bij brief van 17 november 2016 uitgenodigd voor de mondelinge behandeling van 1 december 2016. In deze brief staat een toelichting over het indienen van nieuwe stukken die luidt: “U kunt nieuwe stukken naar de voorzieningenrechter sturen. Nieuwe stukken kunnen worden ingediend tot een dag vóór de zitting. Als u op een later tijdstip nog stukken naar de voorzieningenrechter stuurt, kan hij beslissen om bij de beoordeling van het verzoek geen rekening te houden met die stukken.” Bij deze brief zat als bijlage een informele toelichting over de voorlopige voorziening bij de voorzieningenrechter. Over het insturen van stukken staat daarin onder meer vermeld: “U kunt tot uiterlijk de dag voor de zitting nog stukken naar de voorzieningenrechter sturen die van belang zijn voor uw zaak. De voorzieningenrechter stuurt die stukken dan ook naar de overheidsinstantie”.

3.De gronden van het verzoek

3.1
Verzoekster heeft aan het verzoek ten grondslag gelegd dat de stukken (die aanvullende gronden bij het bezwaarschrift bevatten) tijdig voorafgaand aan de zitting zijn ingediend. De griffier heeft telefonisch in de ochtend van 30 november 2016 meegedeeld dat hij de stukken inclusief de bijlagen zou doorsturen aan de derde belanghebbende. Bij het tweede gesprek later die dag heeft de griffier meegedeeld dat de stukken (met bijlagen) zoals die op 30 november 2016 aangetekend door de rechtbank waren ontvangen niet in de procedure zouden worden betrokken op de zitting van 1 december 2016, omdat deze te laat waren ingediend. De griffier heeft met deze mededeling zijn afspraak geschonden en bovendien waren de stukken helemaal niet te laat ingediend. In de uitnodigingsbrief en de bijlage staat niets vermeld over een verplichting over het toesturen van stukken aan verweerder en/of de derde belanghebbende. Bovendien kunnen nieuwe stukken volgens de uitnodigingsbrief tot één dag voor de zitting nog worden ingediend. In een andere procedure van verzoekster waren door de derde belanghebbende de stukken ook de dag voor de zitting per fax aan de rechtbank toegezonden. Die stukken werden wel geaccepteerd. De rechter heeft de stukken dus onterecht geweigerd. Als gevolg hiervan krijgt verzoekster geen eerlijk proces en worden haar belangen ernstig geschaad.
3.2
De rechter heeft zich ook vooringenomen getoond door zich op het standpunt te stellen dat Natuurmonumenten als derde belanghebbende moet worden aangemerkt, terwijl verzoekster gemotiveerd heeft betoogd dat niet Natuurmonumenten maar de stichting [ ] als derde belanghebbende moet worden aangemerkt. De vraag wie als derde belanghebbende moet worden aangemerkt maakt dus nog onderwerp uit van het geschil, aldus – steeds – verzoekster.

4.De reactie van de rechter

4.1
De rechter heeft aangevoerd dat de staatssecretaris in zijn besluit Natuurmonumenten heeft aangewezen als derde partij. Daarmee is zij als derde belanghebbende van rechtswege procespartij, wordt zij uitgenodigd voor de behandeling van de voorlopige voorziening en krijgt zij een afschrift van het dossier om zich te verweren. Dat is voor de rechtbank een gegeven. Zijn beslissing om Natuurmonumenten voor de behandeling van de voorlopige voorziening uit te nodigen, is een processuele beslissing die niet is ingegeven door een vooringenomen standpunt of een definitief oordeel over de vraag of Natuurmonumenten dan wel de stichting [ ] als overtreder moet worden aangemerkt door het zonder ontheffing kappen van 16 bomen bij [ ] te [ ] op grond van dreigende schending van de Flora- en faunawet, zoals door verzoekster is gesteld.
4.2
Op grond van artikel 8:83 eerste lid Algemene wet bestuursrecht (hierna Awb) kunnen partijen tot één dag voor de zitting nadere stukken indienen. Dit voorschrift hangt samen met een goede procesorde. Deze wettelijke termijn staat ook vermeld in de uitnodigingsbrief voor de zitting. In dit geval was van tijdige indiening geen sprake. Het is vaste praktijk dat de griffier daarover met partijen belt. Dat heeft de griffier in deze zaak ook gedaan. Wel staat in de toelichting bij de uitnodigingsbrief een storende fout, namelijk dat stukken uiterlijk de dag voor de zitting nog kunnen worden ingediend. Verzoekster procedeert echter vaker en mag bekend verondersteld worden met de wettelijke termijn voor indiening van stukken. Het is vervolgens gebruikelijk dat op de zitting met partijen wordt besproken welke stukken al bekend waren en dus op voorhand niet op bezwaren stuiten en of er stukken zijn die na een leespauze of met een nadere schriftelijke ronde alsnog kunnen worden meegenomen. Ook is het mogelijk dat de goede procesorde zich er definitief tegen verzet dat te laat ingediende stukken worden meegenomen in de beoordeling. In de praktijk wordt hier pragmatisch mee omgegaan. Ook de beslissing om de stukken niet door te sturen omdat deze te laat zijn ingediend, betreft een procesbeslissing die niet getuigt van enige vooringenomenheid.

5.De reactie van de griffier van de rechter

5.1
In de ochtend van 30 november 2016 omstreeks 11:00 uur heeft de griffier van de rechter telefonisch contact opgenomen met [ ] naar aanleiding van een de ontvangen fax. De griffier heeft aan haar gevraagd of zij die faxbrief (waarbij geen bijlagen waren gevoegd) ook naar Natuurmonumenten had verzonden en hij heeft haar meegedeeld dat dit wel moest gebeuren. Omdat zij daartoe toen niet in de gelegenheid was heeft hij de fax alsnog digitaal aan Natuurmonumenten toegezonden. Omdat zij het er niet mee eens was dat Natuurmonumenten als derde partij zou worden aangemerkt, heeft hij haar toen gezegd dat de rechtbank uitmaakt wie als derde partij wordt aangemerkt en dat zij daar op de zitting wat tegen kon aanvoeren. Later die dag werd per post de brief van verzoekster van 29 november 2016 ontvangen maar nu met diverse bijlagen. Omdat deze stukken niet binnen de in artikel 8:83 van de Awb voorgeschreven termijn waren ingediend heeft de griffier na overleg met de rechter aan haar meegedeeld dat de stukken op dat moment niet aan verweerder en Natuurmonumenten zouden worden doorgezonden of aan het dossier zouden worden toegevoegd. Aan haar is voorts meegedeeld dat op de zitting met partijen zou worden besproken wat er verder met de stukken zou worden gedaan. [ ] heeft op enig moment tijdens dit gesprek gezegd dat hij had beloofd om de stukken door te zenden en dat hij op die belofte terugkwam. De griffier heeft toen getracht uit te leggen dat dit ging om de brief die de dag daarvoor als fax ontvangen was, waarin nieuwe stukken waren aangekondigd. Die stukken zijn vervolgens niet tijdig ingediend.

6.De aanvullende reactie van verzoekster

6.1
In haar laatste reactie heeft verzoekster aangevoerd dat de aangetekend verstuurde stukken door de rechtbank op 30 november 2016 om 05:59 uur zijn ontvangen. Dat is 28,5 uur voor aanvang van de zitting. De griffier heeft de inhoud van de gespreken niet juist weergegeven. De rechter heeft in zijn reactie vermeld dat sprake zou zijn van het zonder ontheffing kappen van 16 bomen. Verweerder heeft dat aantal genoemd in haar besluit. Ook dit is echter nog onderwerp van het geschil, omdat verzoekster gemotiveerd heeft betoogd dat het om meer bomen gaat. Ook in zijn reactie op het wrakingsverzoek toont de rechter zich derhalve vooringenomen. Dit vormt een derde grond tot wraking. Op grond van de mededeling van de griffier namens de rechter dat de stukken niet bij de procedure werden betrokken, was verzoekster wel gedwongen om het wrakingsverzoek in te dienen. De griffier heeft verzoekster ten onrechte verweten dat zij de stukken niet aan de derde belanghebbende hadden doorgestuurd. In de toelichting bij de uitnodigingsbrief staat dat de rechtbank de stukken zal doorsturen aan het bestuursorgaan. Het ligt dan op de weg van het bestuursorgaan om de stukken weer door te sturen aan de derde belanghebbende. Het verwijt van de rechter dat zij de aanvullende stukken niet aan de derde belanghebbende had doorgestuurd is onterecht. Een dergelijke verplichting tot doorzending is ook niet op een wettelijke bepaling gebaseerd, aldus verzoekster.
Een vierde grond tot wraking ziet verzoekster tot slot in de weigering van de rechter om terug te komen van zijn standpunt dat de stukken niet tijdig zijn ingediend, omdat hij aldus de door verzoekster in haar wrakingsverzoek ingebrachte bewijslast bewust negeert.

7.De reactie van verzoekster op de zitting

7.1
Ter zitting heeft verzoekster verwezen naar de uitspraak van de wrakingskamer van 1 februari 2017. In die zaak is indiening van stukken 24 uur voorafgaand aan de zitting door de wrakingskamer als tijdig aangemerkt.

8.De reactie van de rechter op de zitting

8.1
Ter zitting heeft de rechter hieraan toegevoegd dat hij op grond van artikel 8:26 Awb verplicht is om te bepalen wie voor de zitting moet worden uitgenodigd. De vraag of de derde belanghebbende ook in overtreding is, komt later aan de orde. Het betrof een voorlopige voorziening, zonder een uitgebreide uitwisseling van schriftelijke stukken.

9.De beoordeling

9.1
Ingevolge artikel 8:15 Awb kan een rechter worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
9.2
Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter staat voorop dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij deze partij dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
9.3
Als grond voor wraking is aangevoerd dat door tijdig ingediende stukken te weigeren verzoekster geen eerlijk proces krijgt en dat de rechter, door bij die weigering te blijven, de door verzoekster ingebrachte stuken bewust negeert. Nadat twee dagen voor de zitting stukken door de rechtbank waren ontvangen zonder bijlagen zijn nog aanvullende stukken (inclusief bijlagen) door de rechtbank ontvangen op de dag voor de zitting. Volgens artikel 8:83 Awb en de uitnodigingsbrief mogen aanvullende stukken worden ingediend tot één dag voor de zitting.
Vervolgens is door de griffier, volgens de rechter conform de vaste praktijk, met partijen gebeld. In dat telefoongesprek is aan partijen meegedeeld dat de stukken op dat moment niet aan het dossier werden toegevoegd. Dit is door verzoekster opgevat als een definitieve weigering om de stukken bij de beoordeling van de zaak te betrekken. De rechter heeft in reactie op het wrakingsverzoek echter verklaard dat het gebruikelijk is dat vervolgens op de zitting met partijen wordt besproken welke stukken al bekend waren en dus op voorhand niet op bezwaren stuiten en of er stukken zijn die na een leespauze of met een nadere schriftelijke ronde alsnog kunnen worden meegenomen. Ook heeft de rechter erkend dat in de toelichting bij de uitnodigingsbrief een storende fout staat, namelijk dat stukken uiterlijk de dag voor de zitting nog kunnen worden ingediend. Dat laatste zal volgens de rechter ook een rol spelen bij de beslissing op de zitting of de stukken wel of niet zullen worden meegenomen.
De beslissing om de stukken die op de dag voor de zitting waren ingediend niet door te sturen naar de wederpartij en derde belanghebbende is een procesbeslissing die niet getuigt van enige vooringenomenheid. Het door een rechter nemen van een dergelijke beslissing levert op zichzelf volgens vaste jurisprudentie geen grond op voor wraking. Dat kan slechts anders zijn, indien deze beslissing zo onbegrijpelijk is dat daarvoor redelijkerwijs geen andere verklaring is te geven dan vooringenomenheid. Daarvan is in deze zaak geen sprake. Hoewel verzoekster uit de telefonische mededeling heeft begrepen dat de stukken definitief niet worden meegenomen in de procedure heeft de rechter in zijn reactie op het wrakingsverzoek gesteld dat hij niet op voorhand heeft geweigerd de aanvullende stukken bij de beoordeling van haar verzoek te betrekken. De griffier heeft overigens ook weersproken dat hij heeft meegedeeld dat de aanvullende stukken definitief niet in de procedure zouden worden betrokken en bovendien heeft hij naar zijn zeggen de bij (te) late indiening van stukken gebruikelijke toelichting gegeven. Voorts heeft de rechter toegelicht dat hij op de zitting, zoals volgens hem gebruikelijk, van plan was geweest om het toelaten van de stukken te bespreken. Tot een zitting is het niet gekomen, omdat toen het wrakingsverzoek reeds was ingediend. Dat de rechter door de mededeling van de griffier dat de stukken (nog) niet aan het procesdossier werden toegevoegd zich vooringenomen heeft getoond, dan wel de schijn daarvan heeft gewekt, is dan ook niet gebleken.
9.4
De mededeling dat Natuurmonumenten als derde belanghebbende wordt aangemerkt getuigt niet van partijdigheid. Op basis van het bestreden besluit is Natuurmonumenten als partij bij het geschil betrokken geraakt en dientengevolge als derde belanghebbende aangemerkt. Dat het bestreden besluit volgens verzoekster aan een ander had moeten zijn, maakt dit niet anders.
9.5
Dat de rechter in zijn reactie een aantal van 16 bomen heeft genoemd terwijl het volgens verzoekster om een veel groter aantal moet gaan, geeft evenmin blijk van enige vooringenomenheid of de schijn daarvan. Dit aantal wordt genoemd in het besluit waartegen verzoekster bezwaar heeft gemaakt.
9.6
Tot slot kan verzoekster het de rechter niet verwijten dat deze zijn standpunt over de te late indiening van de stukken na lezing van het wrakingsverzoek niet heeft herzien. Deze grond betreft de zienswijze van verzoekster. Die subjectieve zienswijze brengt nog niet mee dat de door verzoekster jegens de rechter gestelde vrees van partijdigheid objectief is gerechtvaardigd. Niet de visie van verzoekster is beslissend; de vrees dat het een rechter aan onpartijdigheid ontbreekt moet objectief gerechtvaardigd zijn. Van dit laatste is geen sprake.
9.7
Dit betekent dat het verzoek dient te worden afgewezen.
BESLISSING
De rechtbank:
- wijst het verzoek tot wraking af.
Aldus gegeven door mrs. P.B. Martens, voorzitter, H.M. Patijn en A.P. Schoonbrood-Wessels, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 februari 2017 in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze beslissing staat op grond van artikel 8:18 lid 5 Algemene wet bestuursrecht geen voorziening open.