ECLI:NL:RBAMS:2016:9674

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
22 december 2016
Publicatiedatum
11 april 2017
Zaaknummer
C/13/620925/HA RK 467.2016
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een wrakingsverzoek tegen een kantonrechter in een civiele procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 22 december 2016 een verzoek tot wraking behandeld van verzoeker, vertegenwoordigd door mr. M.K. Rack, tegen kantonrechter mr. M.D. Ruizeveld. Het verzoek tot wraking volgde op een zitting waar de rechter, na een emotioneel betoog van verzoeker, besloot de parketpolitie op te roepen vanwege de opgelopen emoties en de angst voor escalatie. Verzoeker en zijn gemachtigde voelden zich niet serieus genomen en stelden dat de beslissing van de rechter blijk gaf van vooringenomenheid. De rechter verdedigde haar beslissing door te wijzen op de verantwoordelijkheden die zij heeft voor de orde in de zittingszaal en de emotionele toestand van de betrokken partijen. De rechtbank oordeelde dat de beslissing om de parketpolitie op te roepen een beslissing was die niet de materiële of processuele belangen van de partijen raakte en dat er geen objectieve aanwijzingen waren voor vooringenomenheid van de rechter. De rechtbank wees het wrakingsverzoek af, met de overweging dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. De beslissing werd uitgesproken op 17 februari 2017.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Wrakingskamer
Beslissing op het op 22 december 2016 ter zitting gedane en onder rekestnummer
C/13/620925/HA RK 467.2016 ingeschreven verzoek van:
[verzoeker] h.o.d.n. [bedrijf],
wonende te [woonplaats],
verzoeker,
gemachtigde: mr. M.K. Rack,
welk verzoek strekt tot wraking van mr. M.D. Ruizeveld, kantonrechter te Amsterdam, hierna: de rechter.

1.Verloop van de procedure

1.1
De rechtbank heeft kennisgenomen van de navolgende processtukken:
- het proces-verbaal van 22 december 2016 inhoudende het wrakingsverzoek opgemaakt in de zaak met zaaknummer 5310231 EA VERZ 16-991;
1.2
De rechter heeft meegedeeld niet in de wraking te berusten.
Het verzoek is behandeld ter openbare terechtzitting van 3 februari 2017, waar de rechtbank de gemachtigde van verzoeker en de rechter heeft gehoord.

2.De feiten

2.1
Verzoeker is verwerende partij in een bij de rechter aanhangige verzoekschriftprocedure. In die procedure wordt verzoeker bijgestaan door mr. M.K. Rack.
2.2
De zitting heeft plaatsgevonden op 22 december 2016.
2.3
Blijkens het proces-verbaal van de zitting heeft de rechter de zaak behandeld en heeft, nadat een datum was bepaald voor het wijzen van de beschikking, de gemachtigde van de wederpartij de rechter verzocht om begeleiding van de parketpolitie bij vertrek. De rechter heeft vervolgens mr. Rack het verzoek voorgelegd om verzoeker en de persoon die hem ter zitting vergezelde direct na de zitting mee te nemen en het pand te verlaten. Mr. Rack heeft gezegd dat hij dat zou doen. Daarna heeft verzoeker nog een toelichting op het geschil gegeven. Op verzoek van de wederpartij van verzoeker is de zaak vervolgens kort geschorst. Tijdens die schorsing heeft de rechter de wachtcommandant verzocht om de parketpolitie te laten komen en die buiten de zittingszaal te laten wachten. Nadat de zitting weer was hervat heeft de parketpolitie zich gemeld. Mr. Rack heeft vervolgens gevraagd op wiens initiatief dit was gebeurd. De rechter heeft verklaard dat dit op haar verzoek was gebeurd omdat de emoties te hoog waren opgelopen.
Mr. Rack heeft aangevoerd dat hij de rechter zijn woord had gegeven en heeft gevraagd wat er daarna was veranderd. De rechter heeft geantwoord dat de emoties, nadat mr. Rack zijn woord had gegeven, hoog waren opgelopen. Daarop heeft
mr. Rack verklaard dat de rechter bevooroordeeld was en dat dit reden was om haar opnieuw te wraken. Mr. Rack heeft nog verklaard dat hij overleg wilde met verzoeker, maar verzoeker verklaarde direct dat mr. Rack de kantonrechter moest wraken.

3.De gronden van het verzoek

3.1
Mr. Rack heeft aangevoerd dat verzoeker en hijzelf door de rechter niet serieus werden genomen. Hij is het niet eens met de weergave in het proces-verbaal. Hij heeft weliswaar excuses aangeboden voor de gang van zaken, maar voelde zich daarover niet schuldig. De zaak was niet emotioneel en beladen. In de hoofdzaak voelt verzoeker zich valselijk beschuldigd van bedreiging door de wederpartij en door de parketpolitie te laten komen geeft de rechter de wederpartij ten onrechte gelijk. Dat duidt op vooringenomenheid aan haar zijde. Kennelijk heeft daarbij ten onrechte een rol gespeeld dat verzoeker groot en donker is. Er was dus geen enkele aanleiding om de parketpolitie op te roepen.

4.De reactie van de rechter

4.1
De rechter heeft aangevoerd dat er angst en agressie bestond tussen partijen en dat dit is besproken op de zitting. De rechter heeft de achtergrond van het geschil tussen partijen kort toegelicht. De wederpartij, die werknemer van verzoeker is, is getuige geweest van een vechtpartij. Hij heeft daarover een verklaring afgelegd bij de politie. De werknemer stelt dat hij vervolgens door één van de betrokkenen bij de vechtpartij is bedreigd in de kapsalon van verzoeker en dat verzoeker het toen niet voor hem heeft opgenomen. Die betrokkene vergezelde verzoeker op de zitting van 22 december 2016. Tijdens de schorsing heeft de rechter, gelet op de emotionele reactie van verzoeker en de beladenheid van de zaak, besloten om de parketpolitie op te roepen. Aanvankelijk had mr. Rack toegezegd te zullen toezien op een ordelijk vertrek uit de rechtbank, maar daarna heeft verzoeker een dermate emotioneel betoog gedaan dat zij het toch aangewezen achtte de parketpolitie op te roepen. Daarbij heeft zij gewezen op haar taak om de orde op de zitting en zo nodig buiten de zittingszaal te bewaken.
5.
De beoordeling
5.1
Ingevolge artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering kan een rechter worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
5.2
Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter staat voorop dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij deze partij dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
5.3
De beslissing van de rechter om de parketpolitie op te roepen is een beslissing betreffende de orde op de zitting. Het door een rechter nemen van een dergelijke beslissing raakt in beginsel niet aan de materiële of processuele belangen van de partijen in de procedure. De rechter heeft een eigen verantwoordelijkheid voor de orde in de zittingszaal en de directe nabijheid daarvan. De rechter mag daarbij een eigen afweging maken, waarbij de enkele angst die een procespartij voor een aanwezige ter zitting al reden kan vormen voor het oproepen van parketpolitie. De rechter heeft toegelicht wat haar ertoe heeft gebracht in het onderhavige geval alsnog de parketpolitie in te schakelen, namelijk een in haar ogen zodanig emotioneel betoog van verzoeker – nadat mr. Rack had verklaard toe te zien op een ordelijk vertrek uit de rechtbank – dat zij het nodig achtte partijen onder begeleiding van de parketpolitie de rechtbank te doen verlaten. Deze beslissing geeft geen blijk van vooringenomenheid of partijdigheid van de rechter in de hoofdzaak en levert evenmin een objectief aanknopingspunt op voor de subjectieve beleving van verzoeker dat dit wel zo zou zijn.
5.4
Dit betekent dat het verzoek dient te worden afgewezen.
BESLISSING
De rechtbank:
- wijst het verzoek tot wraking af.
Aldus gegeven door mrs. P.B. Martens, voorzitter, J. Knol en A.P. Schoonbrood-Wessels, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 februari 2017 in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze beslissing staat op grond van artikel 39, vijfde lid Rv geen voorziening open.