ECLI:NL:RBAMS:2016:9629

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
8 november 2016
Publicatiedatum
20 maart 2017
Zaaknummer
AMS 16/1471
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Besluit tot terugvordering van persoonsgebonden budget (PGB) door zorgkantoor na niet verantwoorde zorgkosten door budgethouder onder curatele

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 8 november 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen een vrouw, eiseres, en Zilveren Kruis Zorgkantoor, verweerder. Eiseres had een persoonsgebonden budget (PGB) toegekend gekregen op basis van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) voor de zorgfunctie 'begeleiding individueel'. Echter, bij besluit van 3 juni 2015 heeft verweerder het PGB over de periode van 1 januari 2014 tot en met 1 maart 2014 vastgesteld op nihil, omdat eiseres geen zorgkosten had verantwoord. Tevens heeft verweerder een bedrag van € 1662,91 teruggevorderd van eiseres.

Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar dit werd ongegrond verklaard. In beroep heeft eiseres aangevoerd dat zij door haar beperkingen, waaronder slechthorendheid, analfabetisme en verstandelijke beperkingen, niet in staat was om haar eigen belangen te behartigen en verantwoording af te leggen. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres geen verantwoording heeft afgelegd over de besteding van haar PGB en dat er in de betreffende periode geen zorg is verleend. De rechtbank oordeelt dat de verantwoordelijkheid voor de verantwoording van het PGB bij de budgethouder ligt, ook al staat deze onder curatele.

De rechtbank heeft geoordeeld dat verweerder in redelijkheid tot de belangenafweging heeft kunnen komen en dat de terugvordering van het PGB gerechtvaardigd is. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard, waarbij zij heeft benadrukt dat de verplichtingen die bij het PGB horen, bekend zijn en dat eiseres deze moet nakomen, ongeacht de rol van de curator. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 16/1471

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 november 2016 in de zaak tussen

[de vrouw] , te Amsterdam, eiseres,

(gemachtigde: mr. K.R. Lieuw On),
en
Zilveren Kruis Zorgkantoor, als rechtsopvolger van Achmea Zorgkantoor,verweerder
(gemachtigde: mr. C. Hartman)

Procesverloop

Bij besluit van 3 juni 2015 (het primaire besluit) heeft verweerder het op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) aan eiseres toegekende persoonsgebonden budget (PGB) over de periode van 1 januari 2014 tot en met 1 maart 2014 vastgesteld op nihil en van eiseres een bedrag van € 1662,91 teruggevorderd.
Bij besluit van 22 januari 2016 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 juli 2016. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde

Overwegingen

1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden. Eiseres is (zeer) slechthorend, analfabeet en heeft verstandelijke beperkingen. Eiseres werd ondersteund door haar nicht, [betrokkene] , die tevens sinds 2010 was benoemd tot haar curator. [betrokkene] is op 11 december 2013 door de rechtbank uit de functie van curator ontslagen, onder gelijktijdige benoeming van een opvolgend curator. Aan eiseres is over het jaar 2014 op grond van de AWBZ een voorlopig netto PGB toegekend van € 10.116,05 voor de zorgfunctie ‘begeleiding individueel’. Bij het primaire besluit heeft verweerder het aan eiseres toegekende PGB over de periode van 1 januari 2014 tot en met 1 maart 2014 vastgesteld op nihil, omdat eiseres over deze periode geen zorgkosten heeft verantwoord. Verweerder heeft van eiseres daarom een bedrag van € 1662,91 teruggevorderd.
2. Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiseres zelf verantwoordelijk is voor het juist indienen van een verantwoording van het PGB bij verweerder. Het feit dat eiseres onder curatele staat, ontslaat haar niet van die plicht. Indien de (voormalig) curator tekort is geschoten, is deze tegenover eiseres verantwoordelijk, maar eiseres blijft zelf tegenover verweerder verantwoordelijk voor het nakomen van de verplichtingen van het PGB. De nieuwe curator heeft verklaard dat zij en eiseres niet in staat zijn verantwoording af te leggen. Niet is gebleken dat met het PGB zorg is ingekocht. Het PGB is daarom terecht voor de betreffende periode op nihil vastgesteld en het onverschuldigd betaalde voorschotbedrag is terecht van eiseres teruggevorderd. De door eiseres aangevoerde omstandigheden acht verweerder voorts onvoldoende reden om niet tot deze vaststelling en terugvordering over te gaan. Voor verweerder weegt zwaar dat sprake is van gemeenschapsgeld en eiseres haar wettelijke verplichtingen niet is nagekomen. Voorts ligt het volgens verweerder op de weg van de opvolgend curator om de voormalig curator zo nodig aansprakelijk te stellen voor het onjuist handelen. Tot slot acht verweerder van belang dat eiseres een betalingsregeling met verweerder kan treffen voor het voldoen van de vordering, waarbij verweerder rekening moet houden met de bescherming van de beslagvrije voet.
3. Eiseres voert in beroep aan dat zij gelet op haar beperkingen, die uit meerdere documenten blijken, niet in staat is haar eigen belangen behoorlijk waar te nemen. Zij is daarom niet in staat zelf verantwoording af te leggen en om kritisch te staan tegenover de handelingen van haar voormalig curator. Zij heeft haar voormalig curator gevraagd de nodige informatie voor de verantwoording te verschaffen, maar deze blijft in gebreke. Eiseres treft geen enkel verwijt. Gelet op het voorgaande, waarbij acht moet worden geslagen op eiseres’ psychische gesteldheid, haar lage IQ, het analfabetisme en de gehoorbeperking, heeft verweerder een ondeugdelijke belangenafweging gemaakt. Het bestuursorgaan heeft voorts ook zelf de mogelijkheid de vordering van eiseres op de vorige curator over te nemen en zelf een juridische actie tegen deze curator te ondernemen. Dit had, gegeven de omstandigheden, veel meer in de lijn der verwachtingen gelegen, nu eiseres hiertoe niet in staat is.
4.1
De rechtbank stelt vast dat niet in geschil is dat eiseres over de besteding van haar PGB over de periode in geding geen verantwoording heeft afgelegd. Ter zitting is daarnaast komen vast te staan dat aan eiseres in deze periode ook geen zorg is verleend en het PGB derhalve niet aan zorg is besteed. Tot slot is ook niet in geschil dat eiseres beperkingen heeft, waardoor het aannemelijk is dat zij niet goed in staat is haar eigen belangen te behartigen.
In geschil is enkel of verweerder bij zijn bevoegdheid het PGB lager vast te stellen en bij zijn bevoegdheid tot terugvordering in redelijkheid tot de gemaakte belangenafweging heeft kunnen komen.
4.2
Uit vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (zie onder meer de uitspraak van 26 november 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:3982) volgt dat verweerder de discretionaire bevoegdheid om het PGB lager vast te stellen dient uit te oefenen met inachtneming van het geschreven en het ongeschreven recht, daaronder begrepen de in artikel 3:4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) neergelegde verplichting tot evenredige belangenafweging. Daarbij zal een afweging moeten worden gemaakt tussen het belang van handhaving van de niet nagekomen verplichting en de gevolgen van de verlaging voor de ontvanger, waarbij tevens de ernst van de tekortkoming en de mate waarin deze aan de ontvanger kan worden verweten van belang is (Kamerstukken II 1993/94, 23700, nr. 3 p. 74).
4.3
De rechtbank is van oordeel dat het betoog van eiseres dat verweerder in redelijkheid niet tot de gemaakte belangenafweging heeft kunnen komen, faalt. De rechtbank overweegt dat voorop staat dat de verantwoording van het PGB de eigen verantwoordelijkheid is van de verzekerde. Er is namelijk gekozen om de zorg in de vorm van een PGB geleverd te krijgen. De verplichtingen die daarbij horen zijn bekend en met de aanvaarding van het PGB is de verzekerde gehouden die verplichtingen na te komen. Dit uitgangspunt blijft volgens vaste jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep (de Raad) ook overeind indien het beheer van het PGB aan een derde is uitbesteed (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 21 januari 2015, ECLI:NL: CRVB:2015:187). De omstandigheid dat een derde misbruik heeft gemaakt van de situatie en zich geld heeft toegeëigend dat bestemd was voor zorg aan de budgethouder komt in de relatie met het Zorgkantoor dan ook in beginsel voor rekening en risico van de budgethouder (zie uitspraak van de Raad van 15 juli 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:2383). Dat is hier niet anders. In dit kader heeft verweerder kunnen meewegen dat (de nieuwe curator van) eiseres de voormalig curator aansprakelijk kan stellen voor diens handelen en hiertoe ook de meest gerede partij is, nu het zorgkantoor niet tot de voormalig curator in enige relatie staat. De stelling van de gemachtigde van eiseres ter zitting dat zij hiertoe niet in staat is, volgt de rechtbank niet. Deze stelling is niet onderbouwd en daarbij was eiseres ook in staat de onderhavige procedure bij de rechtbank te starten, zodat niet aannemelijk is gemaakt dat eiseres niet in staat is de voormalig curator aansprakelijk te stellen. Gelet op het voorgaande heeft verweerder in redelijkheid tot de gemaakte belangenafweging kunnen komen. Hierbij heeft verweerder zwaarwegend belang kunnen hechten aan het feit dat gebleken is dat het PGB, dat gemeenschapsgeld is, niet is besteed aan AWBZ-zorg. Verweerder heeft het PGB derhalve in redelijkheid lager kunnen vaststellen.
4.4
Ook de in artikel 4:95, vierde lid, van de Awb aan verweerder toegekende bevoegdheid tot terugvordering is een discretionaire bevoegdheid, waarbij verweerder verplicht is tot evenredige belangenafweging. De rechtbank is van oordeel dat ook in dit kader de door eiseres aangevoerde omstandigheden niet maken dat verweerder niet in redelijkheid tot de gemaakte belangenafweging heeft kunnen komen. Verweerder heeft daarbij mede van belang kunnen achten dat eiseres zich tot verweerder kan wenden voor het treffen van een betalingsregeling en dat verweerder bij de inning of de invordering van de geldschuld rekening moet houden met de bescherming van de beslagvrije voet. Verweerder heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat van onaanvaardbare psychische of financiële gevolgen niet is gebleken. Gelet hierop heeft verweerder in redelijkheid tot terugvordering kunnen overgaan.
5. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.Z. Achouak El Idrissi rechter, in aanwezigheid van mr. E.A. Kreb, griffier
.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 8 november 2016.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.