ECLI:NL:RBAMS:2016:9148

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
22 november 2016
Publicatiedatum
10 januari 2017
Zaaknummer
13.751950-15
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming tot overlevering op basis van Europees Aanhoudingsbevel met betrekking tot detentieomstandigheden in Hongarije

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 22 november 2016 uitspraak gedaan over een vordering tot overlevering op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Hongaarse autoriteiten. De vordering was ingediend door de officier van justitie en betreft de aanhouding en overlevering van een opgeëiste persoon, geboren in Hongarije in 1973. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en bevestigd dat hij de Hongaarse nationaliteit heeft. De vordering is behandeld op verschillende openbare zittingen in 2016, waarbij de opgeëiste persoon niet altijd aanwezig was, maar wel vertegenwoordigd door zijn raadsman.

De rechtbank heeft de detentieomstandigheden in Hongarije beoordeeld aan de hand van informatie van de uitvaardigende justitiële autoriteit. Er werd gesteld dat de opgeëiste persoon na overlevering zou worden geplaatst in een penitentiaire inrichting in Szombathely of Tiszalök. De rechtbank heeft eerder in een andere zaak geoordeeld dat er geen bewijs is dat gedetineerden in deze inrichtingen onmenselijk of vernederend worden behandeld. De verdediging voerde aan dat er onduidelijkheid bestond over de detentieomstandigheden, vooral gezien het feit dat er meerdere EAB's tegen de opgeëiste persoon waren uitgevaardigd.

De rechtbank heeft echter geconcludeerd dat er geen reden is om te twijfelen aan de informatie van de Hongaarse autoriteiten en dat de overlevering kan worden toegestaan. De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de wettelijke eisen en dat er geen weigeringsgronden zijn. De beslissing om de overlevering toe te staan is genomen in overeenstemming met de relevante wetgeving, waaronder de Overleveringswet (OLW) en het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13.751950-15 (EAB I)
RK nummer: 15/7548
Datum uitspraak: 22 november 2016
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 9 november 2015 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 9 november 2015 door
the Law Enforcement Group of the Székesfehérvár Court of Law(Hongarije) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] (Hongarije) op [geboortedag] 1973,
laatst opgegeven woonadres: [adres] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 12 januari 2016, 2 februari 2016, 7 juli 2016 en 8 november 2016. Deze laatste zitting heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. J.J.M. Asbroek. De opgeëiste persoon is op de zitting van 8 november 2016 niet verschenen. Wel is verschenen de gemachtigd raadsman van de opgeëiste persoon, mr. W.J.J. Lunsingh Tonckens, advocaat te Maastricht.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak zou moeten doen verlengd. De reden hiervan is gelegen in het feit dat de rechtbank er niet in slaagt binnen de in de wet bepaalde termijn uitspraak te doen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat de bovenvermelde personalia kloppen en dat de opgeëiste persoon de Hongaarse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van twee vonnissen:
een vonnis van 10 maart 2011 van
the Szekszárd Court of Law, met kenmerk: 2.Fk.509/2010/48;
een vonnis van
the Székesfehérvár Court of Law,
effective as of 12 January 2009met kenmerk: 6.Fk.31/2008/160.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van 5 maanden (vonnis 1) en 8 maanden (vonnis 2), door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De straf van vonnis 1 resteert nog volledig. Van de straf van vonnis 2 resteert volgens het EAB nog een straf van 2 maanden. De vrijheidsstraffen zijn aan de opgeëiste persoon opgelegd bij voornoemde vonnissen.
De vonnissen betreffen de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.

4.Feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist

De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de feiten niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval alleen worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a, 2e OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
De feiten leveren naar Nederlands recht op:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen, meermalen gepleegd
diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, gepleegd door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd
medeplegen van opzetheling

5.Artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie

Uit een schrijven van 6 juli 2016 van de uitvaardigende justitiële autoriteit blijkt dat de opgeëiste persoon na overlevering zal worden geplaatst in de penitentiaire inrichting van Szombathely of Tiszalök. De rechtbank heeft op 4 augustus 2016 in een zaak (ECLI:NL:RBAMS:2016:4966), waarin sprake was van plaatsing in dezelfde justitiële inrichtingen, geoordeeld dat geen bewijzen zijn dat een reëel algemeen gevaar bestaat dat personen die in die inrichtingen zijn gedetineerd onmenselijk of vernederend worden behandeld. Zij heeft geconcludeerd dat zij om die reden niet toekomt aan de tweede stap (punt 92 en volgende) van het in het arrest Aranyosi en Căldăraru (C-404/15 en C-659/15 PPU) gegeven toetsingskader en de overlevering toegestaan.
De raadsman heeft gewezen op het feit dat tegen de opgeëiste persoon een drietal EAB’s is uitgevaardigd, waarvan het laatste EAB (parketnummer: 13/751032-16) ziet op een strafrechtelijk onderzoek. Dit brengt volgens de raadsman mee dat de opgeëiste persoon in het kader van het nog lopende onderzoek mogelijk in een ander detentiecentrum terecht zal komen dan de twee penitentiaire inrichtingen van Szombathely of Tiszalök. Er is derhalve nog altijd onvoldoende duidelijkheid over de detentieomstandigheden in Hongarije, zodat de overlevering moet worden geweigerd, aldus de raadsman.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat het verweer niet kan slagen. De rechtbank ziet – gelet op het schrijven van 6 juli 2016 van de uitvaardigende justitiële autoriteit – geen reden te twijfelen aan het feit dat de opgeëiste persoon na overlevering zal worden geplaatst in detentiecentrum Szombathely of Tiszalök. De rechtbank komt overeenkomstig haar oordeel in de voornoemde zaak tot de conclusie dat er geen bewijzen zijn dat een reëel algemeen gevaar bestaat dat personen die in voornoemde twee inrichtingen zijn gedetineerd onmenselijk of vernederend worden behandeld. Artikel 4 Handvest staat niet in de weg aan de overlevering.

6.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 47, 311, 350 en 416 Wetboek van Strafrecht en 2, 5 en 7 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Law Enforcement Group of the Székesfehérvár Court of Law(Hongarije) ten behoeve van de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraffen, te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat, wegens de feiten waarvoor zijn overlevering wordt verzocht.
Aldus gedaan door
mr. A.C. Enkelaar, voorzitter,
mrs. M. Woerdman en A.K. Glerum, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.T.P. van Munster, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 22 november 2016.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.