In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 13 juni 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam. De eiser, die sinds 3 april 2014 bijstand ontving, had zijn bijstand zien herzien en ingetrokken over de periode van 1 juni 2015 tot en met 28 augustus 2015, na de ontdekking van vijftien hennepplanten in zijn woning. De gemeente vorderde de gemaakte kosten van bijstand, tot een bedrag van € 2.653,29, terug. Eiser stelde dat hij de inlichtingenplicht niet had geschonden, omdat de hennepplanten uitsluitend voor eigen gebruik waren en er geen illegaal stroomgebruik was geconstateerd. Hij voerde aan dat hij een deugdelijke administratie had bijgehouden en dat de gemeente hem een hersteltermijn had moeten bieden om deze te overleggen.
De rechtbank oordeelde dat er sprake was van beroepsmatige teelt van hennepplanten, gezien de hoeveelheid en de professionaliteit van de kwekerij. De rechtbank verwees naar eerdere rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep, waaruit bleek dat bij het kweken van een aantal hennepplanten al geen sprake meer kon zijn van uitsluitend eigen gebruik. De rechtbank concludeerde dat eiser de op hem rustende inlichtingenverplichting had geschonden door de hennepkwekerij niet te melden, wat de gemeente verhinderde om tijdig onderzoek te doen naar de omvang van de activiteiten en de daaruit voortvloeiende verdiensten.
De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en oordeelde dat de gemeente de bijstand terecht had ingetrokken en de kosten van bijstand terecht had teruggevorderd. Eiser had geen recht op proceskostenvergoeding, aangezien er geen aanleiding voor was. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 13 juni 2016, en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep binnen zes weken na verzending van de uitspraak.