Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.[gedaagde 1] ,
[gedaagde 2],
[gedaagde 5],
1.De procedure
- het tussenvonnis van de rechtbank van 22 april 2015, waarbij een comparitie van partijen is gelast, met de daarin genoemde dagvaarding (van 7 november 2014) met producties en de respectievelijke conclusies van antwoord van [gedaagden 1 + 2] , ABN AMRO en A&O en de oud-notaris, steeds met producties;
- het verkort proces-verbaal van de zitting van 13 september 2016 met de daarin genoemde stukken;
2.De feiten in de hoofdzaak en het incident
juli 2012 zijn praktijk hield ten kantore van A&O. [gedaagde 2] is (sinds 1993) de echtgenote van [gedaagde 1] .
- verkoop en levering door [eiser] van de aandelen in [naam landgoed 1] aan [gedaagde 1] voor
- aankoop door [gedaagde 1] van Huize [naam park] (hierna: [naam park] ) van [naam 5] voor
- verkoop door [gedaagde 1] van [naam park] aan [eiser] voor dezelfde prijs (€ 2.350.000);
- verkoop van [gedaagde 1] van zijn onverdeelde helft van het weiland aan [eiser] voor
- verkoop door [gedaagde 1] en [eiser] van het appartement aan [naam 5] voor € 1.000.000;
- vestiging hypotheek op [naam park] en het weiland ten behoeve van ABN AMRO voor de schulden van [gedaagde 1] , waaronder lening 2;
Artikel 4.
3. De gebruiker is niet bevoegd dit recht over te dragen dan wel te bezwaren.
3.Het geschil
in de hoofdzaak
ship shape-garantie van [naam 7] ;
fairnessvan de ontvlechting te kunnen beoordelen. Ook ontbreekt elke uitleg van de oud-notaris en ABN AMRO op (onderdelen van) deze complexe ontvlechting. Met deze adviseurs van [gedaagde 1] heeft [eiser] geen enkel relevant contact gehad. Bij de gesprekken met [eiser] heeft [gedaagde 1] de wils- en oordeelsvoming van [eiser] met een reeks van listige kunstgrepen en met succes beslissend weten te beïnvloeden, aldus steeds [eiser] .
4.De beoordeling
in de hoofdzaak
VOORSTEL
Indien ik zondag avond, 8 november 2009, geen serieuze reactie heb mogen ontvangen per email, dan ben ik genoodzaakt een spoed procedure te starten. (…)”.
28 december 2009:
“behoudens de vorderingen over en weer uit hoofde van akten van geldlening de dato heden”;
“(…) al het mogelijke te verrichten om voor de gebruiker een alternatief grasland te vinden zodanig, dat voormeld recht van gebruik door de gebruiker kan worden opgezegd.”
Tweede halfjaar 2009
ieder een schone lei”. Deze finale kwijting is uiteindelijk neergelegd in artikel 6 van de akte verkoop en levering aandelen [naam landgoed 1] B.V. Dit artikel is niet op het laatste moment in de akte opgenomen, maar was al opgenomen in de concepten van de aktes 2009 en [eiser] heeft op dit specifieke artikel net als op de overige inhoud van de concepten meermalen commentaar geleverd. Tijdens de bijeenkomst bij de oud-notaris op 29 december 2009 zijn nog een drietal laatste wijzigingen in de aktes 2009 aangebracht, waaronder een (hier verder irrelevante) wijziging in artikel 6, waaruit volgt dat ook toen ook nog aandacht is besteed aan de finale kwijting.
”alle tot heden door hen gehouden gemeenschappelijke onroerende en roerende zaken, aandelen of andere vermogensbestanddelen over en weer door partijen geleverd”) en is volledig en finaal; er staat immers
“dat partijen derhalve uit dien hoofde niets meer van elkaar te vorderen hebben”. De finale kwijting ziet derhalve ook op allerlei zaken waarover [eiser] in deze procedure vorderingen meent te kunnen instellen. Nedamco, [naam landgoed 1] , de waarde van het weiland, de roerende zaken en de DBS-zaak vallen alle onder de finale kwijting, alsmede het bedrag van NLG 15 miljoen. [eiser] doet het in deze procedure voorkomen alsof hij pas na de ontvlechting in 2009 heeft “ontdekt” dat hij uit hoofde van de “verdeling” van [naam landgoed 2] nog het bedrag van NLG 15 miljoen van [gedaagde 1] had te vorderen, maar dat is evident onjuist. Gezien zijn e-mail van 5 november 2009 (zie hiervoor onder 4.9) en de brief van [naam 3] van 23 december 2009 (zie hiervoor onder 4.14) is buiten twijfel dat hij heel goed wist van (de achtergrond van) dat bedrag en dat dit dus (voor zover nodig) is meegenomen in de finale kwijting. Ditzelfde geldt voor het bedrag van € 25 miljoen op de en/of-rekening (deposito 2 en 3). [eiser] schrijft immers in zijn verslag van de bespreking van 27 september 2009 met betrekking tot de
“verdeling van [naam landgoed 1] en de deposito’s”: “
Die komen aan [gedaagde 1] toe.” Tussen partijen bestond derhalve overeenstemming over de overboeking 2009 (waarbij het saldo van de en/of-rekening werd overgeboekt naar een rekening van [gedaagde 1] ) en dat deze onderdeel was van de ontvlechting. Dat [eiser] niet expliciet voor de overboeking 2009 toestemming heeft gegeven aan ABN AMRO doet om die reden niet ter zake.
- “
- “
- “
ship shapeopleveren van [naam park] nog het volgende overwogen.
ship shape-garantie in verband met [naam park] . [naam 5] heeft in dat verband verklaard dat, nadat [eiser] en hij gezamenlijk hiertoe door [naam park] hadden gelopen, zij overeenstemming hebben bereikt over de aanpassingen die [naam 5] aan [naam park] zou verrichten. Aldus hebben zij aan de
ship shape-garantie concrete invulling gegeven. Dit correspondeert met het gegeven dat [eiser] in de e-mailcorrespondentie aanvankelijk op basis van het in zijn opdracht opgemaakte bouwkundig rapport nog een vergoeding van € 70.000 verlangde (zie onder meer de e-mail van [eiser] van 22 december 2009, weergegeven onder 4.13). In zijn laatste voorstel heeft [eiser] deze eis evenwel laten vallen en ook geen gebruik gemaakt van het aanbod van [gedaagde 1] om voor een bedrag van € 10.000 garant te staan voor [naam 5] . In de akte van 29 december 2009 waarbij [gedaagde 1] [naam park] aan [eiser] heeft geleverd is uiteindelijk in artikel 2.2 opgenomen dat de levering van het verkochte plaats vindt in de feitelijke staat waarin het zich bevindt. Deze vordering zal dan ook eveneens worden afgewezen.
24 november 2000:
24 november 2000 heeft [eiser] de betaalopdracht gegeven om de door hem via de oud-notaris op zijn rekening bij ABN AMRO Monaco ontvangen NLG 15 miljoen over te maken naar de rekening van [gedaagde 1] bij ABN AMRO Monaco.
definitieveontvlechting te komen waarbij beide broers elkaar over en weer finale kwijting zouden verlenen. Uit het eerste voorstel, zoals op 27 september 2009 door [gedaagde 1] op papier gezet (…) blijkt reeds dat wederzijdse finale kwijting een van de uitgangspunten was. Uit de door [eiser] opgestelde e-mails (die door [gedaagde 1] in het geding zijn gebracht) blijkt dat [eiser] wist van de hoed en de rand en dat hij goed voor ogen had welk resultaat hij wilde behalen. In de e-mails is steeds op alle onderwerpen die verband hielden met de ontvlechting ingegaan. Zo blijkt uit een e-mail van 5 november 2009 van [eiser] (…) dat [eiser] op dat moment op de hoogte was van zijn vordering van fl. 15.000.000,- op [gedaagde 1] in verband met landgoed [naam landgoed 2] , en dat die vordering is betrokken bij de voorstellen om tot de ontvlechting te komen. Uit een e-mail van 22 december 2009 van [eiser] volgt dat hij er van op de hoogte was dat in de (concept) notariële aktes wederzijdse finale kwijting was opgenomen. De juistheid van de stelling van [eiser] dat hij op 29 december 2009 onder onoorbare druk is gezet om de aktes te tekenen, is – gezien tegen de achtergrond van de hiervoor bedoelde e-mailcorrespondentie van partijen – onvoldoende aannemelijk geworden.
8.027,50(2½ punten × tarief € 3.211,00)
12.844,00(4 punten × tarief € 3.211,00)
8.027,50(2½ punten × tarief € 3.211,00)
“outsider”geweest bij (de onderhandelingen over) de ontvlechting in 2009. Hij heeft commentaar kunnen leveren op de concepten van de aktes 2009, heeft dat ook uitvoerig gedaan en hij werd daarbij bijgestaan door zijn eigen adviseurs (zie hiervoor onder 4.28 en 4.48 in de hoofdzaak). Dit betekent dat hij geen rechtmatig belang heeft bij nadere stukken (bedoeld onder (i) en (ii)) waaruit zou blijken dat de oud-notaris (ook) rechtstreeks contact heeft gehad met [naam 1] (EY) en [gedaagde 1] . [eiser] ’ partner en adviseur [naam 3] heeft bovendien zelf ook rechtstreeks contact opgenomen met de oud-notaris toen zij dat nodig achtte. Aangezien de rechtbank hiervoor (in de hoofdzaak onder 4.27) heeft vastgesteld dat [eiser] heeft ingestemd met de overboeking van het bedrag van € 25 miljoen (een deposito dat aan [gedaagde 1] toekwam) naar een rekening van [gedaagde 1] , heeft hij ook geen belang bij de onder (iii) bedoelde documenten. Nu ook over de hypotheek op [naam park] in 2009 uitdrukkelijk is onderhandeld (zie bijvoorbeeld hiervoor onder 4.18 in de hoofdzaak) en bovendien alle uit de hypotheek voorvloeiende (betalingsverplichtingen) voor rekening van [gedaagde 1] kwamen, geldt dit ook voor de onder (iv) bedoelde documenten. De vordering tot inzage in de onder (v) bedoelde documenten stuit af op de finale kwijting. Bij de taxatierapporten van de landgoederen [naam landgoed 2] en [naam landgoed 1] uit 2003 respectievelijk 2004 heeft [eiser] om dezelfde reden geen belang.
5.De beslissing
€ 131,00 aan nakosten, te verhogen met een bedrag van € 68,00 onder de voorwaarde dat [eiser] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden,