ECLI:NL:RBAMS:2016:7287

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
2 november 2016
Publicatiedatum
9 november 2016
Zaaknummer
C/13/577569 / HA ZA 14-1174
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Erkenning van een buitenlands vonnis en onrechtmatige daad in het kader van stalking en laster

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 2 november 2016 uitspraak gedaan in een civiele procedure waarin [eiseres] vorderingen heeft ingesteld tegen [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2]. De zaak betreft de erkenning van een Amerikaans vonnis en de vraag of [gedaagde sub 1] onrechtmatig heeft gehandeld jegens [eiseres] door aangifte te doen van stalking en bedreiging. [eiseres] stelt dat zij een langdurige relatie met [gedaagde sub 1] heeft gehad, die leidde tot onterechte beschuldigingen en publiciteit die haar eer en goede naam hebben aangetast. De rechtbank heeft vastgesteld dat het Amerikaanse vonnis moet worden erkend, omdat het voldoet aan de voorwaarden van internationaal privaatrecht. Dit betekent dat de vorderingen van [eiseres] in Nederland niet inhoudelijk kunnen worden behandeld, omdat de feiten en rechtsbetrekking al door de Amerikaanse rechter zijn beoordeeld. De rechtbank heeft de vorderingen van [eiseres] afgewezen en haar in de proceskosten veroordeeld. De zaak illustreert de complexiteit van internationale rechtszaken en de erkenning van buitenlandse vonnissen in Nederland.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/577569 / HA ZA 14-1174
Vonnis van 2 november 2016
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
eiseres in conventie,
verweerster in (voorwaardelijke) reconventie,
advocaat mr. A. Knigge,
tegen
1.
[gedaagde sub 1] ,
2.
[gedaagde sub 2] ,
beiden wonende te [woonplaats] ,
gedaagden in conventie,
eisers in (voorwaardelijke) reconventie,
advocaat mr. J.S. Kortmann.
Eiseres zal hierna [eiseres] worden genoemd. Gedaagden zullen gezamenlijk worden aangeduid met [gedaagden] en afzonderlijk met [gedaagde sub 1] onderscheidenlijk [gedaagde sub 2] .

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het vonnis in de incidenten van 18 november 2015, met de daarin vermelde stukken,
  • het ambtshalve gewezen tussenvonnis van 10 februari 2016 waarin een comparitie van partijen is gelast, met de daarin vermelde stukken,
  • de conclusie van antwoord in reconventie, met producties,
  • het proces-verbaal van de comparitie van partijen van 20 september 2016, met de daarin vermelde stukken,
  • de brief van 11 oktober 2016 van de zijde van [gedaagden] met opmerkingen over het proces-verbaal,
  • de brief van 12 oktober 2016 van de zijde van [eiseres] met opmerkingen over het proces-verbaal.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten in zowel conventie als reconventie

2.1.
[gedaagde sub 1] is als
global chief economistwerkzaam voor Citigroup in New York. [gedaagden] zijn echtelieden.
2.2.
[eiseres] is een expert in macro-economie, monetaire politiek en economisch beleid.
2.3.
Op 6 maart 2012 heeft [gedaagde sub 2] aan [naam ] van de Universiteit Tilburg een e-mail doorgestuurd afkomstig van [eiseres] . De doorgestuurde e-mail van [eiseres] is van 6 maart 2012, gericht aan [gedaagde sub 2] en luidt:
" [gedaagde sub 1] told me that he had you fuck 30 other men."
In bovenvermelde e-mail van [gedaagde sub 2] aan [naam ] staat:
"Dear [naam ]
I understand that you are the advisor of [eiseres] . I wonder what you make of the email that I have forwarded to you. She also sent [gedaagde sub 1] 700 emails the other day telling him that she hates him. She calls around the clock and she has attempted to friend our children on facebook.
Perhaps she needs some medical attention.
I hope that things are going well with you.
[gedaagde sub 2] "
2.4.
Op 5 maart 2013 heeft de (Amerikaanse) advocaat van [gedaagde sub 1] een
cease and desist letteraan [eiseres] in persoon overhandigd. In deze brief staat onder meer:
"[…] By this letter, I demand that you immediately cease and desist any and all future communications with [gedaagde sub 1] and any of his family members, friends or associates, including but not limited to, emails, instant messages, texts, phone calls, written letters or personal visits. Failure to do so will result in our taking whatever legal actions we deem appropriate. […]"
2.5.
[gedaagde sub 1] heeft op 1 juli 2013 aangifte gedaan tegen [eiseres] bij de politie te New York wegens stalking en bedreiging. De aangifte is aangepast op 5 augustus 2013. [eiseres] is naar aanleiding hiervan aangehouden en heeft in New York vier dagen in de gevangenis gezeten, onder meer op Rikers Island.
2.6.
In het proces-verbaal van de aangifte van [gedaagde sub 1] tegen [eiseres] van 5 augustus 2013 is onder meer opgenomen:
“Between November 7, 2009, and July 1, 2013, I received over three thousand emails from an email address that I know to belong to the defendant”.
2.7.
[eiseres] is in Amerika strafrechtelijk vervolgd voor
menacing,
stalkingen
aggravated harrassment.
2.8.
Op 10 maart 2014 zou de
criminal trial for stalking and harrassingtegen [eiseres] beginnen. De
assistant district attorneyheeft uiteindelijk ingestemd met een
adjournment in contemplation of dismissalofwel een
ACD. Dit is een schorsing van de vervolging voor een vastgestelde periode, waaraan voorwaarden worden verbonden. Houdt de verdachte zich over de gehele periode aan de voorwaarden, dan wordt aan het eind van de periode de vervolging definitief gestaakt en krijgt de vervolgde partij geen strafblad. Aan de
ACDzijn als voorwaarden verbonden dat [eiseres] 14 therapiesessies moet ondergaan, dat [eiseres] gedurende een jaar een
law abiding lifemoet leiden, dat zij gedurende een jaar uit de buurt moet blijven van [gedaagde sub 1] en van zijn huis, school of werk en dat [eiseres] zich onthoudt van contact met [gedaagde sub 1] via post, telefoon, e-mail, voicemail of welk ander elektronisch of ander communicatiemiddel dan ook. [eiseres] diende zich volgens de
ACDook te onthouden van contact met [gedaagde sub 1] via derden, tenzij via haar advocaten.
2.9.
Over de arrestatie van [eiseres] hebben diverse media in zowel New York als Nederland bericht. In Nederland is hierover bericht in dagbladen (waaronder NRC en Algemeen Dagblad), tijdschriften en op diverse nieuwswebsites. Ook hebben nieuwsrubrieken op radio- en televisiezenders aandacht aan de kwestie besteed en het is aan de orde gekomen in diverse discussieprogramma's op radio en tv. [eiseres] is hierbij met haar volledige naam genoemd en er zijn herkenbare foto's van haar getoond.
2.10.
Tussen 10 en 15 maart 2014 heeft [gedaagde sub 1] meerdere malen berichten geplaatst op zijn Facebook-pagina met betrekking tot [eiseres] . Op 10 maart 2014 vermeldde [gedaagde sub 1] op zijn Facebook-pagina onder andere:
" [gedaagde sub 2] and I are feeling pleased and vindicated at the disposition of the criminal case against my stalker, [eiseres] , this morning (March 10, 2013), in the New York State Criminal court in Manhattan. Ms. [eiseres] accepted a deal, offered by the Assistant District Attorney, that will result in the stalking and harassment charges against her being dropped and the public record of this matter being expunged, if (1) she does not contact me except through her attorney(s) during the next year, (2) she undergoes 14 court-approved therapy/counselling sessions and (3) she doesn't get arrested during that year. (…)
Ms. [eiseres] 's attorneys allege a 4-year, mutual/two-sided romantic affair between Ms. [eiseres] and myself. That is untrue. There was no 4-year, mutual/two-sided romantic affair between Ms. [eiseres] and myself; there was no 3-year, mutual/two-sided romantic affair between Ms. [eiseres] and myself. There was no 2-year, mutual/two-sided romantic affair between Ms. [eiseres] and myself; there was no 1-year mutual/two-sided romantic affair between Ms. [eiseres] and myself.
There was a one-sided 'mentor-student', emotional, romantic and erotic obsession by Ms. [eiseres] with me. This started as an academic 'mentor' obsession during the summer of 2008, when I taught at the LSE. Ms. [eiseres] (whom I did not know) came to see me at the LSE about the opportunity of doing a PhD in economics at the LSE. I told her that I was teaching in the European Institute and not in the Economics Department, and that she should get informed opinion elsewhere. (…)
As early as our second meeting, some time in 2008, Ms. [eiseres] offered me unsolicited 'sex without illusions'. I did not discover until several years later that this was one of her "themes' at the time. What she got in the end was illusions without sex. I should have been warned and ought to have run a mile at that time, but I was blind and ignored the obvious warning signals.
The next event of note was Ms. [eiseres] asking me to act as an external PhD advisor/supervisor for her at the Erasmus University in Rotterdam, where she had been admitted as a PhD student. This was in early 2009. I asked her to send me her Erasmus PhD proposal. After receiving it and studying it, I informed her that I would not serve as her PhD advisor because I did not consider her PhD proposal to be up to snuff.
In the Fall of 2009, a friend of mine mentioned to me that he had noticed I was supervising Ms. [eiseres] 's PhD at the Erasmus University. A message to that effect was posted on the official bulletin board of the Economics Department. I was baffled, but when I checked, I discovered the report was true. I immediately wrote to the Dean to have the incorrect message removed. It was.
This was not the end of Ms. [eiseres] 's 'mentor' obsession with me. When she was close to finishing her PhD thesis, in 2012, she asked me to be a member of her PhD defense committee (promotion committee). (…) I said 'no'. Next Ms. [eiseres] asked my wife, [gedaagde sub 2] , to be a member of her 'promotion committee'. Having been bothered and harassed by phone and by e-mail by the same Ms. [eiseres] , [gedaagde sub 2] declined - not surprisingly. Ms [eiseres] then dedicated her PhD thesis to me - a thesis I had not supervised or encouraged in any way. Indeed a thesis no part of which I had read (or have read till today!). Ms [eiseres] continued to ask me for references in connection with job applications until just before she was arrested.
Contrary to what one of Ms. [eiseres] ' attorneys asserted, I never had any "unresolved feelings" for her. The only feeling I ever had concerning Ms. [eiseres] were revulsion, disgust and dismay at the harassment she inflicted on me and my wife. There never was an emotional bond/relationship as far as I was concerned.
Of course I never tried to contact Ms. [eiseres] in any way following her arrest on July 1, 2013. The alleged attempts by me to contact her via LinkedIn and Skype were the result of fat-finger accidents as I tried to edit Ms. [eiseres] completely out of my social media connections - under any of her many identities and aliases. This should be obvious from the fact that not a single word contributed by me ever appeared in these alleged contact attempts and that I corrected the error as soon as I recognized I had made it. (…)
I did not recognize until very late - around the middle of 2012 - the severity and pervasiveness of whatever compulsion(s) caused Ms. [eiseres] to pursue me. The 3,000 or so e-mail messages she sent to me that I presented to the ADA were all sent during the year prior to Ms [eiseres] ' arrest on July 1, 2013. I always thought that - whatever it was that caused this woman, who was so rational some of the time and in some ways, to act in such an utterly crazy way the rest of the time and in all other ways - it would be curable and cured before long by the rational side of Ms. [eiseres] taking control. As a result I at times responded to her communications when they appeared rational - and almost always when they involved substantive issues in economics. Until well into 2012, when after weeks or even months of being barraged by demented messages and phone calls (which I did ignore) I received a perfectly sensible, rational or even helpful message from Ms. [eiseres] on economics or the modalities of relocation to New York, I tended to respond the same way. Big mistake, obviously, but Ms. [eiseres] was my first stalker. I will be better prepared when the next one comes along.
Not until the middle of 2012 did I recognise that there was no hope of Ms. [eiseres] ' harassment ever ceasing by appealing to reason. The combination of utter irrationality and deep cunning that was unleashed by her was devastating. Apart from the endless stream of messages and phone calls at all times of the day or night, Ms [eiseres] contacted me repeatedly using assumed identities. Sometimes this involved entirely fictional characters (or so I assume). Other times she impersonated living people, including a former colleague of mine and a friend of hers. She tracked me using social media, including Facebook, Google+, LinkedIn and Twitter, and through public announcement by Citi or other institutions about public events I was to appear at. I must have been the easiest person in the world to track for a determined stalker. (…)"
2.11.
Op 27/28 maart 2014 heeft [eiseres] een
request for discovery pursuant to 28 U.S.C. §1782(een verzoek om afschrift van bescheiden en een voorlopig getuigenverhoor) ingediend bij de rechtbank in het
Southern District of New York.
2.12.
Op 26 juni 2014 heeft [eiseres] een bodemprocedure geëntameerd tegen [gedaagde sub 1] voor de rechter van de staat New York (
Supreme Court of the State of New York, County of Kings). In die procedure vordert [eiseres] schadevergoeding van USD 20 miljoen, aan te vullen met
punitive damages. Ook in die procedure heeft zij
discoverygevorderd.
2.13.
Op 6 oktober 2014 heeft de Amerikaanse advocaat van [gedaagde sub 1] vrijwillig een 3.487 pagina’s tellend pdf-bestand met e-mailberichten overhandigd aan de Amerikaanse advocaat van [eiseres] . De metadata en originele formats zijn hier niet bijgevoegd.
2.14.
Op 10 oktober 2014 heeft de Amerikaanse advocaat van [gedaagde sub 1] aan de Amerikaanse advocaat van [eiseres] een pdf-bestand overhandigd metafbeeldingen van [eiseres] .
2.15.
Tussen 2 oktober 2015 en 28 oktober 2015 heeft [eiseres] via haar advocaat van [gedaagde sub 1] een USB-stick ontvangen met daarop de hiervoor genoemde afbeeldingen in JPEG-formaat.
2.16.
Op 13 juni 2016 heeft de
Supreme Court of the State of New Yorkde
motion to dismiss-ingediend door [gedaagde sub 1] - toegewezen
with prejudice(hierna het Amerikaanse vonnis).
2.16.1.
Op pagina 3 tot en met 16 van dit vonnis wordt weergegeven op welke door [eiseres] gestelde feiten het vonnis is gestoeld:
"
Facts and Procedural Background
[…] Plaintiff and defendant first met on or about July 9, 2008, […] Plaintiff claims that on or about October 22, 2008, defendant came to her apartment in Amsterdam, the Netherlands, and, at that time, they began a sexual relationship. According to plaintiff, between October 2008 and November 2009, she had at least 11 romantic encounters with defendant, approximately once per month, in luxury hotels around the world. She alleges that in between these sexual encounters, she was in frequent contact with defendant via email and various social media, and that they also interacted romantically via Skype.
Plaintiff alleges that in November 2009, defendant's wife, [gedaagde sub 2] , who is also an economist, found out about her sexual relationship with defendant and demanded that defendant terminate it. Plaintiff claims that while defendant told his wife that he had ended their affair, they resumed their relationship in March 2010. According to plaintiff, between March 23, 2010 and Augustus 2, 2012, she and defendant had at least 17 romantic encounters, which took place in New York, Amsterdam, Beijing, and Martha's vineyard, in hotels, restaurants, and her apartment. She alleges that in between these encounters, she interacted intimately with defendant via email, text messaging, and social media. […]
Plaintiff alleges that over the course of her claimed four-year relationship with defendant (i.e., from 2008 until 2012), they had frequent sexual interactions using Skype, in which she was nude and showed her private parts. She claims that defendant requested that she email him pictures of herself nude, but that she refused to do so. According to plaintiff, defendant then, without her knowledge, on at least three occasions in 2011, obtained nude pictures of her by taking screen shots of her private parts, while she was interacting with him in the nude via Skype. Plaintiff alleges that over the course of time, defendant took approximately 1,251 screen shots and surreptitiously recorded and saved them on his laptop. Defendant denies taking any such photographs. He claims that plaintiff sent him these nude photographs of herself via email. […]
Defendant admits that he had a physical relationship with plaintiff, which began in 2008, but claims that it ended in 2009. […]
Plaintiff alleges, upon information and belief, that defendant made false and misleading statements to the police about their communications with each other, made false reports, and/or gave them incomplete selections of emails on several occasions, including on May 6, May 30, and June 13, 2013. […]
Plaintiff states that these statements were picked up by various news media, including the New York Daily News, the British Daily Mail, and various Dutch news sites. […]
She also denies sending emails to defendant's children, but does not deny sending them to his wife. […]
On July 1, 2013, plaintiff was called to the 20th precinct police station, where she was arrested upon her arrival there. She spent the night in a jail cell at central booking, and was arraigned the next day. Following her arraignment, she was moved to the Riker's Island detention center, where she was held until her release on the evening of July 4, 2013. […]
Plaintiff alleges that defendant had secretly taken the naked pictures of her masturbating, but did not disclose this to the police or the assistant attorney, but, instead, falsely claimed to be harassed by her sending them to him. […]
Plaintiff alleges that in March 2014, defendant continued to make false and defamatory statements about her in postings on Facebook. […]"
2.16.2.
Onder het kopje "
Discussion" en de subkop "
Dismissal Standards" staat voorts onder meer:
"[…] Plaintiff, in her first cause of action for defamation, alleges that at various times during May 2013, including May 6 and May 30, 2013, and on June 13, July 1, and Augustus 5, 2013, defendant made a series of false and misleading statements about her to the police and the prosecutor, and that from March 10 to 15, 2014, plaintiff made several false and misleading statements to the general public through the social media site, Facebook. She alleges that when defendant made these statements, he knew that they were false or entertained serious doubts about their truth, that he expected that they would be republished, and that she has suffered significant pecuniary loss, including an impairment to her reputation and standing in the community, personal humiliation, and mental anguish and suffering.
In opposition, defendant argues that plaintiff's claims must be dismissed based upon the documentary evidence, and he annexes numerous emails sent to him by plaintiff, which he had given to the police and which the police found warranted her arrest and the district attorney found to warrant her prosecution. […]"
2.16.3
De "
Conclusion" van het Amerikaanse vonnis luidt:
"Accordingly, defendant's motion, […] is granted to the extent that: (1) plaintiff's first cause of action for defamation, her second cause of action for false arrest and imprisonment, her third cause of action for intentional infliction of emotional distress-false accusations, her fourth cause of action for tortious interference with prospective business relations, and her fifth cause of action for internal infliction of emotional distress-surreptitious recording, alleged in her first amended complaint, are dismissed with prejudice, and (2) plaintiff's second cause of action for defamation/tort under Dutch law and her fourth cause of action for malicious prosecution, alleged in her original complaint, are dismissed with prejudice.[…]"
2.17.
[eiseres] is in hoger beroep gegaan van het Amerikaanse vonnis.

3.Het geschil in conventie

3.1.
[eiseres] vordert, bij vonnis voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
Voor recht te verklaren dat [gedaagden] hoofdelijk, althans subsidiair dat [gedaagde sub 1] , onrechtmatig heeft gehandeld jegens [eiseres] wegens aantasting van haar eer en goede naam door verspreiding, althans door uitlokking van, dan wel gelegenheid te geven tot, verspreiding van onware en/of misleidende en/of grievende mededelingen over de relatie tussen [gedaagde sub 1] en [eiseres] en de persoon van [eiseres] en de zogenoemde bedreigingen jegens [gedaagden] en de kinderen van [gedaagde sub 1] ;
[gedaagden] hoofdelijk, subsidiair [gedaagde sub 1] , te veroordelen tot rectificatie van mededelingen ten aanzien van [eiseres] bij wege van een halve pagina advertentieruimte voor de in productie 18 bij dagvaarding opgenomen verklaring in een drietal landelijk verspreide kranten en op hun beider, subsidiair [gedaagde sub 1] , Facebook pagina;
[gedaagden] hoofdelijk te veroordelen tot betaling van de kosten van het geding, vermeerderd met de nakosten en wettelijke rente.
3.2.
Ter gelegenheid van de comparitie van partijen heeft [eiseres] een akte wijziging eis ingediend. [eiseres] heeft haar eis in die zin gewijzigd dat zij vordert, bij vonnis voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
A. Voor recht te verklaren dat [gedaagden] hoofdelijk, althans subsidiair dat [gedaagde sub 1] , onrechtmatig heeft gehandeld jegens [eiseres] wegens aantasting van haar eer en goede naam door verspreiding, althans door uitlokking van, dan wel gelegenheid te geven tot, verspreiding van onware en/of misleidende en/of grievende mededelingen over de relatie tussen [gedaagde sub 1] en [eiseres] en de persoon van [eiseres] en de zogenoemde bedreigingen jegens [gedaagden] en de kinderen van [gedaagde sub 1] ;
B. Voor recht te verklaren dat [gedaagde sub 1] onrechtmatig heeft gehandeld jegens [eiseres] wegens aantasting van haar eer en goede naam door zonder haar toestemming afbeeldingen van haar te vervaardigen tijdens Skypesessies en/of andere
videochatsdie [gedaagde sub 1] met [eiseres] had;
C. [gedaagden] hoofdelijk, subsidiair [gedaagde sub 1] , te veroordelen tot rectificatie van mededelingen ten aanzien van [eiseres] bij wege van een halve pagina advertentieruimte voor de in productie 18 bij dagvaarding opgenomen verklaring in een drietal landelijk verspreide kranten en op hun beider, subsidiair [gedaagde sub 1] , Facebook pagina;
D. [gedaagden] hoofdelijk te veroordelen tot betaling van de kosten van het geding, vermeerderd met de nakosten en wettelijke rente.
3.3.
[gedaagden] heeft bezwaar gemaakt tegen de wijziging van eis door [eiseres] .
3.4.
[eiseres] stelt ter onderbouwing van haar oorspronkelijke en gewijzigde vordering
- kort samengevat- dat [gedaagde sub 1] onrechtmatig jegens haar, namelijk in strijd met hetgeen in het maatschappelijk verkeer betaamt, heeft gehandeld door op basis van onjuiste en/of misleidende verklaringen over [eiseres] , onder ede, aangifte te doen tegen [eiseres] in New York van stalking en bedreiging in de wetenschap dan wel redelijke verwachting dat deze verklaringen in het openbaar zouden worden verspreid, alsmede door de onware, althans onvolledige en suggestieve uitlatingen die [gedaagde sub 1] deed op zijn Facebook pagina. De aangifte van [gedaagde sub 1] tegen [eiseres] is opgepikt door de internationale en voornamelijk de Nederlandse pers waardoor [eiseres] in haar eer en goede naam is aangetast. [eiseres] betoogt een langdurige en ook seksuele relatie met [gedaagde sub 1] te hebben gehad vanaf november 2009 tot en met juli 2013 welke relatie van tijd tot tijd door [gedaagde sub 1] werd beëindigd maar ook steeds weer werd hernieuwd. Dit ging door tot enkele dagen voordat [gedaagde sub 1] de aangifte in juli 2013 deed en ook na de aangifte in augstus 2013 nam [gedaagde sub 1] zelf contact met [eiseres] op. Ook heeft [gedaagde sub 1] compromitterende foto's van [eiseres] gemaakt die [eiseres] nooit aan [gedaagde sub 1] heeft gemaild, maar die [gedaagde sub 1] heimelijk en zonder toestemming van [eiseres] heeft gemaakt tijdens skype/chatsessies op internet.
3.5.
Ten aanzien van [gedaagde sub 2] voert [eiseres] voorts aan dat het contract van [eiseres] op 1 november 2012 als Universitair Hoofddocent bij de Universiteit van Tilburg geheel onverwacht niet werd verlengd na een defamerende email van [gedaagde sub 2] aan de decaan van de Economie faculteit (zie 2.3).
3.6.
[gedaagden] betwist dat sprake is van onrechtmatig handelen door [gedaagden] [gedaagde sub 1] erkent dat in de periode van september 2008 tot en met de zomer van 2009 seksueel contact heeft plaatsgevonden tussen [eiseres] en [gedaagde sub 1] . Volgens [gedaagde sub 1] is in de nazomer van 2009 aan deze contacten een einde gekomen.
3.7.
Voorts voert [gedaagden] aan dat het Amerikaanse vonnis in Nederland dient te worden erkend waardoor de rechtbank niet meer aan een inhoudelijke behandeling van de vorderingen van [eiseres] kan toekomen.
3.8.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.Het geschil in (voorwaardelijke) reconventie

4.1.
[gedaagden] vordert voorwaardelijk, namelijk voor het geval dat de door [eiseres] gevorderde verklaring voor recht en/of rectificatie in enige vorm wordt toegewezen:
Voor recht te verklaren dat [gedaagde sub 1] niet onrechtmatig handelde jegens [eiseres] door strafaangifte tegen haar te doen en;
voor zover de door [eiseres] gevorderde rectificatie op enige wijze wordt toegewezen, [eiseres] bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, te veroordelen tot rectificatie van haar onjuiste uitlatingen met een rectificatie waarin wordt opgenomen:
i. dat [gedaagde sub 1] op goede gronden aangifte van
stalkingdeed tegen [eiseres] ;
ii. dat [eiseres] [gedaagde sub 1] overstelpte met duizenden e-mails, telefoontjes en andere berichten, waaronder ten minste 2.509 unieke e-mails in de periode van 12 juli 2012 tot en met 1 juli 2013;
iii. dat [eiseres] [gedaagde sub 1] naaktafbeeldingen van zichzelf heeft gestuurd;
iv. dat [eiseres] er bij [gedaagde sub 1] ten minste zeven keren expliciet op heeft aangedrongen strafaangifte tegen haar te doen omdat zij zichzelf niet in de hand had (of woorden van vergelijkbare strekking);
v. dat [eiseres] niet is vrijgesproken in de Amerikaanse strafzaak en;
In zowel conventie als reconventie [eiseres] , bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, te veroordelen in de proceskosten, vermeerderd met de wettelijke rente.
4.2.
[eiseres] voert verweer.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling

in conventie

5.1.
De rechtbank zal allereerst beoordelen wat de gevolgen zijn van het Amerikaanse vonnis voor de onderhavige procedure. Daarvoor dient de vraag te worden beantwoord of dat vonnis dient te worden erkend, zoals door [gedaagden] is verzocht en door [eiseres] is betwist.
Uitgangspunten
5.2.
Voorop staat dat tussen de Verenigde Staten van Amerika en Nederland geen verdrag bestaat waarin de wederzijdse erkenning van rechterlijke beslissingen is geregeld. Dit betekent dat het commune internationaal privaatrecht van toepassing is bij de beoordeling of Amerikaanse uitspraken in Nederland kunnen worden erkend. In dit verband is artikel 431, lid 2, Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) van belang, waarin is bepaald dat gedingen die geleid hebben tot beslissingen gegeven door een buitenlandse rechter opnieuw bij de Nederlandse rechter kunnen worden behandeld en afgedaan. In zo een geval dient de Nederlandse rechter te beoordelen of en zo ja in hoeverre hij, gelet op de omstandigheden van het hem voorgelegde geval, aan een beslissing van de buitenlandse rechter gezag toekent (zie HR 14 november 1924, NJ 1925/91, ook wel genoemd Bontmantel-arrest; HR 26 januari 1996, ECLI:HR:1996:ZC1978). Uit verdere jurisprudentie van de Hoge Raad (zie HR 26 september 2014, ECLI:NL:HR:2014:2838, ook wel genoemd Gazprombank/Bensadon-arrest) volgt dat in een geding op de voet van artikel 431 lid 2 Rv bij de beantwoording van de vraag of een buitenlandse beslissing voor erkenning vatbaar is, tot uitgangspunt dient dat de beslissing in Nederland in beginsel wordt erkend indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:
de bevoegdheid van de rechter die de beslissing heeft gegeven, berust op een bevoegdheidsgrond die naar internationale maatstaven algemeen aanvaardbaar is;
de buitenlandse beslissing is tot stand gekomen in een gerechtelijke procedure die voldoet aan de eisen van behoorlijke en met voldoende waarborgen omklede rechtspleging;
de erkenning van de buitenlandse beslissing is niet in strijd met de Nederlandse openbare orde;
e buitenlandse beslissing is niet onverenigbaar met een tussen dezelfde partijen gegeven beslissing van de Nederlandse rechter, dan wel met een eerdere beslissing van een buitenlandse rechter die tussen dezelfde partijen is gegeven in een geschil
dat hetzelfde onderwerp betreft en op dezelfde oorzaak berust, mits die eerdere beslissing voor erkenning in Nederland vatbaar is.
Bevoegdheid (sub a)
5.3.
De rechtbank zal allereerst beoordelen of de bevoegdheid van de
Supreme Court of the State of New Yorkberust op een bevoegdheidsgrond die naar internationale maatstaven algemeen aanvaardbaar is. Bij deze beoordeling gaat het niet om de vraag of de buitenlandse rechter volgens zijn eigen of volgens Nederlands internationaal privaatrecht bevoegd was, maar uitsluitend om de vraag of die bevoegdheid naar internationale normen algemeen aanvaardbaar is. Om dit vast te stellen kan de rechter relevante internationale verdragen en verordeningen in ogenschouw nemen, nu hetgeen daarin is vastgelegd een aanwijzing oplevert voor hetgeen internationaal aanvaardbaar wordt geacht. Tot de internationaal aanvaardbare bevoegdheidsgronden behoren het forum van de woonplaats of gewone verblijfplaats van de gedaagde (
het forum rei), het forum van vrijwillige onderwerping en het forum van het land waar de schade zich heeft voorgedaan (
forum delicti). [eiseres] heeft de zaak tegen [gedaagde sub 1] aangebracht bij de
Supreme Court of the State of New Yorkwaardoor zij zich vrijwillig aan het oordeel van deze rechter heeft onderworpen. [gedaagde sub 1] is in die procedure verschenen zonder zich te verzetten tegen de bevoegdheid van de Amerikaanse rechter waarmee een stilzwijgende forumkeuze is gemaakt. Ook aan het
forum reiis voldaan nu [gedaagde sub 1] ten tijde van het aanhangig maken van de procedure (zie 2.12) in New York woonachtig was. Tenslotte heeft [eiseres] haar vordering in Amerika gegrond op de door haar gestelde onrechtmatig aangifte door [gedaagde sub 1] in New York. Dit betekent dat ook op grond van het
forum delictide bevoegdheid van de
Supreme Court of the State of New Yorkaanvaardbaar is. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat aan het eerste vereiste (sub a) voor erkenning van het Amerikaanse vonnis is voldaan.
Procedure die voldoet aan de eisen van behoorlijke rechtspleging (sub b)
5.4.
[eiseres] kan niet worden gevolgd in haar betoog dat zij in de procedure voor de
Supreme Court of the State of New Yorkonvoldoende in de gelegenheid is gesteld de stellingen te betwisten, toelichting te geven over de bewijsmiddelen of tegenbewijs te leveren en dat van een procedure op tegenspraak met betrekking tot de bewijsmiddelen daarom geen of onvoldoende sprake is geweest waardoor de procedure niet zou voldoen aan de eisen van een behoorlijke rechtspleging. [eiseres] heeft niet betwist dat voorafgaand aan de totstandkoming van het Amerikaanse vonnis drie comparities hebben plaatsgevonden waarbij [eiseres] gelegenheid heeft gehad om bij monde van haar advocaat de grondslagen van haar vorderingen toe te lichten. Dat de
Supreme Court of the State of New Yorkop de hoogte was van de standpunten van beide partijen blijkt ook uit de in het vonnis opgenomen "
Facts and Procedural Background" (zie 2.16)
.Voorts blijkt uit het vonnis onder het kopje "
Discussion" en de subkop
"Dismissal Standards"dat beide partijen (e)mail correspondentie in het geding hebben gebracht ter onderbouwing van hun standpunten. Dat de uitspraak van de
Supreme Court of the State of New Yorkgeen inhoudelijk oordeel over de vorderingen van [eiseres] zou bevatten maar, volgens [eiseres] , slechts een summiere afwijzing betreft van de vordering op formele, niet-inhoudelijke gronden (waaronder een geslaagd beroep op verjaring en dat onvoldoende zou zijn gesteld), maakt niet dat geen sprake is geweest van een gerechtelijke procedure die voldoet aan de eisen van behoorlijke en met voldoende waarborgen omkleedde rechtspleging.
5.5.
Nu niet is gebleken dat de procedure voor de
Supreme Court of the State of New Yorkniet zou hebben voldaan aan de eisen van een behoorlijke en met voldoende waarborgen omklede rechtspleging is ook aan het tweede vereiste (sub b) voor erkenning van het Amerikaanse vonnis voldaan.
Openbare orde (sub c)
5.6.
Evenmin is gesteld of gebleken dat erkenning van het Amerikaanse vonnis absoluut onaanvaardbaar is wegens strijd met fundamentele rechtsbeginselen of dat erkenning van het Amerikaanse vonnis zou leiden tot voor de Nederlandse rechtsorde onaanvaardbare gevolgen. Derhalve is ook aan het derde vereiste, namelijk dat de erkenning niet in strijd is met de Nederlandse openbare orde (sub c) voldaan.
Is het Amerikaanse vonnis onverenigbaar met een beslissing van de Nederlandse rechter (sub d)?
5.7.
[eiseres] heeft aangevoerd dat erkenning van het Amerikaanse vonnis onverenigbaar zou zijn met het vonnis in de incidenten van deze rechtbank van 18 november 2015.
5.8.
Ook dit betoog van [eiseres] faalt. De rechtbank heeft zich in het kader van de incidenten bevoegd geacht van de zaak kennis te nemen en mocht dat ook doen op grond van artikel 6 sub e Rv. Thans ligt er een vonnis van de
Supreme Court of the State of New York, met het verzoek dit vonnis te erkennen, hetgeen een andere rechtsvraag betreft dan toen de rechtbank vonnis wees in de incidenten, waarbij de rechtbank moest beslissen op het verzoek van [gedaagden] de behandeling van de artikel 843a Rv vorderingen en de bodemprocedure op grond van artikel 12 Rv aan te houden, daar [eiseres] ook voor de rechter in de Verenigde Staten een zaak (/zaken) aanhangig had gemaakt. Daarnaast houdt het vonnis in de incidenten een beslissing in op de vordering van [eiseres] op grond van artikel 843a Rv, welke vordering niet voorlag bij de Amerikaanse rechter. Voorts is in het incidentele vonnis beslist op verzoeken ex artikel 27 Rv en artikel 29 Rv, welke zien op sluiting van de deuren en een mededelingsverbod. Deze beslissingen zijn niet onverenigbaar met het Amerikaanse vonnis.
5.9.
Aldus is de conclusie dat het vonnis van de
Supreme Court of the State of New Yorkniet onverenigbaar is met het vonnis in de incidenten van deze rechtbank van 18 november 2015. Van een eerdere beslissing van een buitenlandse rechter (zie voorwaarde d) is geen sprake. Dit betekent dat ook aan voorwaarde sub d voor erkenning van het Amerikaanse vonnis is voldaan.
Erkenning
5.10.
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat is voldaan aan alle daaraan te stellen voorwaarden voor erkenning van het Amerikaanse vonnis. Dit brengt met zich dat de rechtbank niet over kan gaan tot een inhoudelijke behandeling van de vorderingen van [eiseres] tegen [gedaagde sub 1] in conventie omdat het feitencomplex en de rechtsbetrekking waarover in het Amerikaanse vonnis een oordeel is geveld dezelfde is als die in de onderhavige procedure aan de orde is. Dit volgt uit de onder 3.4 weergegeven samenvatting van de feitelijke grondslag, afgezet tegen de
"Facts and Procedural Background", "Discussion"en
"Conclusion"(2.16) van het Amerikaanse vonnis. Anders dan [eiseres] aanvoert is de vraag of [gedaagde sub 1] naaktscreenshots heeft gemaakt, ook aan de orde geweest in de Amerikaanse procedure. De vordering van [eiseres] tegen [gedaagde sub 1] in conventie zal dan ook worden afgewezen.
De vorderingen tegen [gedaagde sub 2]
5.11.
Rest de vraag of erkenning van het Amerikaanse vonnis ook gevolgen heeft voor de vorderingen van [eiseres] tegen [gedaagde sub 2] .
5.12.
Voorop staat dat erkenning van een buitenlands vonnis betekent dat in beginsel ook de omvang van het gezag van gewijsde door het buitenlandse recht moet worden bepaald. De buitenlandse uitspraak moet in Nederland in beginsel dezelfde werking hebben als in het buitenland waarin het vonnis is gewezen. Dit betekent dat naar het recht van de staat New York moet worden beoordeeld welke rechtskracht aan het Amerikaanse vonnis moet worden toegekend. Ingevolge het recht van de staat New York heeft het Amerikaanse vonnis
res judicata effect. Dit betekent dat als een rechter een rechtsbetrekking en de daarop gebaseerde vorderingen heeft beoordeeld, alle vorderingen die op een later moment op basis van dezelfde rechtsbetrekking worden ingesteld, moeten worden afgewezen, althans de eiser in die vorderingen niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Dit geldt voor alle vorderingen die materieel dezelfde rechtsbetrekking betreffen. Derhalve heeft erkenning van het Amerikaanse vonnis tot gevolg dat alle vorderingen die [eiseres] heeft ingesteld en die betrekking hebben op in essentie dezelfde feiten als die de
Supreme Court of the State of New Yorkheeft beoordeeld, moeten worden afgewezen, ook als dit andere vorderingen zijn. Nu de onderhavige procedure ziet op dezelfde feiten als die reeds door de
Supreme Court of the State of New Yorkzijn beoordeeld, dienen de vorderingen van [eiseres] jegens [gedaagde sub 2] eveneens te worden afgewezen, met uitzondering van de vordering van [eiseres] voor zover deze betrekking heeft op de e-mail van [gedaagde sub 2] aan [naam ] van de Universiteit van Tilburg (zie 2.3), nu deze vordering ziet op een ander feit dan hetgeen voorlag bij de
Supreme Court of the State of New York. Deze vordering zal hierna worden beoordeeld.
Hoger beroep
5.13.
De enkele omstandigheid dat [eiseres] hoger beroep heeft ingesteld tegen het Amerikaanse vonnis maakt het voorgaande niet anders. Het Amerikaanse vonnis heeft rechtskracht ook als het nog niet onherroepelijk is.
De e-mail van [gedaagde sub 2] aan [naam ] van de Universiteit van Tilburg (zie 2.3)
5.14.
Ingevolge artikel 6 sub e heeft de Nederlandse rechter rechtsmacht in zaken betreffende verbintenissen uit onrechtmatige daad, indien het schadebrengende feit zich in Nederland heeft voorgedaan of kan voordoen. Nu [eiseres] heeft gesteld dat de e-mail van [gedaagde sub 2] aan [naam ] onrechtmatig jegens haar is, heeft het schadebrengende feit zich in Nederland voorgedaan zodat de Nederlandse rechter rechtsmacht toekomt.
5.15.
Ingevolge Rome II artikel 4 lid 1 is op een onrechtmatige daad het recht van toepassing van het land waar de schade zich voordoet, ongeacht in welk land de schadeveroorzakende gebeurtenis zich heeft voorgedaan en ongeacht in welke land de indirecte gevolgen van die gebeurtenis zich voordoet. Dit is ingevolge lid 2 van Rome II anders indien degene wiens aansprakelijkheid in het geding is en degene die schade lijdt beiden hun gewone verblijfplaats in hetzelfde land hebben op het tijdstip waarop de schade zich voordoet. Lid 2 is evenwel niet van toepassing nu niet is betwist dat op het tijdstip waarop de schade zich heeft voorgedaan, te weten de datum van de verstuurde e-mail, zijnde 6 maart 2012, [gedaagden] woonachtig waren in London (Verenigd Koninkrijk) en derhalve niet hun gewone verblijfplaats hadden in hetzelfde land als [eiseres] . Dit betekent dat Nederlands recht van toepassing is.
5.16.
De rechtbank is van oordeel dat de e-mail die [gedaagde sub 2] op 6 maart 2012 (zie 2.3) heeft doorgestuurd geen onrechtmatige daad oplevert in de zin van artikel 6:162 van het Burgerlijk Wetboek. Door [eiseres] is niet betwist dat zij de door [gedaagde sub 2] doorgestuurde e-mail heeft verstuurd. [eiseres] heeft evenmin betwist dat de verdere inhoud van het bericht van [gedaagde sub 2] aan [naam ] feitelijk juist is. De enkele zin (vrij vertaald) dat [eiseres] wellicht medische aandacht nodig heeft is onvoldoende om de conclusie te rechtvaardigen dat [eiseres] onrechtmatig in haar eer en goede naam is aangetast. Dit betekent dat de vordering van [eiseres] jegens [gedaagde sub 2] ook op dit punt zal worden afgewezen.
De eiswijziging
5.17.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen behoeft de rechtbank geen beslissing meer te nemenover de vraag of de eiswijziging van [eiseres] in conventie wordt toegestaan en of [gedaagden] daarop nog schriftelijk mag reageren.
Proceskosten
5.18.
[eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij in conventie in de proceskosten worden veroordeeld, waaronder de nakosten die ambtshalve zullen worden begroot als hierna volgt. De kosten aan de zijde van [gedaagden] worden begroot op:
- griffierecht € 282,00
- salaris advocaat
1.130,00(2,5 punten × tarief € 452,00)
Totaal € 1.412,00
In (voorwaardelijke) reconventie
5.19.
Nu de voorwaarde waaronder de reconventie is ingesteld niet is vervuld, behoeft deze geen verdere bespreking.

6.De beslissing

De rechtbank
in conventie
6.1.
wijst de vorderingen af,
6.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagden] tot op heden begroot op € 1.412,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 van het Burgerlijk Wetboek over dit bedrag met ingang van de veertiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
6.3.
veroordeelt [eiseres] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [eiseres] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 van het Burgerlijk Wetboek over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
6.4.
verklaart de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mrs. A.H.E. van der Pol, voorzitter, J. Thomas en B.T. Beuving, rechters, bijgestaan door mr. A. Vogelzang, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 2 november 2016.