Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 september 2016 in de zaak tussen
[eiser], te Driehuis, eiser,
het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, verweerder,
Procesverloop
Overwegingen
Daarnaast wil de gemeente Amsterdam mede in het kader van (inter)nationaal aantrekkelijke vestigingsstad, het mogelijk maken dat mensen die in Amsterdam permanent een woning als tweede woning willen gebruiken, dat ook kunnen doen. Uitgangspunt is daarbij dat de gebruiker buiten Amsterdam woont en de woning zelf als tweede woning gebruikt.” De rechtbank wijst voorts op de hoofdregel van het wettelijk stelsel, te weten dat het verboden is om aangewezen woonruimte aan de bestemming tot bewoning te onttrekken zonder vergunning. Nu woonruimte is bestemd voor bewoning, is de rechtbank van oordeel dat onder “gebruik” in de zin van artikel 1, onder x, van de Verordening dient te worden verstaan “bewoning”. Gelet op voormelde toelichting, in samenhang met de overige regelgeving, moet het ervoor worden gehouden dat, om onder de uitzondering van artikel 1, onder x, van de Verordening te vallen, een tweede woning uitsluitend door de eigenaar bewoont dient te worden en dat de toeristische verhuur van de woonruimte zonder vergunning niet is toegestaan. Voor zover het eisers niet duidelijk was wat de reikwijdte van het begrip “gebruik” is, had het op hun weg gelegen navraag te doen bij verweerder. Dat eiser bij de afdeling van de gemeente die ziet op inschrijving in de Basisregistratie Persoonsgegevens heeft gevraagd of de woning als pied-à-terre kon worden ingeschreven, is hiertoe niet voldoende. Daarmee heeft hij immers geen navraag gedaan naar wat onder een tweede woning moet worden verstaan en hoe deze moet worden gebruikt, noch of hij de woning dan aan toeristen mocht verhuren.
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- herroept het primaire besluit, bepaalt dat aan eiseres een boete wordt opgelegd van € 3.000,-- en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 167,-- aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1984,-
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 29 september 2016.