8.4.De rechtbank is van oordeel dat noch uit het bestreden besluit, noch de toelichting van verweerder ter zitting blijkt op grond waarvan sprake zou zijn van recidive, waarbij sprake is van het herhaald overtreden van eenzelfde type overtreding. Het gaat dan om een overtreding binnen het domein ‘pedagogische beleid’. Verweerder heeft in het bestreden besluit gesteld dat in 2012 en 2013 soortgelijke overtredingen als overtreding 3 zijn geconstateerd op de [straat 1] en de [straat 2] Dit is door eiseres betwist. De gemachtigde van verweerder heeft hierop ter zitting toegelicht dat hij niet heeft kunnen vaststellen dat er op de locatie [straat 2] ooit een soortgelijke overtreding is geconstateerd en dat hij denkt dat de stelling hierover in het bestreden besluit niet klopt. Over de [straat 1] heeft hij evenmin een overtreding kunnen traceren. Van deze laatste locatie zijn ook geen rapporten meer, omdat de locatie is opgeheven. Uit de door verweerder in beroep overgelegde handhavingsbesluiten - twee besluiten die zien op de locatie [adres] - blijkt evenmin dat daar al eerder eenzelfde type overtreding is begaan. De rechtbank stelt voorts vast dat geen sprake is van een overtreding met een hoge handhavingsprioriteit. In het Afwegingsmodel wordt de overtreding aangemerkt met prioriteit ‘gemiddeld’. De rechtbank volgt verweerder ook niet voor zover is gesteld dat het overslaan van de stap om eerst een aanwijzing te geven is gerechtvaardigd vanwege de veelvuldigheid aan andere overtredingen, waardoor sprake is van een zekere hardleersheid bij eiseres. Verweerder heeft specifiek gekozen voor een beleid waarin niet iedere volgende overtreding leidt tot een zwaardere sanctie, maar enkel een overtreding die van hetzelfde type is. De omstandigheid dat, voor zover de rechtbank vast heeft kunnen stellen, twee maal eerder een handhavingsbesluit aan eiseres is opgelegd acht de rechtbank onvoldoende om van dat uitgangspunt af te wijken. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd op grond waarvan hij de stappen zoals hiervoor opgesomd heeft overgeslagen, en direct is overgegaan tot het opleggen van een boete.
9. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het beroep gegrond verklaren en het bestreden besluit vernietigen wegens strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Awb. De rechtbank ziet verder aanleiding met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb zelf in de zaak te voorzien door de primaire besluiten te herroepen en te bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit.
10. De rechtbank zal verweerder voorts veroordelen in de proceskosten van beroep en bezwaar. De rechtbank ziet geen aanleiding om, zoals eiseres heeft verzocht, af te wijken van het forfaitaire tarief. Naar het oordeel van de rechtbank is namelijk geen sprake van bijzondere omstandigheden zoals bedoeld in artikel 2, derde lid, van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) die dat zouden rechtvaardigen. Met betrekking tot de proceskosten in bezwaar is de rechtbank van oordeel dat sprake is van samenhangende zaken als bedoeld in artikel 3 van het Bpb. De rechtsbijstand is door dezelfde persoon verleend en de bezwaarschriften zijn (nagenoeg) gelijktijdig behandeld op de hoorzitting van 12 december 2014. Deze kosten voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand stelt de rechtbank op grond van het Bpb vast op € 1984,- (1 punt voor het indienen van bezwaarschriften, 1 punt voor het verschijnen op de hoorzitting, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 496,- en een wegingsfactor 1).
11. Met betrekking tot het verzoek van eiseres om toekenning van immateriële schadevergoeding wegens stress tot een bedrag van € 2500,-, stelt de rechtbank voorop dat het aan eiseres is om aannemelijk te maken dat zij als gevolg van een onrechtmatig besluit schade heeft geleden en dient zij verder de beweerde omvang daarvan van een deugdelijke onderbouwing te voorzien. Nu eiseres haar verzoek niet heeft onderbouwd en zonder enige nadere toelichting evenmin kan worden ingezien hoe zij als rechtspersoon stress kan hebben ervaren, wijst de rechtbank het verzoek van eiseres om schadevergoeding af.
12. Verweerder dient het door eiseres betaalde griffierecht te vergoeden.