ECLI:NL:RBAMS:2016:3792

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 juni 2016
Publicatiedatum
23 juni 2016
Zaaknummer
13/845074-15
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de rechtmatigheid van digitaal beslag en de inzet van digitaal rechercheurs in een strafrechtelijk onderzoek

In deze beschikking van de Rechtbank Amsterdam, gedateerd 20 juni 2016, wordt de rechtmatigheid van doorzoekingen en het daaropvolgende digitaal beslag in een strafrechtelijk onderzoek beoordeeld. De zaak betreft een verdachte, geboren in 1949, die als notaris wordt verdacht van het medeplegen van valsheid in geschrift in de periode van juni 2006 tot en met september 2006. De doorzoekingen vonden plaats op 18 juni 2015, zowel bij de verdachte thuis als bij [bedrijf 1 N.V.] in Rotterdam, waarbij zowel fysieke als digitale stukken in beslag zijn genomen. Deze beschikking richt zich specifiek op de digitale stukken en de vraag of deze onder het verschoningsrecht vallen.

De rechter-commissaris overweegt dat de verdachte als notaris wordt aangemerkt als geheimhouder en dat er geen zeer uitzonderlijke omstandigheden zijn die het verschoningsrecht doen wijken. De selectie van de in beslag genomen digitale bestanden vereist specifieke vakkennis en expertise, waarvoor de inzet van digitaal rechercheurs van de FIOD noodzakelijk is. De verdediging heeft bezwaren geuit over de rechtmatigheid van het beslag en de wijze van doorzoeken, maar de rechter-commissaris concludeert dat de doorzoekingen rechtmatig zijn uitgevoerd en dat het verschoningsrecht voldoende is gewaarborgd.

De rechter-commissaris heeft de geselecteerde digitale bestanden beoordeeld en vastgesteld dat er 31 bestanden zijn aangetroffen die relevant zijn voor het onderzoek. De geheimhouder, de verdachte, heeft zich beroepen op zijn verschoningsrecht ten aanzien van deze bestanden. De rechter-commissaris respecteert dit standpunt, tenzij er redelijkerwijs geen twijfel over kan bestaan dat dit standpunt onjuist is. De beschikking eindigt met de mogelijkheid voor de geheimhouder om binnen veertien dagen een klaagschrift in te dienen tegen deze beschikking.

Uitspraak

[...]
parketnummer: 13/845074-15 (onderzoek [onderzoek A] )
Op 18 juni 2015 hebben op vordering van officier van justitie in de zaak tegen verdachte:
[verdachte], geboren op [geboortedatum] 1949 te [geboorteplaats] ,
doorzoekingen ter inbeslagneming plaatsgevonden bij verdachte thuis en bij [berdijf 1 N.V.] te Rotterdam (hierna [berdijf 1 N.V.] ). Bij deze doorzoekingen zijn zowel fysieke als digitale stukken in beslag genomen. Deze beschikking heeft betrekking op de digitale stukken.
Strafrechtelijk verwijtIn het strafrechtelijk onderzoek [onderzoek A] onderzoek wordt blijkens de vordering tot doorzoekingen aan verdachte [verdachte] kort gezegd verweten het medeplegen van valsheid in geschrift, gepleegd in de periode juni 2006 tot en met 26 september 2006. Verdachte zou in zijn hoedanigheid van notaris hebben meegewerkt aan het opmaken van een valse realisatieovereenkomst tussen [bedrijf 2 B.V.] en [bedrijf/gebouw 1 B.V.] Voor een korte beschrijving van de casus wordt verwezen naar de beschikking van de rechters-commissarissen van 9 oktober 2014 inzake dit onderzoek.
ToetsingskaderVerdachte was ten tijde van belang werkzaam als notaris bij [berdijf 1 N.V.] en is dan ook aan te merken als een geheimhouder als bedoeld in artikel 218 Sv. Naar het oordeel van de rechter-commissaris is in dit geval geen sprake van zeer uitzonderlijke omstandigheden die maken dat het verschoningsrecht moet wijken voor de waarheidsvinding (hetgeen overigens ook niet door de officier van justitie is gevorderd). Toetsingskader voor de beoordeling van het digitale beslag vormen artikel 125l Sv en artikel 98 Sv (zoals dat artikel luidt sinds 1 maart 2015).
De rechter-commissaris begrijpt de vordering van de officier van justitie aldus, dat gevorderd wordt te beoordelen of zich in de digitale bestanden die bij de doorzoekingen in beslag zijn genomen zogeheten geheimhouderstukken bevinden en zo ja, of sprake is van bestanden die zijn aan te merken als zogeheten
corporaen/of
instrumenti delicti. Daartoe is het noodzakelijk deze bestanden te selecteren en te beoordelen.
De rechtmatigheid van het beslag; de wijze van doorzoeken; inzet van digitaal rechercheurs van de FIOD bij de selectie van het digitale beslag
Op diverse moment is contact geweest (zowel telefonisch, per mail als per brief) tussen de rechter-commissaris, het openbaar ministerie en de verdediging over (de wijze van doorzoeken van) de in beslag genomen digitale bestanden. Zo heeft op 21 maart 2016 op het kabinet van de rechter-commissaris te Amsterdam een bijeenkomst plaatsgevonden en heeft de verdediging bezwaren verwoord in een brief van 25 maart 2016, waarop door de rechter-commissaris is gereageerd per brief van 29 maart 2016.
De verdediging acht het beslag primair onrechtmatig omdat er te ruim zou zijn gezocht; de vordering en de beschikking doorzoeking ontbeert volgens de verdediging een omschrijving naar welke specifieke informatie moest worden gezocht. Verder acht de verdediging het verschoningsrecht bij de doorzoekingen geschonden, vanwege – in essentie - de inzet van speciale digitale rechercheurs van de FIOD en voorts stelt de verdediging dat het verschoningsrecht onvoldoende is gewaarborgd als de verdere selectie van de digitale stukken wordt gedaan door digitaal rechercheurs van de FIOD.
De rechter-commissaris stelt voorop dat op 9 juni 2015 in dit onderzoek op vordering van de officier van justitie door de rechter-commissaris beschikkingen tot doorzoekingen zijn verleend. Het gesloten systeem van rechtsmiddelen laat niet toe dat de rechtmatigheid daarvan opnieuw door een rechter-commissaris wordt beoordeeld. Wel kan worden opgemerkt dat deze doorzoekingen een vervolg zijn op eerdere doorzoekingen (en daaruit voortvloeiende beschikkingen door de rechter-commissaris) in dit strafrechtelijk onderzoek en dat, gelet op de verdenking en de vorderingen, ten tijde van die beschikkingen voor de rechter-commissaris die de beslissingen tot doorzoeking heeft genomen duidelijk was wat in deze zaak onder
corporaen/of
instrumenti delictimoest worden verstaan en welke gegevens voor beslag in aanmerking kwamen. De rechter-commissaris gaat dan ook uit van een rechtmatig digitaal beslag.
Zoals door de Hoge Raad meermalen is overwogen dient, in aanmerking genomen dat computerbestanden zich naar hun aard niet eenvoudig lenen voor afzonderlijk onderzoek, gewaarborgd te zijn dat de inbeslaggenomen gegevensdragers op de voet van artikel 125l Sv worden onderzocht op een wijze waarbij het verschoningsrecht van de verschoningsgerechtigde niet in het gedrang komt.
Door de verdediging is naar voren gebracht dat de selectie van stukken moet worden gezien als een verlengstuk van de doorzoeking en onder dezelfde waarborgen dient te geschieden. In dit kader is een beroep gedaan op een uitspraak van het EHRM van 5 juni 2012 inzake Golovan v. Oekraïne (Application no. 41716/06). Gesteld is kort gezegd dat een FIOD medewerker niet voldoet aan de eisen die het EHRM stelt aan een
independant observer.
De rechter-commissaris overweegt dat dit oordeel van het EHRM moet worden bezien in het licht van die specifieke zaak. Zo was er geen rechterlijke autoriteit betrokken bij de beslissing tot doorzoeking, noch bij de doorzoeking zelf en evenmin een gezaghebbend lid van de beroepsgroep. In de onderhavige zaak vonden de doorzoekingen plaats onder leiding van een rechter-commissaris en is niet alleen op beide adressen de voorzitter van de Ring van notarissen ingeschakeld, maar zijn zelfs de raadslieden van de verdachte zelf daarbij aanwezig geweest. Voorts zijn de digitale bestanden bij de doorzoekingen niet inhoudelijk bekeken maar gekopieerd om op een later moment door de rechter-commissaris te worden beoordeeld op de aanwezigheid van eventuele
corporaen/of
instrumenti delicti. Aan de eis van aanwezigheid van een
independant observeris in dit onderzoek ruimschoots voldaan.
Door de verdediging is gesteld dat te ruim is gezocht. Zo is bij [berdijf 1 N.V.] het hele digitale dossier van [bedrijf/gebouw 1 B.V.] gekopieerd en is bij verdachte zelfs een image van de volledige harde schijf van de laptop gemaakt.
Voor zover de verdediging bedoelt te stellen dat sprake is van een
Fishing Expeditionen dat ter plekke het zoekprogramma
Forensic Toolkit(hierna: FT) had moeten worden gebruikt, overweegt de rechter-commissaris dat voor een deel van het beslag dit voor feitelijk onmogelijk moet worden gehouden.
Bij de verdachte thuis zijn bestanden gekopieerd van een Apple I-Mac (alleen e-mails) en bestanden van een Time Capsule. De bestanden van de Time Capsule moeten volgens de informatie van de FIOD eerst worden voorbereid alvorens deze te kunnen doorzoeken. Zo moeten de 20 back-ups afzonderlijk van elkaar geschikt gemaakt worden om 'doorzoekbaar' te zijn voor het zoekprogramma FT. De digitale informatie dient eerst geconverteerd te worden naar originele bestanden en vervolgens moeten JPG-bestanden en PDF-bestanden ‘ge-OCR-ed’ worden, aldus de FIOD. Daarna vindt indexatie van de gegevens plaats en dan pas kan een zoekslag met trefwoorden in het programma FT plaatsvinden.
Bij de onderhavige doorzoeking ten kantore van [berdijf 1 N.V.] zijn digitale bestanden gekopieerd naar een harde schijf. Zoals gebruikelijk bij doorzoekingen, wordt steeds gezocht naar de minst belastende wijze van doorzoeken. In dit geval is het materiaal verzegeld en meegenomen door de rechter-commissaris om op een later moment nader te worden geselecteerd, hetgeen overigens ook is besproken met de verdediging.
Ook echter indien het feitelijk niet onmogelijk zou zijn om ter plaatse met FT de computer te doorzoeken, acht de rechter-commissaris het maken van een kopie van de harde schijf teneinde deze op een later tijdstip elders te onderzoeken niet onrechtmatig. Dit is een bestendige werkwijze. Er is geen rechtsregel aan te wijzen op grond waarvan men gehouden zou zijn ter plekke, dus op het zoekadres en hangende de doorzoeking, de computer te doorzoeken met FT. Dit is niet alleen tijdrovend, maar het komt ook een zorgvuldig onderzoek, hetgeen ook in het belang van de beslagene is, absoluut niet ten goede.
Voor zover de verdediging stelt dat de rechter-commissaris en niet digitale rechercheurs van de FIOD de computerbestanden moet doorzoeken, wordt dit verworpen. Bij zoekingen als de onderhavige valt er doorgaans zeer veel materiaal te doorzoeken.
De selectie van de te beoordelen digitale bestanden en deze geschikt maken voor doorzoeking vereist specifieke vakkennis, expertise en technische uitrusting. FIOD medewerkers zijn daartoe bij uitstek geschikt. Er is nimmer van feiten en/of omstandigheden gebleken die de argwaan richting de FIOD, waarvan blijk wordt gegeven met dit verweer, rechtvaardigen.
De rechter-commissaris benadrukt hier verder dat zij zich bij het doorzoeken van dergelijke digitale bestanden altijd zal moeten laten bijstaan door digitaal deskundige(n). Binnen de kabinetten was en is dergelijke gespecialiseerde kennis eenvoudigweg niet aanwezig, noch daargelaten de tijdsinvestering die daarmee gemoeid is. In dit geval heeft de rechter-commissaris zich laten bijstaan door [persoon 1] en [persoon 2] , beiden als Digitaal Rechercheur verbonden aan de FIOD, en voorts door [persoon 3] , medewerker Forensisch IT-team van de FIOD. Deze medewerkers hebben geen inhoudelijke betrokkenheid bij het onderzoek [onderzoek A] . Op 11, 12 en 13 april 2016 hebben deze medewerkers ter plaatse van de rechtbank, in een daartoe uitgerust gespecialiseerd voertuig, de digitale bestanden geschikt gemaakt voor doorzoeking en geïndexeerd onder toezicht en leiding van de rechter-commissaris. Dit is geschied aan de hand van door de officier van justitie verstrekte lijsten met zoektermen. Daarbij is overigens geen kennis genomen van de inhoud van de stukken. Met deze werkwijze is naar het oordeel van de rechter-commissaris zeer zorgvuldig gehandeld en is meer dan voldoende het verschoningsrecht gewaarborgd.
Selectie digitaal beslag
Bij de selectie is gebruik gemaakt van door de officier van justitie aangeleverde lijsten met zoektermen en voorts is geselecteerd op (het jaartal) ‘2006’. Per mail van 22 maart 2016 heeft de officier van justitie de vordering ten aanzien van het [berdijf 1 N.V.] beslag beperkt tot alleen het digitale dossiernummer 60510535 (realisatieovereenkomst).
Dit heeft duizenden ‘hits’ opgeleverd. Door digitaal rechercheur [persoon 2] is een proces-verbaal van ambtshandeling van de digitale doorzoeking opgemaakt, gedateerd 28 april 2016 (aangehecht aan deze beschikking).
Op 13 april 2016 zijn door de rechter-commissaris met assistentie van [persoon 2] (en in het bijzijn van de raadsvrouw van verdachte) de hits verder geselecteerd op mogelijke
corporaen/of
instrumenti deliciti.Deze documenten zijn in een aparte map op een laptop gezet die in de kluis van de rechter-commissaris is bewaard. Deze map is door de rechter-commissaris weer verder geselecteerd. Dit heeft uiteindelijk geresulteerd in 0 (nul) bestanden van het digitale beslag bij verdachte thuis en 31 digitale bestanden aangetroffen bij [berdijf 1 N.V.] .
Standpunt geheimhouder [verdachte]Deze selectie van 31 digitale bestanden iis door de rechter-commissaris geprint en samen met de digitale bestanden op de laptop op 20 mei 2016 op het kabinet van de rechter-commissaris ter beoordeling voorgelegd aan de geheimhouder [verdachte] , zijn raadsman mr. R.J.W. Kerckhoffs en de voorzitter van de Rotterdamse Ring van notarissen en kandidaat-notarissen [persoon 4] . Aangezien de geheimhouder al bekend is met de casus en de eerdere beschikkingen in deze zaak, is volstaan met het bevestigen van de verdenking.
De rechter-commissaris heeft de geheimhouder gevraagd zich uit te laten over de vraag of op de bestanden het verschoningsrecht van toepassing is en zo ja, of hij zich beroept op zijn verschoningsrecht en zo ja, of sprake is van zogeheten
corporaen/of
instrumenti delicti.
Meegedeeld is dat de rechter-commissaris zijn standpunt zal eerbiedigen, tenzij er redelijkerwijs geen twijfel over kan bestaan dat dit standpunt onjuist is. Vervolgens hebben de geheimhouder, zijn raadsman en de Ringvoorzitter de geselecteerde stukken van de rechter-commissaris beoordeeld. De geheimhouder beroept zich ten aanzien van alle documenten op zijn verschoningsrecht, omdat de stukken zijn aangetroffen bij [berdijf 1 N.V.] , het kantoor waar hij als notaris werkzaam was. De Ringvoorzitter heeft zich bij deze zienswijze aangesloten. Ten aanzien van de vraag of het stukken betreffen als bedoeld in artikel 98, vijfde lid Sv, hebben de geheimhouder, zijn raadsman en de Ringvoorzitter naar voren gebracht geen standpunt in te nemen.
Standpunt geheimhouder [persoon 5]Bij het beslag bevinden zich ook e-mails van [persoon 5] , destijds werkzaam als advocaat bij [berdijf 1 N.V.] . De geheimhouder is uitgenodigd, desgewenst in aanwezigheid van de Deken, om de betreffende mails te beoordelen. De raadsman van [persoon 5] , mr. C.A.M.J. Raymakers, heeft op 19 mei 2016 telefonisch toegelicht dat de mails aan zijn cliënt, in zijn hoedanigheid van advocaat, toevertrouwde informatie bevatten en dat daarop een geheimhoudingsplicht en het verschoningsrecht van toepassing is. Door mr. Raymakers is verder meegedeeld dat zijn cliënt zich niet in de positie acht om te kunnen vaststellen of de mails te kwalificeren zouden zijn als
instrumenti delicti. Per brief van 2 juni 2016 heeft de raadsman dit standpunt bevestigd.
Beoordeling digitaal beslag door de rechter-commissarisTenzij hieronder anders is aangegeven, wordt het standpunt van de geheimhouders dat de stukken vallen onder hun verschoningsrecht door de rechter-commissaris gerespecteerd.
Wat betreft de vraag of sprake is van bestanden die voorwerp van het strafbare feit uitmaken of tot het begaan daarvan gediend hebben, wordt door de rechter-commissaris verwezen naar het beoordelingskader zoals dat voor deze zaak is uiteengezet in het arrest van de Hoge Raad van 26 januari 2016 (
ECLI:NL:HR:2016:110 (http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:HR:2016:110)) en naar de motivering van de aan dat arrest ten grondslag liggende beschikking van de rechters-commissarissen van 9 oktober 2014.
Kort samengevat en voor zover hier van belang is daarin door de rechters-commissarissen overwogen dat, gezien de verdenking, de Realisatieovereenkomst als een corpus delicti kan worden aangemerkt. Omdat sprake is van de verdenking van het medeplegen van een intellectueel delict (het opmaken van die Realisatieovereenkomst) dat in onderling overleg en in een zekere tijdspanne (juni 2006 tot en met 26 september 2006) tot stand is gebracht, kunnen naar het oordeel van de rechter-commissaris
instrument delictibestanden zijn als:
- mailverkeer (van verdachten, maar ook van of aan derden of tussen derden onderling) die
betrekking heeft op het overleg over- en/of het uitdenken van de strafbare gedraging;
- notulen die betrekking hebben op het overleg over- en/of het uitdenken van het strafbare
feit en
- concepten van (valse) overeenkomsten, zoals concepten van de Realisatieovereenkomst.
Indien uit dergelijke bestanden de wijze waarop de verweten strafbare feiten in onderling
overleg zijn uitgedacht blijkt, zijn deze documenten als
instrumenti delictiaan te merken.
Het strafbare feit kan immers met behulp van, dan wel door middel van deze bestanden tot
stand en voltooiing zijn gekomen.
Hierna wordt per bestand aangegeven wat naar het oordeel van de rechter-commissaris als
corporaen/of
instrumenti delictikan worden aangemerkt, dan wel welk bestand niet onder een verschoningsrecht valt. Voor de motivering wordt in de eerste plaats verwezen naar de motivering in de beschikking van de rechters-commissarissen van 9 oktober 2014 en genoemd arrest van de Hoge Raad van 26 januari 2016. Waar nodig is nog een nadere motivering gegeven.
Beoordeling door de rechter-commissaris van selectie geheimhouderstukken in het digitale beslag [berdijf 1 N.V.]
Word-document met titel ‘Notitie (3)’ bevattende Memorandum d.d. 7 augustus 2006.
Zie overwegingen bij stuk 3
Word-document met titel ‘Notitie [persoon 6] (2)’ bevattende Memorandum d.d. 7 september 2006.
Zie overwegingen bij stuk 3
Word-document met titel ‘Notitie [persoon 6] ’ bevattende een Memorandum d.d. 6 september 2006.
De memoranda 1 t/m 3 hebben onder meer betrekking op (veranderende inzichten betreffende) de juridische structuur voor de realisatie van de nieuwbouw, de (uitkering van) het winstdeel, het ontwikkelingsrisico en hetgeen moet worden neergelegd in de Realisatieovereenkomst.Nu de verdenking is het medeplegen van het opstellen van een valse Realisatieovereenkomst, kunnende stukken 1 tot en met 3 worden aangemerkt als instrumenti delicti.

4.Realisatieovereenkomst 26 september 2006 getekend.Dit betreft een corpus delicti

5. E-mail van [verdachte] aan [persoon 6] van 7 september 2006 met bijlagen Memorandum 7 september 2006 en een aannemingsovereenkomst.
Met de mail wordt door [verdachte] een instrumentum delicti verzonden, namelijk het hiervoor genoemde stuk 3 (zie overweging bij stuk 3;Deze mail en de bijlage ‘Notitie [persoon 6] ’ betreffeninstrumenti delicti:

8.Toelichting op aangepaste structuurversie d.d. 8 juni 2006Deze toelichting heeft betrekking op een voorstel [bedrijf/gebouw 1 B.V.] om te vormen tot enig beherend vennoot [bedrijf 3] en is naar het oordeel van de rechter-commissaris niet aan te merken als corpora en/of instrumenti delicti, omdat het in een te ver verwijderd verband staat tot het strafbare feit waar het hier om gaat.

9. Een e-mail van [persoon 6] aan [persoon 7] met cc [verdachte] van 25 september 2006 en een mail van [persoon 7] aan [persoon 6] met cc [verdachte] van 25 september 2006
Zoals de Hoge Raad in genoemd arrest van 26 januari 2016 heeft bevestigd, is correspondentie tussen anderen dan de verschoningsgerechtigde en degene die zich tot hem heeft gewend, niet een brief of een geschrift als bedoeld in art. 98, eerste lid, Sv. Indien van die correspondentie een afschrift wordt toegezonden aan de notaris kan niet gezegd worden dat reeds daarom de inhoud daarvan kan worden aangemerkt als wetenschap die aan de notaris in het kader van zijn juridische dienstverlening is toevertrouwd. Er kan dan ook redelijkerwijze geen twijfel over bestaan dat het standpunt van de geheimhouder dat deze e-mailwisseling object is van zijn verschoningsrecht onjuist is.De mails bevinden zich overigens reeds in het dossier bevinden: D-172.
10. Dit is dezelfde mail als onder 9: de mail van [persoon 7] aan [persoon 6] van 25 september 2006
11. E-mail van [persoon 5] aan [verdachte] van 7 september 2006 en van [verdachte] aan [persoon 6] van 6 september 2006.
De mails zien op het verzenden van de bijlage Memorandum ‘Notitie [persoon 6] ’ (zie onder 3) van [verdachte] aan [persoon 5] de aankondiging tot het verzenden van – onder meer - de herziene realisatieovereenkomst door [persoon 5] aan [verdachte] :De mails betreffen instrumenti delicti

12.E-mail van [persoon 5] aan onder anderen [verdachte] van 8 september 2006In deze mail wordt door [persoon 5] als bijlage verzonden de laatstelijk herziene realisatieovereenkomst (Nederlandse en Engelse versie);zowel mail als bijlagen zijn aan te merken als instrumenti delicti.

13. Blijkt identiek aan 5.
13. E-mail van [persoon 6] aan [verdachte] van 7 september 2006 en e-mail van [verdachte] aan [persoon 6] van 6 september 2006.
In de mail van 6 september staat dat door [verdachte] als bijlage wordt verzonden een concept “Memorandum met betrekking tot de juridische structuur terzake de realisatie van het nieuwe [bedrijf/gebouw 1 B.V.] ” (de mail bevat de genoemde bijlage niet).In de mail van 7 september wordt gesproken over de realisatieovereenkomst”;Deze mails zijn instrumenti delicti
13. E-mail van [persoon 7] aan onder meer [verdachte] en [persoon 5] van 28 augustus 2006 en mail van [persoon 5] aan onder meer [verdachte] van 22 augustus 2006.
Mails betreffen de (opmerkingen bij) een herzien concept van de realisatieovereenkomst. Laatstgenoemde mail bevindt zich reeds in dossier (D-281);Instrumenti delicti
13. E-mail van [persoon 5] aan onder meer [verdachte] van 22 augustus 2006, met als bijlage een Realisatieovereenkomst (Nederlandse en Engelse versie).
Deze mail is dezelfde als genoemd in 15 en bevindt zich reeds in het dossier als stuk D-281. Zowel mail als bijlagen:Instrumenti delicti
13. E-mails van [persoon 8] ( [naam groep] ) aan onder meer [persoon 5] van 4 augustus 2006, tussen [persoon 5] en [persoon 8] van 7 augustus 2006, van [persoon 5] aan onder meer [persoon 7] van 8 augustus 2006 en van [persoon 5] aan [verdachte] 9 augustus 2006 met als bijlagen
- Opmerkingen op concept Realisatieovereenkomst d.d. 1 augustus 2006
(bijlage reeds in dossier: D-093)-Concept realisatieovereenkomst 1 augustus 2006;
Mails en bijlagen: instrumenti delicti

20.E-mail van [persoon 5] (cc [verdachte] ) van 4 juli 2006.Mail betreft aanbieding van een herzien concept realisatieovereenkomst;zowel mail als bijlage: Instrumenti delicti

21. E-mail van [persoon 5] aan onder meer [verdachte] van 3 juli 2006 en mail van [persoon 11] aan onder meer [verdachte] van 30 juni 2006.
Deze mails hebben betrekking op (een eerste concept van) de realisatieovereenkomst;instrumenti delicti

23.E-mail van [persoon 5] aan [verdachte] van 10 juli 2006.In deze mail worden huurdersvoorzieningen genoemd en wordt door [persoon 5] als bijlage – onder meer - verzonden een herziene concept realisatieovereenkomst;zowel mail als bijlage Realisatieovereenkomst zijn aan te merken als: instrumenti delicti, overige bijlagen (Turnkeyovereenkomst en aannemingsovereenkomst) niet

24. E-mail van [persoon 9] aan [verdachte] van 9 juni 2006 met bijlagen.
Deze mail met bijlagen staat in een te ver verwijderd verband tot het strafbare feit waar het hier om gaat om te kunnen worden aangemerkt als corpora en/of instrumenti delicti.

27.Realisatieovereenkomst concept 2 juli 2006.Instrumentum delicti

28. Word-document met titel ‘Notitie [persoon 6] (3)’ bevattende notitie d.d. 16 juni 2006.
Zie de overwegingen bij stuk 3;instrumentum delicti

29.Notulen directievergadering met raad van bestuur d.d. 2 juni 2006.Deze notulen hebben onder meer betrekking op de aanneemsom, inbouwpakket huurdersvoorzieningen, doorverkoop en winstverdeling.De enkele aanwezigheid van verdachte bij deze vergadering maakt niet dat dit stuk onder het verschoningsrecht valt. Het betreft geen stuk dat aan verdachte is toevertrouwd in zijn hoedanigheid van zijn juridische dienstverlening als notaris. Er kan dan ook redelijkerwijze geen twijfel over bestaan dat het standpunt van de geheimhouder dat deze notulen object is van zijn verschoningsrecht onjuist is.Dit stuk bevindt zich overigens reeds in het dossier: D-012

30. Notitie van [persoon 10] van 15 juni 2006.
Deze notitie ziet op de juridische structuur van [bedrijf/gebouw 1 B.V.] en is afkomstig van een geheimhouder. Naar het oordeel van der rechter-commissaris staat deze notitie in een te ver verwijderd verband tot het strafbare feit waar het hier om gaat om te kunnen worden aangemerkt als corpora en/of instrument delicti . Om die reden is ervan af gezien de geheimhouder uit te nodigen om dit stuk nader te beoordelen en zich daarover uit te laten.
30. Schema aangepaste structuur 8 juni 2006.
Zie overwegingen bij 8: geen instrumentum delicti
De rechter-commissaris begrijpt de vordering van de officier van justitie aldus dat daarbij
voorts is gevorderd om de onderhavige stukken ter hand te stellen aan de officier van justitie
om te worden gevoegd aan de processtukken. Voor zover het bestanden betreft die naar het
oordeel van de rechter-commissaris niet onder het verschoningsrecht vallen of bestanden die
corporaen/of
instrumenti delictibetreffen, wordt deze vordering toegewezen. Voor zover het bestanden betreft die onder het verschoningsrecht vallen en naar het oordeel van de rechter-commissaris geen corpora en/of instrumenti delicti betreffen, wordt deze vordering afgewezen.
Deze beschikking wordt gelet op artikel 98, derde lid Sv niet geëffectueerd voordat onherroepelijk over een eventueel beklag is beslist.
Amsterdam, 20 juni 2016
mr. A.M. Ruige
rechter-commissaris
Tegen deze beschikking kan de persoon met bevoegdheid tot verschoning op grond van artikel 98, vierde lid, Sv binnen veertien dagen na betekening een klaagschrift in dienen bij de Rechtbank Amsterdam.