5.2.1Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft, zakelijk weergegeven, betoogd dat er mogelijk sprake is van een reëel gevaar van onmenselijke of vernederende behandeling in de Poolse gevangenissen. De raadsvrouw heeft hierbij verwezen naar de beantwoording van de prejudiciële vragen door het Hof van Justitie van de Europese Unie in de zaken Aranyosi en Căldăraru (ECLI:EU:C:2016:198) en een uitspraak van de Internationale Rechtshulpkamer van 28 april 2016 met parketnummer 13/751069-16 (gepubliceerd onder nummer: ECLI:NL:RBAMS:2016:2630). Zij heeft aangevoerd dat het gevaar van een onmenselijke of vernederende behandeling te meer aanwezig is door de mogelijkheid dat de opgeëiste persoon, gelet op de feiten waarvoor hij is veroordeeld en omdat hij zich volgens het EAB aan de executie van de straffen heeft onttrokken, geplaats wordt in hetdangerous detainee regime. De raadsvrouw heeft verwezen naar meerdere arresten van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) waarin schendingen zijn vastgesteld vanwege slechte detentieomstandigheden in Polen zoals de zaken Orchowski v Poland van 22 oktober 2009 (no. 17885/04), Norbert Sikorski v. Poland van 22 oktober 2009 (no. 17599/05) en Łatak v. Poland d.d. 12 oktober 2010 (no. 52070/08). Voorts heeft de raadsvrouw verwezen naar uitspraken waarin het
dangerous detainee regimeeen rol speelt bij het oordeel dat sprake is van een schending van artikel 3 EVRM (Piechowicz v. Poland van 17 april 2012, no. 20071/07, Horych v. Poland van 17 april 2012 (no 13621/08), Chyla v. Poland van 3 februari 2016 (no. 8384/08), Prus v. Poland van 12 april 2016 (no. 5136/11), Swiderski v. Poland van 16 februari 2016 (no. 5532/10) en Paluch v. Poland van 16 februari 2016 (no. 57292/12).
Tot slot heeft de raadsvrouw verwezen naar een rapport van het Europees Comité voor de Preventie van Foltering en Onmenselijke of Vernederende Behandeling of Bestraffing (CPT) van 25 juni 2014 waarin onder andere het volgende staat vermeld:
“However, despite the above-mentioned measures (both those planned and those already implemented), overcrowding remained a problem in all the establishments visited. Efforts had been made to ensure that prisoners were offered at least 3 m2 of living space in multi occupancy cells. As for the CPT’s standard of at least 4 m2 of living space per prisoner, it was met in some of the cells in the prisons visited, but this was not the case for most prisoners.”
Om te kunnen beoordelen of in geval van overlevering de opgeëiste persoon daadwerkelijk een reëel gevaar van onmenselijke of vernederende behandeling zal
lopen, dient de rechtbank gevolg te geven aan de verplichting om aan de Poolse autoriteiten vragen te stellen over de plaats(en) waar en de omstandigheden waaronder de opgeëiste persoon na overlevering in Polen gedetineerd zal worden en of hij in het
dangerous detainee regimezal worden geplaatst, aldus de raadsvrouw.
5.2.3Oordeel van de rechtbank
Onder verwijzing naar HvJ EU 5 april 2016, C-404/15 (Pál Aranyosi) en C-659/15 PPU (Robert Căldăraru) moet in voorkomende gevallen worden onderzocht of de rechterlijke autoriteit van de uitvoerende lidstaat bewijzen heeft dat er een reëel gevaar bestaat dat personen die in de uitvaardigende lidstaat zijn gedetineerd, onmenselijk of vernederend worden behandeld, afgemeten aan het beschermingscriterium van de door het Unierecht en met name door artikel 4 van het Handvest – dat overeenkomt met artikel 3 EVRM – gewaarborgde grondrechten.
Hiertoe dient de rechtbank zich te baseren op objectieve, betrouwbare, nauwkeurige en naar behoren bijgewerkte gegevens over de detentieomstandigheden die heersen in de uitvaardigende lidstaat en die kunnen duiden op gebreken die hetzij structureel of fundamenteel zijn, hetzij bepaalde groepen van personen raken, hetzij bepaalde detentiecentra betreffen. Deze gegevens kunnen met name blijken uit internationale rechterlijke beslissingen, zoals de arresten van het EHRM, uit rechterlijke beslissingen van de uitvaardigende lidstaat, alsook uit besluiten, rapporten en andere documenten die zijn opgesteld door de organen van de Raad van Europa of die tot het systeem van de Verenigde Naties behoren.
Van belang is voorts dat het EHRM bij de toetsing aan artikel 3 EVRM beoordeelt of de detentieomstandigheden een bepaalde ondergrens hebben bereikt en dat hierbij alle omstandigheden van het geval een rol kunnen spelen:
Ill-treatment must attain a minimum level of severity if it is to fall within the scope of Article 3. The assessment of this minimum is relative; it depends on all the circumstances of the case, such as the duration of the treatment, its physical and mental effects and, in some cases, the sex, age and state of health of the victim.
(…) the Court has consistently stressed that, to fall under Article 3, the suffering and humiliation involved must in any event go beyond that inevitable element of suffering and humiliation connected with the detention. The State must ensure that a person is detained in conditions which are compatible with respect for human dignity, that the manner and method of the execution of the measure do not subject him to distress or hardship of an intensity exceeding the unavoidable level of suffering inherent in detention and that, given the practical demands of imprisonment, his health and well-being are adequately secured.
Het CPT-rapport van 25 juni 2014 ziet op bezoeken aan Poolse gevangenissen in de periode van 5 juni 2013 tot 17 juni 2013. Hoewel de raadsvrouw heeft gewezen op de overweging in het rapport dat overbevolking een probleem blijft in Polen, blijkt uit de hiervoor aangehaalde passage ook dat dit vooral samenhangt met
CPT’s standard of at least 4 m2 of living space per prisoner.Het EHRM heeft hieromtrent herhaaldelijkals volgt overwogen:
“whether there has been a breach of Article 3 of the Convention on account of the lack of personal space, regard must be had to the following factors: (a) each detainee must have an individual sleeping place; (b) each detainee must have at least three square metres of floor space; and (c) the size of the cell must allow detainees to move freely between furniture. The absence of any of these elements in itself gives rise to a strong presumption that the conditions of detention were in breach of this Article”
Bovendien vermeldt het CPT-rapport van 25 juni 2014 ten aanzien van
overcrowdingook het volgende:
At the time of the visit, the prison population in Poland stood at 84,893 inmates for an overall capacity of some 84,500 places based on the Polish legal standard of 3 m² per prisoner. The delegation was informed that 967 new prison places were to be created in the course of 2013, and a further 265 new places by 2015.
Hoewel
overcrowdingin juni 2013 dus nog als een probleem wordt gezien door het CPT, blijkt uit het rapport ook dat bijna bij alle gedetineerden wordt voldaan aan het vereiste van 3 m2 per gevangene, waarbij wordt opgemerkt dat in 2013 en 14 nog ruim 1200 extra gevangenisplekken worden gecreëerd, waardoor het 3 m2-criterium voor alle gevangenen zou gelden.
De door de raadsvrouw aangehaalde uitspraken van het EHRM die zien schending van artikel 3 EVRM als gevolg van overbevolking zijn van 2009 en 2010 en kunnen daarom – mede in het licht van voornoemd CPT-rapport van juni 2014 – niet gezien worden als nauwkeurige en naar behoren bijgewerkte gegevens over de detentieomstandigheden zoals die thans in Polen heersen. Hierbij overweegt de rechtbank dat haar ook ambtshalve niet is gebleken van recente schendingen van artikel 3 EVRM als gevolg van overbevolkte Poolse gevangenissen.
Dangerous detainee regime
De raadsvrouw heeft betoogd dat de mogelijkheid bestaat dat de opgeëiste persoon geplaatst wordt in het
dangerous detainee regime. Zij heeft verwezen naar uitspraken van het EHRM waarin een schending van artikel 3 EVRM is aangenomen, vanwege de manier waarop in die zaken aan dit regime invulling is gegeven, dan wel omdat dit regime te lang werd toegepast. Specifieke omstandigheden van deze gevallen betroffen onder meer het constant filmen van de gedetineerde, het vastketenen van handen en voeten van de gedetineerde buiten zijn cel en het meerder malen per dag moeten ondergaan van een lichamelijk onderzoek. De wijze waarop het
dangerous detainee regimewordt ingevuld kan dus leiden tot een schending van artikel 3 EVRM. Het geplaatst worden onder dit regime leidt op zichzelf niet reeds tot een dergelijke schending. Het EHRM beoordeelt ook niet of een detentieregime in zijn algemeenheid tot een schending van artikel 3 EVRM leidt, maar beoordeelt of hiervan in het specifieke geval sprake is.De meest recente uitspraken waarnaar is verwezen zien op detentie in 2010, 2011 tot en met juli 2012.
De rechtbank overweegt dat – voor zover de opgeëiste persoon in het
dangerous detainee regimegeplaatst zal worden – de gegevens uit de door de raadsvrouw aangehaalde uitspraken niet duiden op structurele of fundamentele gebreken van de Poolse detentieomstandigheden, noch op gebreken die bepaalde groepen van personen raken of bepaalde detentiecentra betreffen.
Het voorgaande leidt tot het oordeel dat uit de beschikbare gegevens over de algemene detentieomstandigheden in Polen niet blijkt van een reëel gevaar voor onmenselijke of vernederende behandeling zoals bedoeld in artikel 4 van het Handvest.