1.6In het bestemmingsplan is aan de gronden ter hoogte van het [straat] de bestemming ‘Water’ met de maatvoeringsaanduidingen ‘maximum aantal boten 1’ en ‘aantal rondvaartboten (maximaal): 6’ en de functie-aanduidingen ‘specifieke vorm van water – bedrijfsboot’, ‘ligplaats’, specifieke vorm van water – bedrijfsboot’ en ‘specifieke vorm van water – aanlegsteiger 1’ toegekend.
Op grond van artikel 18, lid 18.1 van de planregels bij het bestemmingsplan – voor zover van belang - zijn de voor 'Water' aangewezen gronden bestemd voor:
[…]
g. ligplaats voor rondvaartboten, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - rondvaartboot';
h. ligplaats voor bedrijfsboten, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - bedrijfsboot';
i. ligplaats voor objecten te water, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘ligplaats’, mits met de aanduiding ‘maximaal aantal objecten’ een aantal staat aangegeven;
j. loopplanken en steigers ten behoeve van ligplaatsen voor woonboten en bedrijfsboten, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'ligplaats' ;
k. opstapplaatsen voor rondvaartboten, uitsluitend ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van water - rondvaartboot' en 'specifieke vorm van water - aanlegsteiger 1';
Op grond van artikel 18, lid 18.2.1. van de planregels mag op en onder de in artikel 18.1 genoemde gronden uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming met dien verstande dat:
a. voor steigers, niet zijnde steigers ten behoeve van opstapplaatsen, geldt:
1. maximum bouwhoogte: 1,5 meter;
2. maximum oppervlakte per woonboot of bedrijfsboot: 8 m2.
b. voor aanlegsteigers ten behoeve van roeiboten geldt een maximum oppervlak van 150 m2.
c. voor steigers ten behoeve van opstapplaatsen geldt:
1. maximum bouwhoogte bovenzijde steiger: 1,5 meter;
2. maximum bouwhoogte hekwerken ten behoeve van de veiligheid van personen: 3 meter.
Op grond van artikel 18, lid 18.3.1 van de planregels, voor zover van belang, gelden ter plaatse van de aanduiding ‘ligplaats’ de volgende regels:
[…];
c. maximum aantal bedrijfsboten binnen de aanduiding ‘specifieke vorm van water - bedrijfsboot’ zoals met de aanduiding ‘maximum aantal boten’ per aanduidingsvlak staat aangegeven;
d. maximum aantal rondvaartboten binnen de aanduiding ‘specifieke vorm van water – rondvaartboot’ zoals met de aanduiding ‘aantal rondvaarboten (maximaal) per aanduidingsvlak aangegeven;
(…);
f. maximaal aantal vlotten binnen de aanduiding ‘ligplaats’ 1 vlot per woonboot of bedrijfsboot.
Op grond van artikel 18, lid 18.3.2, aanhef en onder c, gelden voor de maatvoering van bedrijfsboten de volgende maxima:
1. hoogte: 2,5 meter
2. lengte: 20 meter
3. breedte: 4,25 meter
Op grond van artikel 18, lid 18.3.4., aanhef en onder a, geldt voor de maatvoering van vlotten een maximumoppervlakte van 12 m2.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder I overwogen dat tegen het ponton, de zes meerpalen, de bedrijfsboot “ Stadhouder ” en de sloep “Blue Sky ” niet kan worden opgetreden, omdat het ponton onder het overgangsrecht van het oude bestemmingsplan valt, althans – gelet op het ontwerpbestemmingsplan – te legaliseren is, er concreet zicht bestaat op legalisatie van de meerpalen en gebleken is dat de overtredingen inzake de bedrijfsboot en de sloep zijn geëindigd. Er bestaat dan ook geen aanleiding om het primaire besluit, inhoudende afwijzing van het verzoek tot handhaving, te herroepen. Een proceskostenvergoeding in bezwaar wordt achterwege gelaten. Bij brief van 4 april 2013 heeft verweerder I de motivering van het bestreden besluit gewijzigd en aangevuld.
3. Eiseres heeft in beroep aangevoerd dat het handhavingsverzoek betrekking heeft op overtredingen bestaande uit het ontbreken van bouw- en ligplaatsvergunningen voor het ponton, meerpalen rondom het ponton en aan het einde van de kippensteiger, de steigers en de afgemeerde rondvaartboten. Eiseres heeft ter zitting uitdrukkelijk verklaard dat de afwijzing van het verzoek tot handhaving geen bespreking meer behoeft voor zover dit betrekking heeft op de kippensteiger. Naar het oordeel van de rechtbank vloeit uit de uitspraak van de Afdeling van 3 oktober 2012 (ECLI:NL:RVS:2012:BX8946) voort dat op dit moment ter beoordeling van de rechtbank nog slechts voorligt of verweerder I terecht heeft afgezien van handhaving voor wat betreft de meerpalen en de maatvoering van het ponton. Anders dan eiseres is de rechtbank van oordeel dat de weigering om handhavend op te treden tegen het zonder ligplaatsvergunning innemen van ligplaatsen door de rondvaartboten en het ponton buiten de omvang van het geding valt, gelet op wat de Afdeling in de hiervoor vermelde uitspraak heeft overwogen. Dit leidt de rechtbank af uit de omstandigheid dat de Afdeling enerzijds, gelet op de weergave van het handhavingsverzoek in overweging 2 van die uitspraak, wel onderkend heeft dat het verzoek van eiseres oorspronkelijk betrekking had op de zonder ligplaatsvergunning afgemeerde rondvaartboten, maar anderzijds heeft aangenomen dat het betoog van eiseres in hoger beroep geen betrekking had op het ontbreken van ligplaatsvergunningen. Dit laatste leidt de rechtbank af uit de weergave van het betoog van eiseres in overweging 6, waarin slechts de strijd met het bestemmingsplan aan de orde komt. De Afdeling heeft dan ook de omvang van het geding vastgesteld als hiervoor weergegeven.