Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procedure
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
Om het verlies te beperken is thans het voornemen om het complex om te bouwen tot luxe appartementen voor het hogere marktsegment (expats). Daarvoor is een ingrijpende restyling nodig. CRI heeft een marktstudie laten doen en de conclusie is dat er – anders dan [eiser] niet verder onderbouwd aanvoert – geen markt is voor woningen in het gebouw in bestaande stijl. Bovendien worden aan woningen andere eisen gesteld dan aan een kantoorpand. CRI zal voor de transformatie 80 miljoen euro investeren en is dus niet over één nacht ijs gegaan. Dit vooralsnog als zwaarwegend te kwalificeren belang van CRI staat tegenover het belang van [eiser] , die als maker van een unieke gevel van een gebouw onmiskenbaar een belang heeft bij het in stand houden daarvan. Zoals blijkt uit het eerder aangehaalde vonnis van de Rechtbank Leeuwarden van 29 november 1994 is het echter niet de bedoeling dat een eenmaal ingeschakeld architect zijn opdrachtgever of een nieuwe eigenaar kan dwingen om een eenmaal door hem ontworpen gebouw — dat niet voor de sier bestemd is, maar tot gebruik — tot zijn dood of krachtens testament nog 50 of 70 jaar nadien ongerept in stand te laten, alsof het een monument betrof. Daarbij komt dat [eiser] de gelegenheid heeft gehad (en al heeft gebruikt) en ook nu nog heeft om zijn werk te documenteren. Dat onder deze omstandigheden zijn belang zwaarder zou wegen dan dat van CRI wordt voorshands niet aangenomen. De conclusie is dan ook dat geen sprake is van misbruik van recht dan wel onrechtmatig handelen aan de zijde van CRI, zodat ook op die grond de vorderingen niet kunnen worden toegewezen.