ECLI:NL:RBAMS:2016:1577

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
21 maart 2016
Publicatiedatum
22 maart 2016
Zaaknummer
C/13/602306 / KG ZA 16-136
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Persoonlijkheidsrechten van architect in kort geding tegen voorgenomen transformatie van gebouw De Bovenlanden te Amstelveen

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 21 maart 2016 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een architect, eiser, en de besloten vennootschap CRI Residence Amstelveen B.V., gedaagde. Eiser vorderde een verbod op de voorgenomen transformatie van het gebouw De Bovenlanden, het voormalige hoofdkantoor van KPMG in Amstelveen, op grond van zijn persoonlijkheidsrechten als architect. Eiser stelde dat de voorgenomen wijzigingen in het ontwerp zijn reputatie zouden aantasten en dat hij zich op zijn persoonlijkheidsrechten kon beroepen, aangezien hij de gevel van het gebouw had ontworpen.

De voorzieningenrechter oordeelde dat eiser niet kon verzetten tegen de gedeeltelijke sloop en transformatie van het gebouw. De rechter concludeerde dat de architect alleen de gevel had ontworpen en dat alle karakteristieke elementen van zijn ontwerp zouden worden gesloopt of vervangen. De voorzieningenrechter stelde vast dat er geen sprake was van misbruik van recht door de eigenaar van het gebouw, die een zwaarwegend belang had bij de transformatie. De rechter weigerde de gevraagde voorzieningen en veroordeelde eiser in de proceskosten.

De uitspraak benadrukt de grenzen van de persoonlijkheidsrechten van een architect en de belangenafweging tussen de rechten van de maker en de belangen van de eigenaar van een gebouw. De voorzieningenrechter concludeerde dat de transformatie niet in strijd was met de redelijkheid en dat de belangen van de eigenaar zwaarder wogen dan die van de architect.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/602306 / KG ZA 16-136 CB/LO
Vonnis in kort geding van 21 maart 2016
in de zaak van
[eiser],
wonende te Amsterdam,
eiser bij dagvaarding van 11 februari 2016,
advocaat mr. S.M. Bartman te Baambrugge,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CRI RESIDENCE AMSTELVEEN B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
advocaat mr. J.W.A. Meddens te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eiser] en CRI worden genoemd.

1.De procedure

Ter terechtzitting van 7 maart 2016 heeft [eiser] gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding. CRI heeft verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de gevraagde voorzieningen. Beide partijen hebben producties en een pleitnota in het geding gebracht. Na verder debat hebben partijen verzocht vonnis te wijzen.
Ter zitting waren aanwezig: [eiser] met mr. Bartman en aan de zijde van CRI [directeur] , [medewerker] , [architect 2] (hierna: [architect 2] ), architect, en [medewerker] met mr. Meddens.

2.De feiten

2.1.
Het kantorenpark ‘De Bovenlanden’ te Amstelveen is ontwikkeld door/in opdracht van de inmiddels ontbonden vennootschap Ingenieursbureau Planontwikkeling Jonk De Rooij B.V. (hierna: Jonk De Rooij). Jonk De Rooij heeft in eerste instantie gewerkt met architectenbureau Klunder. In dit stadium is kort gezegd het casco van het gebouwencomplex bepaald: de placering van de gebouwen op het terrein, de parkeergarage als fundament voor het complex, de plaatsing en het formaat van de ramen, de plaats van de ingangen en de liften en de kettingstructuur van de gebouwen.
2.2.
Jonk De Rooij was niet tevreden met het gevelontwerp van Klunder en heeft in 1988 de opdracht gegeven aan Architectenbureau [bureau] [eiser] B.V., dat sinds 2014 is opgegaan in [bureau] [eiser] [bureau] voor het ontwerp van de gevel en het interieur. [architect 2] was op dat moment in dienst bij [bureau] . [bureau] heeft het hieronder volgende ontwerp gemaakt, passend in de stijl van de zogenoemde organische architectuur, en heeft dat ontwerp verder uitgewerkt, zoals eveneens hieronder.
2.3.
In 1990 is [bureau] in financiële problemen gekomen voordat de opdracht voor Jonk De Rooij was afgerond. Jonk De Rooij heeft toen het personeel van [bureau] overgenomen en heeft [architect 2] gevraagd het ontwerp van de gevel en het interieur af te maken. [architect 2] heeft dat ook gedaan, eerst in dienst van Jonk De Rooij en later als zelfstandig projectarchitect.
2.4.
Na oplevering in 1991 is in De Bovenlanden het hoofdkantoor van KPMG gevestigd. Het complex ziet er uit als volgt.
2.5.
CRI heeft op enig moment het complex gekocht. In 2010 is KPMG uit het complex vertrokken en sindsdien heeft het grotendeels leeggestaan. In 2015 is een (klein) deel van het complex verhuurd aan ATOS. Pogingen om in het complex een hotel, studentenwoningen of een zorgresidentie te vestigen zijn gestrand.
2.6.
CRI is voornemens het complex een woonbestemming te geven en heeft daarvoor (zonder voorafgaand overleg met [eiser] ) een ingrijpende transformatie gepland. Onderdeel van de plannen is dat de thans geschakelde bouwblokken worden losgekoppeld, zoals hieronder afgebeeld.
2.7.
Onderstaande impressies, ontworpen door [architect 2] , maken deel uit van de bouwplannen.
2.8.
Bij brief van 16 januari 2016 heeft de advocaat van [eiser] aan (onder meer) CRI bericht dat hij zich op grond van zijn persoonlijkheidsrechten als bedoeld in artikel 25 lid 1 onder c en d van de Auteurswet (Aw) verzet tegen realisatie van de onder 2.6 en 2.7 bedoelde plannen, en heeft hij verzocht hem uit te nodigen voor een bespreking met als inzet betrokkenheid van [bureau] bij de vormgeving van de voorgenomen transformatie. In de brief staat onder meer het volgende.
(…) Het persbericht is geïllustreerd met kennelijk door Architectenbureau [architect 2] geproduceerde, reeds zeer gedetailleerde schetsen van het aangezicht van het pand na de transformatie. Deze laten zien dat de transformatie een uiterst radicaal karakter heeft. Van de baksteenkleurige buitenkant en de kenmerkende, organische bouwstijlelementen van het huidige pand zal niets overblijven. Daarvoor in de plaats komt een wit, neoclassicistisch aandoend bouwwerk met uitsluitend rechte hoeken en ramen, derhalve gedomineerd door horizontale en verticale lijnen en vlakken. Het contrast met de bestaande vormgeving had niet sterker kunnen zijn. De architectonische “handtekening” van [bureau] [eiser] op het pand zal hiermee, indien de voorgenomen plannen worden gerealiseerd, volledig en voorgoed zijn uitgewist.
Het ongenoegen van cliënte wordt niet zozeer veroorzaakt door het gegeven van het pand een andere bestemming zal krijgen en daartoe aanpassing behoeft, maar door het feit dat zij op geen enkele wijze, noch door eigenaar CRI, noch door de Gemeente of de aangetrokken architect van deze transformatieplannen op de hoogte is gesteld en uitgenodigd om hierover mee te denken. Dat is spijtig. Naar het inzicht van cliënte zou de doelstelling van het transformatieplan immers zeer wel kunnen worden bereikt met handhaving van de bestaande architectonische signatuur van het pand (…)
2.9.
Op 25 januari 2016 heeft een bespreking plaatsgevonden tussen CRI en [eiser] . [eiser] heeft verklaard bereid te zijn om het ontwerp van het gebouw zodanig aan te passen dat, met behoud van de ‘ziel’ van het huidige gebouw, het geschikt zal zijn voor bewoning. CRI heeft medegedeeld zich op dat voorstel intern te willen beraden.
2.10.
Bij brief van 4 februari 2016 heeft de advocaat van CRI aan (de advocaat van) [eiser] – kort gezegd – laten weten dat CRI de (persoonlijkheids)rechten van [eiser] betwist, maar dat zij bereid is van de wensen van [eiser] kennis te nemen en daar waar mogelijk aan te voldoen. [eiser] heeft daarop de dagvaarding in het onderhavige geding uitgebracht.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert – samengevat –
CRI te verbieden om uitvoering te geven aan haar onder 2.6 en 2.7 bedoelde plan tot transformatie van De Bovenlanden te Amstelveen;
CRI te verbieden om zonder voorafgaand overleg en toestemming van [eiser] uitvoering te geven aan elke andere transformatie van het gebouw De Bovenlanden te Amstelveen;
een en ander op straffe van een dwangsom;
met veroordeling van CRI in de proceskosten op grond van artikel 1019h Rv.
3.2.
CRI voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
In dit geding is aan de orde de vraag of [eiser] persoonlijkheidsrechten toekomen op het gebouw De Bovenlanden, en voorts de vraag of hij zich met een beroep op deze persoonlijkheidsrechten kan verzetten tegen de door CRI voorgenomen transformatie van het gebouw.
4.2.
CRI heeft betwist dat [eiser] persoonlijkheidsrechten toekomen. De voorzieningenrechter oordeelt als volgt. CRI heeft niet, althans onvoldoende betwist dat [eiser] zoals hij heeft gesteld (in nauwe samenwerking met [architect 3] ) de onder 2.2 bedoelde schetsen en ontwerpen voor de gevels heeft gemaakt. Zijn handgeschreven aantekeningen zijn te zien op de eerste afbeelding. Daarmee is het makerschap van [eiser] van de gevel van het gebouw voldoende aannemelijk. Dat [architect 2] het ontwerp mogelijk verder heeft uitgewerkt met alle details en technische aspecten in het Definitief Ontwerp doet daar niet aan af. De maker van een werk is immers de schepper van het werk, de geestelijk vader. Uit de eerste afbeelding onder 2.2 blijkt voldoende dat [eiser] als de geestelijk vader van de gevel kan worden beschouwd. Met betrekking tot het interieur kan niet hetzelfde worden geconcludeerd. Daarvan heeft [eiser] geen schetsen of ontwerpen overgelegd, en [eiser] heeft bovendien erkend dat hij in dat stadium niet meer bij het ontwerp betrokken was en dat [architect 2] het heeft afgemaakt. Dat het interieur van het gebouw in dezelfde stijl is ontworpen als het exterieur van het gebouw is onvoldoende om [eiser] als maker daarvan aan te merken.
[eiser] heeft erkend dat bij aanvang van de opdracht het grondplan en de kettingstructuur reeds waren ontworpen, zodat hij ook daarvan niet de maker is.
De voorzieningenrechter is met [eiser] van oordeel dat de aanduiding van het aandeel van [eiser] in het ontwerp als ‘slechts een jasje’, zoals CRI stelt, afbreuk doet aan zijn werk en de invloed daarvan op het totaalbeeld van het complex. Desalniettemin blijft het makerschap van [eiser] , en daarmee zijn persoonlijkheidsrechten, beperkt tot de gevels van het complex.
4.3.
Vervolgens is de vraag aan de orde of [eiser] zich met een beroep op deze persoonlijkheidsrechten kan verzetten tegen de plannen van CRI. Artikel 25 lid 1 aanhef en onder c en d Auteurswet (Aw) geeft de maker van een werk het recht zich te verzetten tegen (c) elke andere wijziging in het werk, tenzij deze wijziging van zodanige aard is, dat het verzet in strijd zou zijn met de redelijkheid, en (d) elke misvorming, verminking of andere aantasting van het werk, welke nadeel zou kunnen toebrengen aan de eer of de goede naam van de maker of aan zijn waarde in deze hoedanigheid.
4.4.
[eiser] heeft gesteld dat zijn werk met de voorgenomen plannen zal worden aangetast dan wel verminkt en dat zijn reputatie daardoor wordt geschaad. De Bovenlanden maakt deel uit van een aantal bijzondere kantoorgebouwen die door [bureau] zijn ontworpen, waaronder het Gasunie-gebouw in Groningen en het ING hoofdkantoor in Amsterdam Zuidoost. Het ontwerp van De Bovenlanden is een voorbeeld van organische architectuur, waarin verbondenheid met de aarde een belangrijke gedachte is. Waar in het oude ontwerp het gebouw deel was van de natuur, is in het nieuwe ontwerp de architectuur opgevat als contrast tot de natuur. Er ligt een wereld van verschil tussen het oorspronkelijke bouwwerk en het nieuwe ontwerp. Door de handhaving van de grondstructuur en het casco blijft het gebouw De Bovenlanden herkenbaar als het voormalige bouwwerk van [bureau] . Van totale vernietiging is dan ook geen sprake. [eiser] verwijst naar een uitspraak van de Rechtbank Leeuwarden van 29 november 1994 (ECLI:NL:RBLEE:1994:AH5075) waarin een vergelijkbare situatie aan de orde was en waarin door de rechtbank is geoordeeld dat sprake was van misvorming. Aldus steeds [eiser] .
4.5.
Uit het Jelles/Zwolle-arrest van de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2004:AN7830) blijkt dat de totale vernietiging van een voorwerp waarin een auteursrechtelijk beschermd werk is belichaamd, niet kan worden aangemerkt als een aantasting van het werk in de zin van artikel 25 lid 1 aanhef en onder d Aw. Onder omstandigheden kan vernietiging van een exemplaar wel misbruik van recht opleveren of onrechtmatig zijn jegens de maker.
Beoordeeld dient dus te worden of sprake is van totale vernietiging van het werk of niet, gelet op de omstandigheid dat het casco van het gebouw grotendeels wordt gehandhaafd. Daarbij geldt als uitgangspunt dat als het werk van [eiser] wordt beschouwd de gevels.
4.6.
Bij de beoordeling van de vraag of sprake is van totale vernietiging is het uitgangspunt niet of het casco blijft staan, maar of kenmerkende elementen van het oude ontwerp zichtbaar blijven in het nieuwe ontwerp. Daarvan is naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen sprake. Uit het overgelegde grondplan (zie 2.6) blijkt in de eerste plaats dat het casco niet geheel wordt gehandhaafd, maar dat hiervan onderdelen worden gesloopt, zodat de kettingstructuur wordt verbroken en een aantal losse gebouwen ontstaan. Verder wordt geoordeeld dat alle voor het ontwerp van [eiser] karakteristieke delen worden gesloopt (CRI heeft als productie 9 het sloopplan overgelegd waaruit dat blijkt). De ronde vormen, schuine lijnen en de glazen ‘inkepingen’ verdwijnen uit het ontwerp, de materialen, baksteen en koper, worden volledig vervangen of weggewerkt en er worden balkons toegevoegd. Ook wordt een verdieping toegevoegd. Het gebouw wordt wit gestuukt en het kenmerkt zich door strakke horizontale en verticale lijnen en een moderne uitstraling. Al met al is de voorzieningenrechter van oordeel dat de impressie bedoeld onder 2.7 in niets doet denken aan het ontwerp van [eiser] als bedoeld in 2.2 en 2.4. De stelling van [eiser] dat het verspringende patroon van ramen wordt gehandhaafd en dat dit een van zijn stokpaardjes is, leidt niet tot een ander oordeel. Dit patroon van ramen was immers reeds aanwezig in het ontwerp van Klunder (zie productie 1 van CRI) zodat het niet als een aan [eiser] toe te schrijven kenmerkend element wordt beschouwd. De conclusie is dan ook dat sprake is van totale vernietiging van de gevels, welke niet een wijziging of aantasting oplevert in de zin van artikel 25 lid 1 aanhef en onder c en/of d Aw.
4.7.
Vervolgens dient te worden beoordeeld of bij de voorgenomen vernietiging sprake is van misbruik van recht door CRI, dan wel of de vernietiging anderszins onrechtmatig is jegens [eiser] . Uit het eerder genoemde arrest Jelles/Zwolle blijkt dat in geval van een uniek exemplaar, zoals een gebouw, de eigenaar slechts tot vernietiging mag overgaan indien daarvoor gegronde redenen bestaan en hij de gerechtvaardigde belangen van de maker behartigt door desgevraagd het bouwwerk behoorlijk te documenteren, of althans de maker hiertoe de gelegenheid te bieden.
CRI heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat zij gegronde redenen heeft om over te gaan tot vernietiging. Het gebouw staat al zes jaar bijna geheel leeg en zij heeft reeds de helft van de aankoopwaarde moeten afschrijven. Behalve dat sprake is van kapitaalverlies is de leegstand ook slecht voor de maatschappij en de gemeente Amstelveen. De afgelopen jaren zijn verschillende plannen serieus onderzocht, zoals een hotel, studentenwoningen of een seniorencomplex, waarbij uit werd gegaan van de bestaande gevels. Deze plannen bleken niet haalbaar. Al deze omstandigheden zijn door [eiser] niet betwist.
Om het verlies te beperken is thans het voornemen om het complex om te bouwen tot luxe appartementen voor het hogere marktsegment (expats). Daarvoor is een ingrijpende restyling nodig. CRI heeft een marktstudie laten doen en de conclusie is dat er – anders dan [eiser] niet verder onderbouwd aanvoert – geen markt is voor woningen in het gebouw in bestaande stijl. Bovendien worden aan woningen andere eisen gesteld dan aan een kantoorpand. CRI zal voor de transformatie 80 miljoen euro investeren en is dus niet over één nacht ijs gegaan. Dit vooralsnog als zwaarwegend te kwalificeren belang van CRI staat tegenover het belang van [eiser] , die als maker van een unieke gevel van een gebouw onmiskenbaar een belang heeft bij het in stand houden daarvan. Zoals blijkt uit het eerder aangehaalde vonnis van de Rechtbank Leeuwarden van 29 november 1994 is het echter niet de bedoeling dat een eenmaal ingeschakeld architect zijn opdrachtgever of een nieuwe eigenaar kan dwingen om een eenmaal door hem ontworpen gebouw — dat niet voor de sier bestemd is, maar tot gebruik — tot zijn dood of krachtens testament nog 50 of 70 jaar nadien ongerept in stand te laten, alsof het een monument betrof. Daarbij komt dat [eiser] de gelegenheid heeft gehad (en al heeft gebruikt) en ook nu nog heeft om zijn werk te documenteren. Dat onder deze omstandigheden zijn belang zwaarder zou wegen dan dat van CRI wordt voorshands niet aangenomen. De conclusie is dan ook dat geen sprake is van misbruik van recht dan wel onrechtmatig handelen aan de zijde van CRI, zodat ook op die grond de vorderingen niet kunnen worden toegewezen.
4.8.
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. CRI heeft veroordeling van [eiser] gevorderd in de volledige proceskosten, op grond van artikel 1019h Rv en deze gesteld op een bedrag van € 15.325,00. Deze kosten kunnen uitsluitend worden toegewezen voor zover het gaat om kosten samenhangend met de inbreuk op intellectuele eigendomsrechten en voor zover deze kosten redelijk en evenredig zijn. Gezien de betwisting van de hoogte van deze kosten en met toepassing van de hiervoor genoemde criteria zullen deze kosten in redelijkheid worden gesteld op een bedrag van € 6.000,00, conform het indicatietarief voor een eenvoudig kort geding, te vermeerderen met het griffierecht ten bedrage van € 619,00. De kostenveroordeling zal dan ook tot dat bedrag worden toegewezen.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1.
weigert de gevraagde voorzieningen,
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van CRI tot op heden begroot op € 6.619,00,
5.3.
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.M. Berkhout, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. L. Oostinga, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 21 maart 2016. [1]
Bij afwezigheid van mr. C.M. Berkhout, is dit vonnis ondertekend door mr. M. van Walraven, voorzieningenrechter, die het vonnis uitsprak.

Voetnoten

1.type: LO