ECLI:NL:RBAMS:2015:9089

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
10 december 2015
Publicatiedatum
17 december 2015
Zaaknummer
13/729005-15 (Promis)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van diefstal uit ketenbeslaghuis, veroordeling voor witwassen

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam op 10 december 2015, werd de verdachte vrijgesproken van de diefstal van ongeveer negen kilo cocaïne en bijna een kilo heroïne uit het ketenbeslaghuis van de politie. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om te concluderen dat de verdachte de diefstal had gepleegd, aangezien andere scenario's niet konden worden uitgesloten. De verdachte, die als medewerker van het ketenbeslaghuis werkte, had aanzienlijke contante uitgaven gedaan en een groot geldbedrag in zijn bezit. Hij verklaarde dat dit geld afkomstig was uit zwart verdiend inkomen uit de horeca, wat de rechtbank niet onaannemelijk achtte. Echter, de rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan witwassen, omdat hij het geld had omgezet in luxe goederen en vakanties, terwijl het geld van misdrijf afkomstig was. De rechtbank legde een taakstraf van 180 uur op, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien de taakstraf niet naar behoren werd verricht. De uitspraak benadrukt de noodzaak van voldoende bewijs voor strafbare feiten en de complexiteit van witwaszaken, waarbij de herkomst van geld en de intentie van de verdachte cruciaal zijn voor de beoordeling.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/729005-15 (Promis)
Datum uitspraak: 10 december 2015
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Duitsland) op [geboortedatum] 1955,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres
[adres 1] , [plaats] ,
gedetineerd in het [detentieadres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 26 november 2015.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. N. Voorhuis en van wat verdachte en zijn raadsman mr. J.P. Plasman naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – na wijziging op de zitting – ten laste gelegd dat
1.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 13 februari 2015 tot en met 5 maart 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit het Keten Beslag Huis gevestigd aan de [adres 2] te Amsterdam heeft weggenomen een hoeveelheid van (ongeveer) 9,029 kilo cocaïne en/of een hoeveelheid van (ongeveer) 696 gram heroïne, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de Nationale Politie, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming en/of een valse sleutel;
(Artikel 311/310 lid 1 sub 5 van het Wetboek van Strafrecht)
Subsidiair:
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode vanaf 13 februari 2015 tot en met 5 maart 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk een hoeveelheid van (ongeveer) 9,029 kilo cocaïne en/of een hoeveelheid van (ongeveer) 696 gram heroïne, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de Nationale Politie in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welke hoeveelheid drugs hij onder zich had uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking en/of beroep bij het Keten Beslaghuis van de Nationale Politie, in elk geval anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
(Artikel 322/321 van het Wetboek van Strafrecht)
2.
hij in of omstreeks de periode van 13 februari 2015 tot en met 10 juni 2015 te Amsterdam en/of Almere, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/of opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van (ongeveer) 9,029 kilo cocaïne en/of een hoeveelheid van (ongeveer) 696 gram heroïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
(Artikel 2 juncto artikel 10 van de Opiumwet juncto artikel 47 van Wetboek van Strafrecht)
3.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2013 tot en met 10 juni 2015 te Amsterdam en/of Almere, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en) van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, althans zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen, immers heeft hij, verdachte en/of zijn mededader(s), (van) een of meerdere voorwerp(en), te weten (onder meer) een onbekend gebleven geldbedrag (te weten de opbrengst uit de verkoop van de gestolen/verduisterde verdovende middelen),
waarvan onder andere de volgende voorwerpen aangeschaft zijn:
- een motorfiets van het merk BMW, type R 1150 GS (aankoopwaarde van (ongeveer) 4.000 euro) en/of
- een personenauto van het merk Mercedes-Benz SLK 350 (aankoopwaarde van (ongeveer) 14.700 euro) en/of
- een personenauto van het merk Smart Roadster (aankoopwaarde van (ongeveer) 5.000 euro) en/of
- een stacaravan (aankoopwaarde (ongeveer) 7.450 euro)
en/of waarvan onder andere de volgende vakanties zijn betaald:
- een vakantie naar Curaçao in of omstreeks de periode van januari en februari 2015 (ter waarde (ongeveer) 4.600 euro) en/of
- een vakantie naar Griekenland in of omstreeks de periode april 2015 en/of
- een vakantie naar Spanje in of omstreeks de periode mei 2015 (ter waarde van (ongeveer) 900 euro) en/of
- een vakantie naar Spanje in of omstreeks de periode september 2015,
de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing verborgen en/of verhuld, althans verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op genoemde voorwerp(en) en/of geldbedrag(en) was en/of genoemde voorwerp(en) en/of geldbedrag(en) voorhanden had
en/of
verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet en/of gebruik gemaakt, zulks terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist(en), dat dat/die voorwerp(en) geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf.
(Artikel 420ter/bis juncto 47 van het Wetboek van Strafrecht)

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard. Ten aanzien van de diefstal van de verdovende middelen, als ten laste gelegd onder 1 primair, heeft zij haar betoog gesteund op drie pijlers. Als eerste de overweging dat verdachte de enige persoon kan zijn geweest die de diefstal heeft gepleegd, ten tweede de uiteenzetting dat andere scenario’s onwaarschijnlijk zijn en als derde dat verdachte onverklaarbare inkomsten had, hetgeen de officier van justitie sterkt in de redenering dat verdachte de verdovende middelen heeft gestolen en heeft verkocht.
Doordat verdachte steeds wisselende verklaringen heeft afgelegd over zijn financiële situatie, is de officier van justitie van mening dat – ondanks de toezegging in raadkamer niet te vervolgen voor het contant aangetroffen geldbedrag van € 50.000,- – de als gevolg hiervan door de raadsman bepleite niet-ontvankelijk niet aan de orde is.
Mocht de verklaring van verdachte, inhoudende dat hij zwart geld heeft verdiend bij het restaurant van zijn stiefzus, als aannemelijk worden aangemerkt, dan nog staat niet vast of dit een (eigen) belastingmisdrijf oplevert waardoor de kwalificatie-uitsluitingsgrond van toepassing zou zijn.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte van alle ten laste gelegde feiten dient te worden vrijgesproken. Daartoe heeft hij betoogd dat alle drie de door de officier van justitie geschetste pijlers geen stand kunnen houden. De eerste en tweede pijler, inhoudende dat verdachte de enige persoon kan zijn geweest die de diefstal heeft gepleegd, zijn onhoudbaar omdat het hele beveiligingssysteem van het Keten Beslag Huis (hierna: KBH) lek blijkt te zijn. Het is niet uit te sluiten dat personen toegang krijgen tot het gebouw zonder hun pas aan te bieden. Vervolgens kan ieder in het gebouw aanwezige persoon door de nooddeur, die oorspronkelijk nog niet op de tekeningen in het dossier voorkwam, binnen komen als deze ‘op scherp wordt gezet’. Vervolgens kan iemand dan vanuit het magazijn zichzelf de toegang tot de kluis hebben verschaft.
Voorts wordt bevestigd dat verdachte inkomsten heeft genoten uit de werkzaamheden bij het restaurant van zijn stiefzus, waarmee zijn uitgavepatroon kan worden verklaard. Dat hij daar heeft gewerkt blijkt onder andere uit de tapgesprekken en de hele levensstijl van verdachte, namelijk dat hij steeds over contante gelden beschikte. Door dit zwarte werken valt de derde pijler, die van de onverklaarbare inkomsten, weg.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde feit heeft de raadsman voorts nog betoogd dat de officier van justitie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard voor de vervolging van het contant aangetroffen geldbedrag van € 50.000,-, aangezien zij bij raadkamer heeft toegezegd dat dit bedrag uit de tenlastelegging zou worden gehaald. Indien aan dit argument voorbij wordt gegaan, dient als herkomst te worden bewezen ‘de opbrengst uit de verkoop van de gestolen/verduisterde verdovende middelen’. Het enige alternatief is zwart verdiend geld, maar dan is sprake van eigen misdrijf, waardoor ontslag van alle rechtsvervolging dient te volgen op basis van de kwalificatie-uitsluitingsgrond.
Overigens dient ook vrijspraak te volgen van het onder 3 ten laste gelegde bij bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde. Immers staat met bewezenverklaring van het eerste feit niet direct vast dat het geld is witgewassen. We weten immers niet waar het geld is.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Vrijspraak van het onder 1 primair, 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde
De rechtbank acht – anders dan de officier van justitie – het onder 1 primair, 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde niet bewezen. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
In de periode dat de verdovende middelen zijn weggenomen, is de kluisruimte eenmaal gedurende lange tijd achtereen geopend geweest (namelijk op 18 februari 2015 – vindplaats pagina 10017). Daardoor is niet uit te sluiten dat in die periode een ander dan verdachte de verdovende middelen heeft weggenomen. Ook is niet uit te sluiten dat een onbekende persoon toegang kan hebben gekregen tot het magazijn, nu de opening van de nooddeur niet wordt gelogd. Uit de logging van de kluis blijkt dat de deur van de kluis zonder sesampassen is geopend op 4 maart 2015 en uit de camerabeelden blijkt dat toen ook het licht aan ging, zodat er van uit moet worden gegaan dat de kluisruimte is betreden. Als wordt aangenomen dat de verdovende middelen niet eerder werden weggenomen, kan het doel hiervan zijn geweest de diefstal te plegen, te voltooien of te verhullen. Verdachte was in die tijd als enige in het gebouw aanwezig en uit de camerabeelden kan worden afgeleid dat hij ook van 6:09 uur tot 6:30 uur in het magazijn is geweest, terwijl de kluisruimte werd geopend om 6:19 uur en gesloten om 6:20 uur, vervolgens opnieuw geopend en gesloten om 6:31 uur en vervolgens nog eenmaal geopend en gesloten om 06:33 uur (pagina 140). Dit betekent dat als verdachte niet als enige aanwezig was, ondenkbaar is dat verdachte niet gemerkt zou hebben dat de kluisruimte open ging. Ook als aangenomen wordt dat de diefstal is gepleegd op 4 maart 2015, blijft echter zowel de mogelijkheid bestaan, dat verdachte alleen de diefstal heeft gepleegd in de genoemde periode, als dat hij die samen met een ander heeft gepleegd of dat hij slechts medeplichtig is geweest aan die diefstal. Medeplichtigheid is echter niet aan verdachte ten laste gelegd.
Daar komt bij dat – zoals bij feit 3 zal worden besproken – verdachte ten aanzien van het bij hem aangetroffen geld en de door hem gedane uitgaven een verklaring heeft gegeven die voldoende concreet en verifieerbaar is en die niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk is, te weten dat hij dat geld en die goederen heeft verkregen door nevenwerkzaamheden bij restaurant [naam 1] (en dus niet uit de verkoop van gestolen verdovende middelen, zoals hem ten laste gelegd).
Concluderend is sprake van onvoldoende bewijs dat verdachte de verdovende middelen heeft weggenomen. Verdachte zal derhalve van het thans onder 1 primair, subsidiair en daarmee ook het onder 2 ten laste gelegde worden vrijgesproken.
4.3.2
Het oordeel over het onder 3 ten laste gelegde
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [1]
Verdachte heeft verschillende luxe goederen gekocht, te weten:
- in september of oktober 2014 een motorfiets van het merk BMW, type R 1150 GS voor een bedrag van ongeveer 4.000 euro;
- in januari 2015 een personenauto van het merk Mercedes-Benz, type SLK 350 voor een bedrag van 14.700 euro;
- in mei 2015 een personenauto van het merk Smart, type Roadster voor een bedrag van ongeveer 5.000 euro en
- in juni 2015 een stacaravan voor een bedrag van 7.450 euro. [2]
Daarnaast heeft verdachte een aantal vakanties betaald, te weten:
- een vakantie naar Curaçao in de periode van januari en februari 2015 (ter waarde ongeveer 4.600 euro) en
- een vakantie naar Spanje in de periode mei 2015 (ter waarde van ongeveer 900 euro).
Deze uitgaven zijn contant gedaan en komen niet overeen met de legale contante inkomsten van verdachte, zoals blijkt uit de kasopstelling. [3]
Vermoeden van witwassen
Verdachte heeft in een tijdsbestek van minder dan een jaar contante uitgaven gedaan, ter waarde van meer dan € 35.000,-, welke uitgaven niet overeenkomen met zijn (legale) inkomsten. Daarnaast is bij verdachte thuis meer dan € 50.000,- aan contanten aangetroffen. De hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, zijn van dien aard dat zij het vermoeden van witwassen rechtvaardigen. Gelet hierop mag van verdachte worden verlangd dat hij een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring voor zijn handelen met betrekking tot de onder 3 ten laste gelegde goederen en betalingen geeft.
Verklaring verdachte
Verdachte heeft bij de politie en ter zitting verklaard dat hij deze aankopen heeft kunnen doen van contante gelden die hij heeft verdiend in de vijftien jaar dat hij – naast zijn reguliere baan – voor zijn stiefzus heeft gewerkt bij restaurant [naam 1] . Verdachte heeft verklaard dat hij gedurende die periode tussen de € 135.050,- en de € 146.300,- heeft verdiend. Hij kreeg altijd contant uitbetaald.
Naar aanleiding van deze verklaring heeft het Openbaar Ministerie onderzoek gedaan, waarbij onder andere telefoongesprekken zijn opgenomen. Uit die tapgesprekken blijkt dat verdachte regelmatig werd gebeld door zijn stiefzus en ook het verzoek kreeg om te komen werken. Daarnaast heeft de eigenaar van het restaurant naast [naam 1] regelmatig – naar de rechtbank aanneemt – verdachte gezien.
De stiefzus van verdachte heeft verklaard dat zij verdachte niet betaalde voor zijn werkzaamheden. De rechtbank houdt echter rekening met de mogelijkheid dat zij niet de waarheid spreekt, omdat het volgens verdachte zou gaan om zwarte betalingen en de getuige door die te erkennen zichzelf zou belasten. De rechtbank acht het niet aannemelijk dat verdachte werkzaamheden in het restaurant van zijn stiefzus uitvoerde zonder dat hij daarvoor iets betaald kreeg. Daarmee komt de rechtbank tot de conclusie dat door verdachte gegeven verklaring voldoende concreet en verifieerbaar is en dat deze niet als hoogst onwaarschijnlijk kan worden beschouwd.
Van misdrijf afkomstig
De rechtbank heeft verdachte voorgehouden dat hij zich door het niet opgeven van de contante gelden aan de Belastingdienst schuldig heeft gemaakt aan een belastingdelict. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij wist dat hij deze inkomsten had moeten opgeven aan de belastingdienst. Door zijn inkomsten niet binnen de daarvoor in de wet gestelde termijn bij de Belastingdienst op te geven, heeft hij belasting ontdoken. De contante geldbedragen waarover verdachte hierdoor de beschikking heeft gehad, kunnen worden aangemerkt als bedragen die uit enig misdrijf afkomstig waren (ECLI:NL:HR:2008:BD2774).
Vermenging
De Hoge Raad heeft bepaald dat als een vermogensbestanddeel met een criminele herkomst zich binnen het na vermenging gevormde vermogen niet meer laat individualiseren, het geval zich kan voordoen dat het vermogen – en nadien elke betaling daaruit – wordt aangemerkt als (middellijk) gedeeltelijk van misdrijf afkomstig in de zin van de witwasbepalingen (ECLI:NL:HR:2010:BN0578). Daarbij heeft de Hoge Raad voorts overwogen dat in situaties waarin het gaat om vermogen dat gedeeltelijk en/of middellijk van misdrijf afkomstig is, een onbegrensde wetstoepassing niet in alle gevallen strookt met de bedoeling van de wetgever en dat moet worden aangenomen dat bepaald gedrag onder omstandigheden niet als witwassen kan worden gekwalificeerd. Daarbij kan in de beoordeling worden betrokken of sprake is van:
  • een geringe waarde van het van misdrijf afkomstige vermogensbestanddeel dat met een op legale wijze verkregen vermogen vermengd is geraakt, al dan niet in verhouding tot de omvang van het op legale wijze verkregen deel;
  • een groot tijdsverloop tussen het moment waarop het van misdrijf afkomstige vermogensbestanddeel is vermengd met het legale vermogen en het tijdstip waarop het verwijt van witwassen betrekking heeft;
  • een groot aantal of bijzondere veranderingen in dat vermogen in de tussentijd;
  • een incidenteel karakter van de vermenging van het van misdrijf afkomstige vermogensbestanddeel met het legale vermogen.
In dit geval staat vast dat verdachte een deel van de contante geldbedragen waarover verdachte de beschikking heeft gehad, had moeten afdragen aan de Belastingdienst, als hij in de afgelopen vijftien jaren juiste aangiften inkomstenbelasting had ingediend. Dit deel is dus van misdrijf afkomstig. Thans laat zich niet meer individualiseren welk deel van dit geld aan inkomstenbelasting had moeten worden afgedragen. In het kader van het witwassen heeft dit tot gevolg dat het gehele contante vermogen van verdachte dient te worden aangemerkt als deels van misdrijf afkomstig: het van misdrijf afkomstige vermogensbestanddeel had een aanzienlijke waarde en de vermenging van de van misdrijf afkomstige vermogensbestanddelen met het legale vermogen had geen incidenteel karakter.
Conclusie
Door deze van misdrijf afkomstige contante gelden om te zetten in luxegoederen en daarvan vakanties van te betalen, heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan witwassen.
Ten overvloede
Overigens merkt de rechtbank nog op dat gezien de bewezenverklaring het niet-ontvankelijkheidsverweer van de raadsman onbesproken kan blijven.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de onder 4. vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
3.
in de periode van 1 januari 2013 tot en met 10 juni 2015 te Amsterdam en/of Almere, in elk geval in Nederland, zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen, immers heeft hij, verdachte, een voorwerp, te weten een onbekend gebleven geldbedrag,
waarvan de volgende voorwerpen aangeschaft zijn:
- een motorfiets van het merk BMW, type R 1150 GS (aankoopwaarde van ongeveer 4.000 euro) en
- een personenauto van het merk Mercedes-Benz SLK 350 (aankoopwaarde van 14.700 euro) en
- een personenauto van het merk Smart Roadster (aankoopwaarde van ongeveer 5.000 euro) en
- een stacaravan (aankoopwaarde 7.450 euro)
en waarvan de volgende vakanties zijn betaald:
- een vakantie naar Curaçao in de periode van januari en februari 2015 (ter waarde van ongeveer 4.600 euro) en
- een vakantie naar Spanje in de periode mei 2015 (ter waarde van ongeveer 900 euro),
omgezet, zulks terwijl hij wist, dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

8.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar onder 1 primair, 2 en 3 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaren, met aftrek van voorarrest, waarvan één jaar voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Zij heeft daarbij aangegeven dat zij het jaar voorwaardelijk cadeau doet aan verdachte.
Ten aanzien van de in beslag genomen goederen heeft de officier van justitie verbeurd verklaring gevraagd.
8.2
Het strafmaatverweer van de verdediging
De raadsman heeft opgemerkt dat de officier van justitie door een jaar voorwaardelijk te eisen, voorkomt dat de VI-regeling van toepassing is. Daardoor zal verdachte in de praktijk nog steeds 32 maanden moeten zitten, net als bij een strafeis van vier jaren zonder jaar voorwaardelijk.
De raadsman refereert zich aan het oordeel van de rechtbank met betrekking tot het beslag.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft door belastingontduiking verkregen vermogen witgewassen. Witwassen van uit misdrijf afkomstige gelden vormt een bedreiging voor de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan. Bovendien heeft het in omloop zijn van witgewassen geldbedragen een sterk corrumperende werking en faciliteert dit veelal ander strafbaar handelen.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel van de Justitiële Documentatie van verdachte. Daaruit blijkt dat hij niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden, en dan met name het feit dat de rechtbank niet tot bewezenverklaring komt van het onder 1 en 2 ten laste gelegde, aanleiding bestaat bij de straftoemeting af te wijken van wat de officier van justitie heeft gevorderd.
Beslag
Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen:
1. STK Personenauto [kenteken 2] MERCEDES SLK Kl: zilver;
2 1.00 STK Motorfiets [kenteken 1] BMW GS 1150;
3 1.00 STK Caravan Kl: Bruin/wit Standplaats ZE05 (Camping [naam 2] );
4 Geld Euro - als pakket geld in beslag genomen;
5 Geld Euro - 3x200 1x100 5x50 9x20 15x10 muntgeld 1,50.
Teruggave aan verdachte
De voorwerpen behoren aan verdachte toe en worden aan verdachte geretourneerd.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 22c, 22d en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 1 primair, 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 3 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder 3 bewezen geachte:
Witwassen.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte] , daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
taakstraf bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid van 180 (honderdtachtig) uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 90 (negentig) dagen, met bevel dat de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van deze straf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 (twee) uren per dag.
Gelast de teruggave aan verdachte van:
1. STK Personenauto [kenteken 2] MERCEDES SLK Kl: zilver;
2 1.00 STK Motorfiets [kenteken 1] BMW GS 1150;
3 1.00 STK Caravan Kl: Bruin/wit Standplaats ZE05 (Camping [naam 2] );
4 Geld Euro - als pakket geld in beslag genomen;
5 Geld Euro - 3x200 1x100 5x50 9x20 15x10 muntgeld 1,50.
Dit vonnis is gewezen door
mr. R.H.C. Jongeneel, voorzitter,
mrs. J.B. Oreel en A.K. Glerum, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.H.J. Bucx, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 10 december 2015.

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van verhoor p. 29 e.v., proces-verbaal gegevens p. 172 e.v., proces-verbaal van verhoor p. 576 e.v. en een proces-verbaal van bevindingen, p. 340 e.v.
3.Proces-verbaal van bevindingen eenvoudige kasopstelling, p. 1005 e.v.