ECLI:NL:RBAMS:2015:8875

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
9 december 2015
Publicatiedatum
14 december 2015
Zaaknummer
13/654209-13 (Promis)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor ontuchtige handelingen en andere strafbare feiten

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 9 december 2015 uitspraak gedaan tegen de verdachte, die werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder ontuchtige handelingen met een minderjarige. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 27 januari 2014 in Amsterdam ontuchtige handelingen heeft gepleegd met een meisje dat toen twaalf jaar oud was. Gezien het aanzienlijke leeftijdsverschil tussen de verdachte, die op dat moment ruim achttien jaar oud was, en het slachtoffer, oordeelde de rechtbank dat de handelingen niet sociaal-ethisch aanvaardbaar waren. De verdachte heeft verklaard dat het slachtoffer hem had overtuigd dat zij meerderjarig was, maar de rechtbank oordeelde dat hij niet aan zijn onderzoeksplicht had voldaan.

Daarnaast was de verdachte betrokken bij een woninginbraak op 7 juli 2013, waarbij hij samen met een medeverdachte een laptop en andere goederen heeft gestolen. De rechtbank achtte het bewijs voor deze diefstal overtuigend, onder andere door camerabeelden en vingerafdrukken van de medeverdachte. Ook was de verdachte betrokken bij geweld tegen politieagenten op 23 mei 2015, waarbij hij zich verzette tegen zijn aanhouding en een zonnebril van een agent beschadigde. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan opzetheling van gestolen fietsen en dat hij ook verantwoordelijk was voor de vernieling van de zonnebril.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 100 dagen, waarvan 80 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 240 uur. Daarnaast is de verdachte verplicht om een schadevergoeding van € 2.100,69 te betalen aan het slachtoffer van de ontuchtige handelingen. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak benadrukt de ernst van de gepleegde feiten en de impact daarvan op de slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/654209-13 (Promis)
Datum uitspraak: 9 december 2015
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 1] 1995,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres [adres 1] , [te plaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 25 november 2015.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. A.J.M. Vreekamp en van wat verdachte en zijn raadsvrouw mr. S. Koster naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 07 juli 2013 te Amsterdam, in elke geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit perceel [adres 2] heeft weggenomen een Macbook en/of kleding (trui Fishbone) en/of een kassa/geldlade en/of een of meer bijouteriedo(o)(s)(z)(en) en/of een zak/tas/koffer, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [persoon 1] en/of [persoon 2] en/of [persoon 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door het middel van een valse sleutel, in elk geval door het gebruik van een sleutel waartoe hij en/of zijn mededader(s) niet gerechtigd was/waren;
2 ( gevoegde zaak 13/741300-14)
hij op of omstreeks 27 januari 2014 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met [persoon 4] , geboren op [geboortedatum 2] 2000, die toen de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die (mede) bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, immers heeft/hebben verdachte en /of zijn mededader(s) zijn/hun penis in de vagina van voornoemde [persoon 4] geduwd en/of gebracht;
3 ( gevoegde zaak 13/684264-15)
hij op of omstreeks 23 mei 2015 te Amsterdam, althans in Nederland, toen (een) aldaar dienstdoende politieambtena(a)r(en) (te weten [verbalisant 1] , brigadier van politie Eenheid Amsterdam en/of [verbalisant 2] , hoofdagent van politie Eenheid Amsterdam) verdachte, als verdacht van het gepleegd hebben van één of meer strafbare feiten (te weten overtreding van artikel 447e Wetboek van Strafrecht) had(den) aangehouden en had(den) vastgegrepen, althans vast had(den) teneinde verdacht ten spoedigste/onverwijld, ter geleiding voor een hulpofficier van justitie, over te brengen naar een plaats van verhoor, zich met geweld tegen die eerstgenoemde opsporingsambtena(a)r(en), werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun/zijn bediening, heeft verzet door zich los te rukken en/of los te trekken en/of los te draaien (terwijl die [verbalisant 2] en/of [verbalisant 1] hem, verdachte, vasthielden) en/of door een of meer slaande en/of stompende bewegingen te maken naar, althans in de richting van die [verbalisant 2] en/of [verbalisant 1] en/of door zich (wild) te bewegen en/of door te rukken en/of te trekken in een richting tegengesteld aan die, waarin die [verbalisant 2] en/of [verbalisant 1] verdachte trachtte(n) te geleiden, terwijl dit misdrijf en/of de daarmede gepaard gaande feitelijkheden enig lichamelijk letsel, te weten een of meer bloedend(e) wondje(s) op de knokkel(s) en/of de vinger(s) bij die [verbalisant 2] ten gevolge heeft gehad;
4 ( gevoegde zaak: 13/684264-15)
hij op of omstreeks 23 mei 2015 te Amsterdam, althans in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk een zonnebril (merk Swisseye), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [verbalisant 2] , in elk geval aan de ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt door die zonnebril van de nek/het gezicht van voornoemde [verbalisant 2] te rukken en/of te trekken;
5 ( gevoegde zaak: 13/746055-15)
hij op of omstreeks 26 april 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een of meer fietsen (te weten een fiets (framenummer [nummer 2] ) en/of een fiets (merk Popal 1976) en/of een fiets (framenummer gelijkend op [nummer 1] ) en/of een zwarte opoefiets, goednummer PL1300-2015103995-497350 en een (dames)fiets (kleur zwart, goednummer PL1300-2015105166-4974331)) in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan onder andere [persoon 5] en/of [persoon 6] en/of een of meer tot op heden onbekend gebleven personen, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
subsidiair:
hij op of omstreeks 26 april 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een fiets (framenummer [nummer 2] ) en/of een fiets (merk Popal 1976) en/of een fiets (framenummer gelijkend op [nummer 1] ) en/of een fiets (merk Van Kinsburgh) en/of een fiets (merk Pelikaan Classique) heeft verworven/en of voorhanden gehad, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat het (een) door diefstal, in elk geval (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit.
Ten aanzien van het ten laste gelegde onder 1
Verdachte is tezamen met medeverdachte in de ochtend van 7 juli 2013 door twee verbalisanten staande gehouden op de [adres 2] te Amsterdam, naar aanleiding van een melding dat personen die voldeden aan hun signalement waren gezien bij een bankje aan de nabijgelegen [straat 2]. Deze personen waren daar gezien met een rode tas, waaruit zij spullen hadden gehaald, waaronder een zilverkleurige laptop. Nader onderzoek heeft uitgewezen dat vingerafdrukken van de medeverdachte zijn aangetroffen op spullen die bij het bankje en de naastgelegen vuilnisbak zijn gevonden, dat deze spullen afkomstig waren uit de woning aan de [adres 2] en als gestolen waren opgegeven. Verder is verdachte tezamen met medeverdachte op camerabeelden aan de [straat 2] herkend en is een afdruk van een handpalm van medeverdachte op de deurbelplaat de [adres 2] aangetroffen.
Ten aanzien van het ten laste gelegde onder 2
Verdachte heeft op 27 januari 2015 in de woning [adres 3] te Amsterdam seksuele handelingen verricht met [persoon 4] , geboren op [geboortedatum 2] 2000, die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam.
Ten aanzien van het ten laste gelegde onder 3 en 4
Op 23 mei 2015 begaven twee verbalisanten, waaronder de benadeelde partij, [verbalisant 2] , zich naar een braakliggend terrein in [wijk A] , in verband met een melding over een groep mannen met honden. De verbalisanten vroegen verdachte, die verklaarde eigenaar van twee van de honden te zijn, om zijn identiteitsbewijs te tonen. Toen verdachte dit weigerde werd hij door [verbalisant 2] weggeleid van de groep. Daarna ontstond bij het dienstvoertuig een worsteling tussen verdachte en [verbalisant 2] , waarbij verdachte onder meer de zonnebril van de nek van [verbalisant 2] rukte. De zonnebril werd later beschadigd teruggevonden.
Ten aanzien van het ten laste gelegde onder 5
Op 26 april 2015 worden verdachte en zijn medeverdachte staande gehouden, terwijl zij in de vroege ochtend met een bestelbus met gedoofde lichten komen rijden uit de richting van de studentenwoningen op het Zeeburgereiland. In de laadruimte van de bestelbus stonden vijf fietsen. Een aantal fietsen was afgesloten met een hoefijzerslot en een aantal was voorzien van een kettingslot. Daarnaast bevond zich in de laadruimte een betonschaar. Verdachte en medeverdachte hebben beiden geen verklaring afgelegd over deze feiten en omstandigheden.
4.2
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
Ten aanzien van het ten laste gelegde onder 1
Het primair ten laste gelegde kan worden bewezen. Verdachte en medeverdachte zijn gezien door de havenmeester. De spullen zijn gevonden op de plek waar zij zijn gezien en zijn terug te leiden op een inbraak, die kort daarvoor in de buurt heeft plaatsgevonden. De handpalm van de mededader is aangetroffen op de deurbelplaat van het adres waar is ingebroken. Deze omstandigheden schreeuwen om een uitleg, maar verdachte heeft er geen enkele verklaring over afgelegd. Daarom wordt de inbraak in vereniging aan verdachte toegeschreven.
Ten aanzien van het ten laste gelegde onder 2
Bij dit feit is de vraag of er sprake is van ontuchtige handelingen, als bedoeld in het standaardarrest van de Hoge Raad van 30 maart 2010 (ECLI:NL:HR:2010:BK4794). Indien sprake is van een gering leeftijdsverschil kan een uitzondering bestaan, waardoor niet kan worden gesproken van ontuchtige handelingen. Verdachte heeft verklaard dat het slachtoffer hem had overtuigd met haar lichaam dat zij meerderjarig was. Uit zijn verklaringen blijkt niet dat hij er echt over heeft nagedacht en dat hij aan zijn onderzoeksplicht heeft voldaan. Verdachte heeft ook verklaard dat het om een vluggertje ging. Verdachte kende haar niet en het slachtoffer had het maar te ondergaan. Van echte vrijwilligheid was dan ook geen sprake. Het feit kan dan ook worden bewezen.
Ten aanzien van het ten laste gelegde onder 3 en 4
Beide feiten kunnen worden bewezen. Twee agenten gaan ter plaatse naar aanleiding van een incident met honden. De agenten werken de-escalerend. Ze stellen een aantal vragen, maar toch gaat het mis. Verdachte is brutaal, hetgeen ook blijkt uit zijn latere verklaringen. Voor aanhouding op grond van 447e van het Wetboek van Strafrecht (Sr) hoeft het identiteitsbewijs niet te worden gevorderd. Uit meerdere processen-verbaal blijkt dat verdachte om zijn legitimatiebewijs is gevraagd. Niet alleen verbaal, maar ook fysiek gaat het mis. De agenten hadden verdachte al aangehouden en vastgegrepen en op dat moment is verdachte zich tegen de rechtmatige aanhouding gaan verzetten. Het verzet bij aanhouding heeft daarnaast geresulteerd in de vernieling van een zonnebril. Wellicht heeft verdachte dit niet expres gedaan, maar in ieder geval is sprake van voorwaardelijk opzet.
Ten aanzien van het ten laste gelegde onder 5
Voor bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde is net onvoldoende bewijs aanwezig. Verdachte en zijn mededader waren in het bezit van gestolen fietsen. De wijze waarop de fietsen in de laadruimte van de bus stonden was weinig verhullend. Heling kan dan ook worden bewezen.
4.3
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van het ten laste gelegde onder 1
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat op basis van de aanwezige bewijsmiddelen de primair ten laste gelegde diefstal niet kan worden bewezen en heeft daarom vrijspraak van dit onderdeel van de tenlastelegging bepleit. De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van de subsidiair ten laste gelegde heling gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van het ten laste gelegde onder 2
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit omdat geen sprake is van ontuchtig handelen, dat wil zeggen handelen in strijd met de sociaal-ethische norm. Er was sprake van een relatief gering leeftijdsverschil en verdachte heeft gezien de omstandigheden in redelijkheid er niet aan hoeven twijfelen dat de seks op vrijwillige basis plaatsvond. Uit de WhatsAppgesprekken blijkt ook dat [persoon 4] heeft gezegd “Ik verwen jullie allebei”. Gelet op de tegenstrijdige verklaringen die [persoon 4] heeft afgelegd, kunnen haar verklaringen bovendien niet als betrouwbaar worden aangemerkt.
Ten aanzien van het ten laste gelegde onder 3 en 4
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van beide tenlastegelegde feiten. De raadsvrouw stelt zich op het standpunt dat de agenten volstrekt disproportioneel hebben gereageerd. Ook was niet duidelijk waarvoor verdachte is aangehouden, temeer omdat op de piketmelding was vermeld dat hij was aangehouden wegens overtreding van artikel 285 Sr. De vraag is dan ook of de agenten wel in de rechtmatige uitoefening van de bediening waren. De vernieling van de zonnebril is een gevolg van de worsteling die plaatsvond, maar verdachte had iets over zijn hoofd en kon niet eens zien dat hij de zonnebril raakte, zodat het opzet op de vernieling ontbreekt.
Ten aanzien van het ten laste gelegde onder 5
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van de diefstal en heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de heling.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
4.4.1
Vrijspraak van het onder 3 en 5 primair ten laste gelegde
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde overweegt de rechtbank dat de in het dossier aanwezige processen-verbaal onvoldoende grondslag bieden om te toetsen of de verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 1] in de rechtmatige uitoefening van de bediening waren. In het proces-verbaal van aanhouding is vermeld dat verbalisant [verbalisant 2] probeerde om verdachte terzake overtreding van artikel 447e Sr aan te houden, maar daarbij is niet vermeld dat hij daarvoor daadwerkelijk is aangehouden en op welke wijze dat is geschied. Het proces-verbaal vermeldt ook niet op welke grond verbalisant [verbalisant 1] verdachte vervolgens heeft aangehouden. De rechtbank acht daarom niet bewezen hetgeen onder 3 is ten laste gelegd.
Daarnaast is de rechtbank met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat hetgeen onder 5 primair ten laste is gelegd niet wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Verdachte zal van deze feiten worden vrijgesproken.
4.4.2
Het oordeel over het onder 1 primair ten laste gelegde
De rechtbank stelt vast dat verdachte is herkend op camerabeelden aan de [straat 2], waarop volgens de verbalisant te zien is dat verdachte op 7 juli 2013 omstreeks 8:33 uur tezamen met zijn medeverdachte, die een tas onder zijn arm houdt, loopt vanuit de richting van de [straat 1] naar de [straat 2]. Volgens de aangever van de inbraak in de woning [adres 2] hebben de daders voor het laatst om 8:17 uur aangebeld bij zijn woning. Door de havenmeester is vervolgens gezien dat verdachte en medeverdachte bij een bankje aan de [straat 2] elkaar een high five gaven, een laptop omhoog hielden en spullen in het water gooiden. Op de camerabeelden is te zien dat verdachte en medeverdachte om 8:49 uur weer uit de richting van het bankje kwamen teruggelopen. Gebleken is dat de spullen die in het water en in de vuilnisbak naast het genoemde bankje zijn aangetroffen, afkomstig waren van de inbraak in de woning aan de [adres 2] en dat op een aantal van die spullen vingerafdrukken van de medeverdachte aanwezig waren. Een afdruk van de handpalm van de medeverdachte is ook op de deurbelplaat van [adres 2] aangetroffen. Gelet op het korte tijdsverloop tussen de inbraak en het tijdstip dat verdachte met de medeverdachte tezamen met een tas is komen lopen vanuit de richting waar de woninginbraak heeft plaatsgevonden en het feit dat verdachte geen enkele verklaring heeft afgelegd over zijn aanwezigheid aldaar, acht de rechtbank bewezen dat verdachte zich tezamen met medeverdachte schuldig heeft gemaakt aan diefstal in vereniging met een valse sleutel. De rechtbank verwerpt het verweer dat voor dit onderdeel van de tenlastelegging onvoldoende wettig en overtuigend bewijs beschikbaar is.
4.4.3
Het oordeel over het onder 2 ten laste gelegde
Blijkens de wetsgeschiedenis strekt artikel 245 Sr tot bescherming van de seksuele integriteit van personen die gelet op hun jeugdige leeftijd in het algemeen geacht moeten worden niet of onvoldoende in staat te zijn zelf die integriteit te bewaken en de draagwijdte van hun gedrag in dit opzicht te overzien. Artikel 245 Sr beschermt deze jeugdige personen ook tegen verleiding die mede van henzelf kan uitgaan.
Onder omstandigheden kan aan seksuele handelingen met een persoon tussen de twaalf en zestien jaren het ontuchtig karakter ontbreken. Dat kan bijvoorbeeld het geval zijn indien die handelingen vrijwillig plaatsvinden tussen personen die slechts in geringe mate in leeftijd verschillen. Een scherpe afgrenzing van dergelijke omstandigheden valt in haar algemeenheid niet te geven. Zoals uit de hiervoor weergegeven wetsgeschiedenis blijkt, heeft de wetgever bij de totstandkoming van artikel 245 Sr in dit opzicht als maatstaf voor ogen gestaan of de desbetreffende seksuele handeling algemeen als sociaal-ethisch is aanvaard. Daarbij kan blijkens de jurisprudentie ook een rol spelen of er tussen de betreffende personen al sprake was van een eerdere affectieve relatie.
Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat sprake is van een substantieel leeftijdsverschil tussen verdachte en [persoon 4] . Verdachte was ten tijde van het plegen van het delict ruim achttien en een half jaar oud terwijl het slachtoffer pas net de dertienjarige leeftijd had bereikt, hetgeen zeker in de betreffende levensfase een groot verschil in ontwikkeling betekent. De overige omstandigheden waaronder de seksuele handelingen werden verricht, duiden er naar het oordeel van de rechtbank op dat verdachte louter instrumenteel gebruik maakte van het slachtoffer. Verdachte heeft zelf verklaard dat het slachtoffer luxe goederen waren beloofd in ruil voor het verrichten van de seksuele diensten en op de vraag hoe hij wist dat ze seks wilde antwoordde hij onder meer: “Gewoon. Ze keek niet boos, ze stribbelde niet tegen.” Daarnaast ging verdachte, die het slachtoffer nooit eerder had ontmoet, direct over tot vaginale penetratie, onmiddellijk nadat zijn vriend geslachtsgemeenschap met het slachtoffer had gehad. Volgens zowel de verklaringen van het slachtoffer, als die van verdachte heeft dit seksueel contact slechts enkele minuten geduurd, waarna verdachte klaarkwam en wegging. Zowel gezien de omstandigheden waaronder het seksuele contact plaatsvond als het aanmerkelijke leeftijdsverschil tussen verdachte en het slachtoffer, deelt de rechtbank niet het standpunt van de verdediging dat het handelen van verdachte niet in strijd was met de sociaal-ethische norm. Anders dan de verdediging heeft bepleit, komt aan de omstandigheid dat het slachtoffer (stilzwijgend) toestemming heeft verleend geen doorslaggevende betekenis toe. Het ontuchtige karakter ervan ontbreekt dan ook niet. De rechtbank verwerpt het verweer.
Voor nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte] is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden. Daarom zal verdachte van dat onderdeel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
4.4.4
Het oordeel over het onder 4 ten laste gelegde
Het standpunt van de verdediging, dat het opzet van verdachte op de vernieling van de zonnebril niet kan worden bewezen, wordt weerlegd door de bewijsmiddelen. Verbalisant [verbalisant 2] heeft immers verklaard: “Ik voelde dat hij mijn zonnebril, die aan een koord om mijn nek hing, te pakken kreeg en van mijn nek rukte.” Daaruit volgt dat van een ongelukkige beweging van verdachte zonder enig (voorwaardelijk) opzet op het beschadigen van de zonnebril geen sprake kan zijn geweest. De rechtbank verwerpt het verweer.
4.4.5
Het oordeel over het onder 5 subsidiair ten laste gelegde
Van twee van de fietsen die in de laadruimte van de door verdachte bestuurde bestelbus zijn aangetroffen, is op basis van aangiftes van de benadeelden vast komen te staan dat deze waren gestolen. Deze fietsen waren beide afgesloten met kettingsloten en één van deze fietsen was daarnaast ook met een hoefijzerslot afgesloten. Verdachte en medeverdachte hebben geen enkele verklaring willen afleggen over de aanwezigheid van de fietsen in de afgesloten laadruimte van het voertuig waarmee zij in de nachtelijke uren onderweg waren. Onder deze omstandigheden kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders zijn dan dat verdachte en medeverdachte wisten dat de fietsen van diefstal afkomstig waren. Daarnaast kan het gelet op de omstandigheden waaronder de fietsen zijn aangetroffen en het ontbreken van een verklaring van verdachten over de aanwezigheid van deze fietsen in hun voertuig, naar het oordeel van de rechtbank niet anders zijn dan dat ook de overige drie fietsen van diefstal afkomstig waren. De rechtbank acht dan ook bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan medeplegen van opzetheling van vijf fietsen.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van het aan dit vonnis als bijlage gehechte en daarvan deel uitmakende overzicht met bewijsmiddelen bewezen dat
1.
hij op 7 juli 2013 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit perceel [adres 2] heeft weggenomen een Macbook en kleding (trui Fishbone) en een kassa/geldlade en bijouteriedozen en een zak, toebehorende aan [persoon 1] en/of [persoon 2] en/of [persoon 3] , waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door het middel van het gebruik van een sleutel waartoe hij en zijn mededader niet gerechtigd waren;
2.
hij op 27 januari 2014 te Amsterdam, met [persoon 4] , geboren op [geboortedatum 2] 2000, die toen de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, immers heeft verdachte zijn penis in de vagina van voornoemde [persoon 4] gebracht;
4
hij op 23 mei 2015 te Amsterdam, opzettelijk en wederrechtelijk een zonnebril (merk Swisseye), toebehorende aan [verbalisant 2] , heeft beschadigd door die zonnebril van de nek van voornoemde [verbalisant 2] te rukken;
5
hij op 26 april 2015 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander een fiets (framenummer [nummer 2] ) en een fiets (merk Popal 1976) en een fiets (framenummer gelijkend op [nummer 1] ) en een fiets (merk Van Kinsburgh) en een fiets (merk Pelikaan Classique) heeft voorhanden gehad, terwijl hij en zijn mededader ten tijde van het voorhanden krijgen wisten, dat het door diefstal verkregen goederen betrof.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

De raadsvrouw van verdachte heeft ten aanzien van ten laste gelegde onder 2 ontslag van alle rechtsvervolging bepleit, nu aan de zijde van verdachte sprake was van verontschuldigbare dwaling ten aanzien van de leeftijd van het slachtoffer. Verdachte had gezien de verklaring van het slachtoffer over haar leeftijd en gezien haar uiterlijk en gedrag, geen aanleiding om te twijfelen aan haar verklaring en heeft aan de op hem rustende onderzoeksplicht voldaan.
De rechtbank stelt voorop dat nu de leeftijd in artikel 245 Sr een geobjectiveerd bestanddeel is, een dergelijk verweer in het algemeen niet kan slagen. De bewering dat het slachtoffer zou hebben gezegd dat zij ouder was dan achttien jaren, dat zij er ouder uitzag en zich zo zou hebben gedragen is daartoe, wat daar ook van zij, volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad (arrest van 20 januari 1959, NJ 1959, 102) onvoldoende nu daarmee het doel van deze strafbepaling zou worden gemist. De rechtbank verwerpt het verweer.
Er is ook overigens geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar onder 1 primair, 2, 3, 4 en 5 primair bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 200 uren, met bevel, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 100 dagen een voorwaardelijke
gevangenisstraf van drie maanden, met een proeftijd van 2 jaren en als bijzondere voorwaarde reclasseringscontact, onder de voorwaarden zoals geformuleerd in het rapport van 2 juni 2015. Daarnaast heeft de officier van justitie toewijzing gevorderd van de vordering van de benadeelde partij [persoon 4] tot het bedrag van € 1.600, en niet-ontvankelijkverklaring van de vordering voor het overige. Ten aanzien van de goederen waarop nog beslag rust heeft de officier van justitie de teruggave aan de rechthebbenden gevorderd.
8.2.
Het standpunt/strafmaatverweer van de verdediging
De verdediging heeft verzocht de straf te beperken tot een taakstraf, gelijk aan de straf opgelegd aan de medeverdachte van het onder 2 ten laste gelegde feit. Daarnaast heeft de verdediging verzocht geen voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, dan wel deze te beperken tot twee maanden. Ten slotte heeft de verdediging verzocht geen verplicht reclasseringscontact op te leggen. Verdachte heeft op dit moment contact met Spirit en Arkin op vrijwillige basis en dat loopt goed.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een viertal misdrijven waaronder diefstal in vereniging uit een woning door middel van het gebruik van een valse sleutel, opzetheling van vijf fietsen en beschadiging van een zonnebril. Woninginbraken veroorzaken gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving en bij de benadeelden in het bijzonder. Bovendien maken dergelijke misdrijven een ernstige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers. Heling werkt het plegen van diefstal in de hand en houdt dit in stand. De verdachte heeft door zijn handelen geen respect getoond voor het eigendomsrecht van derden op de betreffende goederen. Daarnaast heeft verdachte, door een zonnebril van een politieagent te beschadigen voor deze benadeelde overlast en schade veroorzaakt.
Ten slotte heeft verdachte met een meisje dat net de dertienjarige leeftijd had bereikt ontuchtige handelingen gepleegd, die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam. Het is een feit van algemene bekendheid dat als gevolg van seksueel misbruik de geestelijke gezondheid van een jong meisje ernstig kan worden geschaad. Deze geestelijke schade kan van lange duur zijn, omdat dergelijk misbruik een normale en gezonde seksuele ontwikkeling, waar ieder kind recht op heeft, verstoort. Door zijn handelen heeft verdachte bovendien de lichamelijke integriteit van het slachtoffer geschonden en het meisje behandeld als een seksueel gebruiksvoorwerp. Verdachte wekt door zijn proceshouding niet de indruk dat hij doordrongen is van de verwerpelijkheid van zijn handelen, hetgeen de rechtbank zorgen baart.
De rechtbank heeft kennisgenomen van een Uittreksel Justitiële Documentatie
van 3 november 2015 waaruit blijkt dat verdachte eerder strafrechtelijk is veroordeeld, waaronder vermogens- en geweldsdelicten.
De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van de rapporten van reclassering Nederland van respectievelijk 31 oktober 2013, 13 januari 2015 en 2 juni 2015 die in het kader van de persoonlijke omstandigheden van verdachte zijn opgemaakt.
De rechtbank heeft in straf verlagende zin rekening gehouden met het tijdsverloop sinds de gepleegde delicten, in het bijzonder de woninginbraak, en met de toepasselijkheid van artikel 63 Sr. De proceshouding die verdachte heeft aangenomen ten aanzien van de vermogensdelicten, maar ook ten aanzien van het zedendelict geeft de rechtbank echter aanleiding om tot een hogere straftoemeting te komen dan door de officier van justitie is gevorderd.
Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de behandeling van de vordering van [persoon 4] , niet een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 2 bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze schade op een bedrag van € 2.100,69 (eenentwintighonderd euro en negenenzestig cent) bestaande uit € 1.000,00 (duizend euro) immateriële schadevergoeding en € 1.100,69 (elfhonderd euro en negenenzestig cent) aan materiële schadevergoeding bestaande uit medische kosten, reiskosten en een door de rechtbank op € 1.000,00 begroot bedrag aan rechtstreeks aan het delict te relateren kosten voor psychische hulpverlening. De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen. Verdachte zal worden veroordeeld om dit bedrag te betalen aan de benadeelde partij, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (pleegdatum) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van [persoon 4] voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opgelegd.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
Het restant van de vordering levert wel een onevenredige belasting van het strafgeding op. Daarom is de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk. De benadeelde partij kan het bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 22c, 22d, 36f, 47, 57, 63, 245, 311, 350 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

10.Beslissing

Verklaart het onder 3 en 5 primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 primair, 2, 4 en 5 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
1. primair.

diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van een valse sleutel

2.
met iemand die de leeftijd van twaalf, maar nog niet die van zestien jaar heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam
4.
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen
5 subsidiair.

medeplegen van opzetheling, meermalen gepleegd

Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte] , daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
100 (honderd) dagen.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot 80 dagen, van deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid van 240 (tweehonderdveertig) uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 120 dagen.
Gelast de teruggave aan de rechthebbende van:
1
STK Doos Kl: rood, bijouteriedoos juwelier wirin, goednummer 4562800
Gelast de teruggave aan de rechthebbende van:
1
STK Ondergoed, slip, goednummer 4732724
Wijst de vordering van [persoon 4] , wonende te Colombia, te dezen wettelijk vertegenwoordigd door [persoon 7] , toe tot € 2.100,69 (eenentwintighonderd euro en negenenzestig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [persoon 4] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering is.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [persoon 4] , wonende te Colombia, te dezen wettelijk vertegenwoordigd door [persoon 7] , € 2.100,69 (eenentwintighonderd euro en negenenzestig cent) aan de Staat te betalen te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal wordt deze betalingsverplichting vervangen door hechtenis van 31 dagen. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering is.
Heft op het - geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. P.J. van Eekeren, voorzitter,
mrs. P. van Kesteren en A.M. Kengen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.B.C. van der Veer, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 9 december 2015.