In deze strafzaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 9 december 2015 uitspraak gedaan tegen de verdachte, die werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder ontuchtige handelingen met een minderjarige. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 27 januari 2014 in Amsterdam ontuchtige handelingen heeft gepleegd met een meisje dat toen twaalf jaar oud was. Gezien het aanzienlijke leeftijdsverschil tussen de verdachte, die op dat moment ruim achttien jaar oud was, en het slachtoffer, oordeelde de rechtbank dat de handelingen niet sociaal-ethisch aanvaardbaar waren. De verdachte heeft verklaard dat het slachtoffer hem had overtuigd dat zij meerderjarig was, maar de rechtbank oordeelde dat hij niet aan zijn onderzoeksplicht had voldaan.
Daarnaast was de verdachte betrokken bij een woninginbraak op 7 juli 2013, waarbij hij samen met een medeverdachte een laptop en andere goederen heeft gestolen. De rechtbank achtte het bewijs voor deze diefstal overtuigend, onder andere door camerabeelden en vingerafdrukken van de medeverdachte. Ook was de verdachte betrokken bij geweld tegen politieagenten op 23 mei 2015, waarbij hij zich verzette tegen zijn aanhouding en een zonnebril van een agent beschadigde. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan opzetheling van gestolen fietsen en dat hij ook verantwoordelijk was voor de vernieling van de zonnebril.
De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 100 dagen, waarvan 80 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 240 uur. Daarnaast is de verdachte verplicht om een schadevergoeding van € 2.100,69 te betalen aan het slachtoffer van de ontuchtige handelingen. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak benadrukt de ernst van de gepleegde feiten en de impact daarvan op de slachtoffers.