Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.Procesgang
2.De gronden van de beslissing
3.Standpunt appellant
4.Standpunt Openbaar Ministerie
5.Oordeel van de rechtbank
6.Beslissing
ONGEGROND.
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de beschikking van de rechter-commissaris, die op 17 september 2015 heeft besloten dat de identiteit van getuige Q5 verborgen moet blijven. Appellant is betrokken bij een strafrechtelijk onderzoek genaamd Vandros, waarin hij wordt vervolgd voor meerdere levensdelicten en deelname aan een criminele organisatie. De rechter-commissaris had eerder op 18 maart 2015 de vordering van de officier van justitie om Q5 als getuige te horen toegewezen, en op 7 september 2015 is Q5 gehoord. Gezien de status van Q5 als bedreigde getuige in het onderzoek Passage, heeft de rechter-commissaris besloten dat deze status ook in de zaak Vandros van toepassing is.
Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat de rechter-commissaris niet voldoende heeft getoetst aan de criteria van artikel 226a Sv, en dat er geen actuele bedreiging voor Q5 zou zijn. De verdediging stelt dat de omstandigheden rondom de verdachten in het onderzoek Passage zijn veranderd, en dat Q5 nu niets meer te vrezen heeft. De officier van justitie heeft echter betoogd dat de verwevenheid tussen de onderzoeken Passage en Vandros betekent dat de status van bedreigde getuige voor Q5 moet blijven bestaan.
De rechtbank heeft de argumenten van beide partijen overwogen en is van oordeel dat de rechter-commissaris terecht heeft besloten dat Q5 als anonieme bedreigde getuige moet worden behandeld. De rechtbank concludeert dat er voldoende redenen zijn om aan te nemen dat Q5 zich nog steeds bedreigd kan achten, en dat de beslissing van de rechter-commissaris voldoet aan de wettelijke vereisten. Het hoger beroep van appellant wordt dan ook ongegrond verklaard.