In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 20 oktober 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, de moeder van een leerling van het Joke Smit College (ROC Amsterdam), en de Commissie van Beroep van het ROC. Eiseres had beroep ingesteld tegen een besluit van 18 november 2014, waarin werd besloten dat haar dochter niet werd toegelaten tot de toetsen van de voorexamenklas Nederlands en examenklas Maatschappijleer. Eiseres stelde dat het ROC met openbaar gezag was bekleed en dat de besluiten publiekrechtelijke rechtshandelingen betroffen. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 26 augustus 2015, waarbij eiseres in persoon verscheen, bijgestaan door haar gemachtigde, mr. D.G. Peters. Verweerder, de Commissie van Beroep, is niet verschenen.
De rechtbank overwoog dat het ROC van Amsterdam een bijzondere instelling is volgens de Wet Educatie en Beroepsonderwijs (WEB) en dat de Commissie van Beroep geen bestuursorgaan is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Hierdoor kon de rechtbank zich niet bevoegd verklaren om van het beroep kennis te nemen. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van een publiekrechtelijke rechtshandeling en dat de besluiten van het ROC niet onder de reikwijdte van de Awb vielen. Eiseres had ook verzocht om vergoeding van proceskosten en griffierecht, maar de rechtbank wees deze verzoeken af, omdat zij zich onbevoegd verklaarde. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 20 oktober 2015.