Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procedure
- het tussenvonnis van 4 maart 2015 waarbij een comparitie van partijen is gelast,
- het proces-verbaal van comparitie van 25 juni 2015.
2.De feiten
call centre.
- een kredietlimiet van in beginsel € 80.000,00;
- totale debetrente van 8,45% per jaar;
- verlaging van de kredietlimiet met € 1.350,00 per maand vanaf 1 januari 2012, tot nihil;
- reeds bestaande zekerheden in de vorm van verschillende hypotheekrechten blijven gehandhaafd;
- vestiging van een een nieuw zekerheidsrecht in de vorm van een pandrecht op de aandelen Ditel.
- Hoofdelijke mede-aansprakelijkheid van [naam 1] .
- Combipandakte: verpanding vorderingen.
- Ditel wordt mede-kredietnemer en hoofdelijk aansprakelijk, net als Vincewoud en [naam 1] ;
- de kredietlimiet wordt weer gesteld op: in beginsel € 80.000,00;
- totale debetrente van 8,45% per jaar;
- verlaging van de kredietlimiet met € 500,00 per maand vanaf 1 april 2012, en vervolgens vanaf 1 juli 2012 verdere verlaging met € 1.350,00 per maand, tot nihil;
- een pandrecht op de handelsvorderingen van Vincewoud en Ditel;
- betalingsverkeer van ook Ditel moet via ABN AMRO lopen;
- om de openstaande kredietruimte op enig moment te bepalen compenseert ABN AMRO de op dat moment geldende kredietlimiet met de gezamenlijke saldi van de door Ditel en Vincewoud bij ABN AMRO aangehouden rekeningen.
3.Het geschil
4.De beoordeling
- dat Vincewoud en [naam 1] in financieel zwaar weer verkeerden;
- dat [naam 1] via Vincewoud vanaf juni 2011 een nieuwe onderneming startte middels Ditel;
- dat het de bedoeling was dat het krediet door de inkomsten uit de onderneming van Ditel geleidelijk aan zou worden afgelost (€ 1.350,00 per maand; zie ook r.o 2.4, de brief van 14 september 2011 waaruit blijkt dat de activiteiten van Ditel in het inkomen van Vincewoud en [naam 1] moeten gaan voorzien);
- dat dit scenario toen niet irreëel was, ondanks het feit dat Ditel een startende onderneming was (zie r.o. 2.6 en 2.10 over het eigen vermogen van Ditel einde 2011 en de winstprognose voor Ditel voor 2012);
- dat evenwel in mei 2013 bleek dat de onderneming van Ditel te klein was om winstgevend te kunnen worden terwijl doorgroeien geen reële mogelijkheid was (zie r.o. 2.11);
- dat de blokkering van de bankrekening van Ditel aanleiding voor de faillissementsaanvraag is geweest.
kans op benadelingbestond. Maar dit is onvoldoende voor een geslaagd beroep op artikel 42 Fw (vgl. Hoge Raad 17 november 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA8357, gepubliceerd op rechtspraak.nl). Vereist is immers dat ten tijde van het sluiten van de kredietovereenkomst van 11 april 2012 het faillissement en een tekort daarin met een redelijke mate van waarschijnlijkheid waren te voorzien.