In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 30 januari 2015 uitspraak gedaan in een rekestprocedure met betrekking tot een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Regional Court in Elbląg, Polen. De opgeëiste persoon, die in Nederland gedetineerd was, werd beschuldigd van negen strafbare feiten volgens het Poolse recht, waaronder illegale handel in verdovende middelen. De raadsman van de opgeëiste persoon verzocht de rechtbank om de behandeling aan te houden en om informatie van de uitvaardigende justitiële autoriteit over de exacte data van de verweten handelingen, zodat de opgeëiste persoon zijn onschuldverweer kon onderbouwen. De rechtbank oordeelde echter dat er geen aanleiding was om het verzoek om aanhouding te honoreren. De opgeëiste persoon diende zijn onschuld tijdens het verhoor aan te tonen, wat hij niet had gedaan. De rechtbank concludeerde dat het EAB voldeed aan de wettelijke eisen en dat er geen weigeringsgronden waren voor de overlevering. De rechtbank besloot dan ook om de overlevering toe te staan.