ECLI:NL:RBAMS:2015:593

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
30 januari 2015
Publicatiedatum
6 februari 2015
Zaaknummer
13-752016-14
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Internationaal publiekrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot onschuldverweer

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 30 januari 2015 uitspraak gedaan in een rekestprocedure met betrekking tot een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Regional Court in Elbląg, Polen. De opgeëiste persoon, die in Nederland gedetineerd was, werd beschuldigd van negen strafbare feiten volgens het Poolse recht, waaronder illegale handel in verdovende middelen. De raadsman van de opgeëiste persoon verzocht de rechtbank om de behandeling aan te houden en om informatie van de uitvaardigende justitiële autoriteit over de exacte data van de verweten handelingen, zodat de opgeëiste persoon zijn onschuldverweer kon onderbouwen. De rechtbank oordeelde echter dat er geen aanleiding was om het verzoek om aanhouding te honoreren. De opgeëiste persoon diende zijn onschuld tijdens het verhoor aan te tonen, wat hij niet had gedaan. De rechtbank concludeerde dat het EAB voldeed aan de wettelijke eisen en dat er geen weigeringsgronden waren voor de overlevering. De rechtbank besloot dan ook om de overlevering toe te staan.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/752016-14
RK nummer: 14/7597
Datum uitspraak: 30 januari 2015
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 20 november 2014 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 27 september 2011 door the Regional Court in Elbląg, II Criminal Department, Polen, en het strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren te [geboorteplaats], Polen, op [geboortedatum],
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [detentie adres],
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 16 januari 2015. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. K. van der Schaft.
De opgeëiste persoon heeft zich doen bijstaan door zijn raadsman, mr. C.J.B. Rijser, advocaat te Amsterdam en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak zou moeten doen met dertig dagen verlengd. De reden hiervan is gelegen in het feit dat de rechtbank er niet in slaagt binnen de in de wet bepaalde termijn uitspraak te doen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een arrestatiebevel van 14 september 2010, uitgevaardigd door the Elbląg District Court, zaaknummer II Kp 470/10 (1 Ds 556/10)
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan negen naar het recht van Polen strafbare feiten.
Deze feiten zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.

4.Strafbaarheid

Feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW
Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit de strafbare feiten heeft aangeduid als een feit vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. De feiten vallen valt op deze lijst onder nummer 5, te weten:
illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen.
Volgens de in rubriek c) van het EAB vermelde gegevens is op deze feiten naar het recht van Polen een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren gesteld.

5.Onschuldverweer

De opgeëiste persoon heeft verklaard niet schuldig te zijn aan de feiten.
De raadsman heeft stukken aan de rechtbank overgelegd waaruit moet blijken dat de opgeëiste persoon vrijwel de gehele periode waarin de feiten zouden hebben plaatsgevonden, in Nederland aan het werk is geweest. Dat de opgeëiste persoon, terwijl hij in Nederland werkzaamheden verricht, op en neer naar Polen rijdt om een kleine hoeveelheid soft drugs aan een ander te verstrekken, is een bizarre veronderstelling, aldus de raadsman.
Primair heeft de raadsman verzocht om de overlevering te weigeren, subsidiair om de behandeling aan te houden en aan de uitvaardigende justitiële autoriteit te vragen welke precieze data de opgeëiste persoon de verweten handelingen zou hebben verricht, zodat de opgeëiste persoon zijn onschuldverweer nader op die data kan toespitsen.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat het verweer niet kan slagen. Ook indien de opgeëiste persoon in de desbetreffende periode continu werk heeft gehad – hetgeen niet uit de overgelegde informatie is af te leiden – dan nog is daarmee de onschuld niet onomstotelijk aangetoond.
Oordeel rechtbank
De rechtbank volgt de officier van justitie in zijn redenering en stelt vast dat de opgeëiste persoon er niet in is geslaagd zijn onschuld tijdens het verhoor ter zitting aan te tonen. De onschuldbewering kan dan ook niet leiden tot weigering van de overlevering.
De rechtbank ziet geen aanleiding om het verzoek om aanhouding van de raadsman te honoreren. Indien een bewering wordt gedaan als bedoeld in artikel 26, vierde lid OLW, dan dient de opgeëiste persoon de gestelde onschuld tijdens het verhoor aan te tonen en dan zal de rechtbank die bewering onderzoeken. Voor een aanhouding voor een onderzoek ter onderbouwing van een onschuldverweer biedt de overleveringsprocedure geen ruimte.

6.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 2, 5 en 7 Overleveringswet.

8.8. Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan the Regional Court in Elbląg, II Criminal Department, Polen, ten behoeve van het in Polen tegen hem gerichte strafrechtelijk onderzoek naar de feiten waarvoor zijn overlevering wordt verzocht.
Aldus gedaan door
mr. A.C. Enkelaar, voorzitter,
mrs. S.J. Riem en H.G. van der Wilt, rechters,
in tegenwoordigheid van L.C. Werkman, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 30 januari 2015.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.