In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 15 juli 2015 geoordeeld over de aansprakelijkheid van ABN AMRO Bank N.V. jegens een belegger, hierna aangeduid als [eiseres]. De rechtbank heeft vastgesteld dat de bank haar zorgplicht heeft geschonden door een te risicovol beleggingsbeleid te adviseren. De eiseres had in 1998 een beleggingsadviesrelatie met ABN AMRO, waarbij zij een aanzienlijk bedrag had belegd. De rechtbank oordeelde dat de bank onvoldoende informatie had ingewonnen over de beleggingsdoelstellingen, financiële positie, ervaring en risicobereidheid van de eiseres. Dit leidde tot een offensief beleggingsprofiel dat niet aansloot bij de persoonlijke omstandigheden van de eiseres, die een defensief beleid had moeten volgen.
De rechtbank heeft verder overwogen dat de eiseres pas in 2002 op de hoogte raakte van de zorgplicht van de bank, nadat zij door een vriend was geïnformeerd. De rechtbank verwierp het verweer van ABN AMRO dat de eiseres haar recht tot klagen had verwerkt, omdat zij niet binnen een jaar na bekendheid met het gebrek had geklaagd. De rechtbank oordeelde dat de eiseres binnen bekwame tijd had geprotesteerd en dat de bank niet had voldaan aan haar zorgplicht.
Als gevolg van deze schending heeft de rechtbank ABN AMRO aansprakelijk gesteld voor de schade die de eiseres heeft geleden, vastgesteld op € 547.578,-, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 1 november 2002. De proceskosten zijn eveneens voor rekening van ABN AMRO gesteld. De rechtbank heeft de vordering van de eiseres tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten afgewezen, omdat deze niet voldoende onderbouwd was. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.