4.3.2Bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
1.
in de periode van 1 mei 2009 tot en met 25 augustus 2009
tezamen en in vereniging met een ander, in elk geval alleen,
anderen te weten [persoon 1] (" [persoon 1] ") en [persoon 2] (" [persoon 2] ") en [persoon 3]
door dwang en/of één of meer andere feitelijkheden en/of door dreiging met geweld en/of dreiging met één of meer andere feitelijkheden en/of door misleiding en/of door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie
heeft geworven, vervoerd, overgebracht en gehuisvest,
met het oogmerk van uitbuiting van die [persoon 1] en [persoon 2] en [persoon 3] ,
voornoemde [persoon 3] heeft aangeworven en medegenomen met het oogmerk die [persoon 3] in een ander land ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling,
die [persoon 1] en [persoon 2] en [persoon 3] met voornoemde middelen heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (te weten: prostitutiewerkzaamheden)
opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [persoon 1] en [persoon 2] en [persoon 3] ,
bestaande die dwang en één of meer andere feitelijkheden en die dreiging met geweld en die misleiding en dat misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en dat misbruik van een kwetsbare positie en dat voordeel trekken hierin dat zij verdachte en/of haar mededader
ten aanzien van die [persoon 1]
- die [persoon 1] hebben gehuisvest en
-die [persoon 1] hebben geholpen bij het zich inschrijven als prostituee bij de Kamer van Koophandel waarbij die [persoon 1] als bedrijfstelefoonnummer het nummer van verdachtes mededader op heeft gegeven en
- die [persoon 1] hebben geholpen bij het regelen van een prostitutiekamer en
- die [persoon 1] onder druk hebben gezet en er (zodoende) toe hebben aangezet om in de prostitutie te blijven werken, door haar in een afhankelijkheidspositie van haar, verdachte en haar mededader te brengen door haar een schuld bij haar, verdachte en/of haar mededader te laten opbouwen en door tegen die [persoon 1] te zeggen dat zij uit huis gezet zou worden indien zij niet genoeg geld had verdiend met prostitutiewerkzaamheden en
- die [persoon 1] hebben beperkt in haar bewegingsvrijheid door te zorgen voor vervoer van en naar haar werkkamer en/of haar te begeleiden van en/of naar haar werkkamer en
- die [persoon 1] hebben geïnstrueerd met wie zij wel en met wie zij niet mocht praten en
- die [persoon 1] hebben geïnstrueerd wat zij tegen de politie moest zeggen (tijdens een controle) endie [persoon 1] hebben begeleid bij het doen van aangifte van diefstal bij de politie en
- die [persoon 1] , terwijl die [persoon 1] prostitutiewerkzaamheden verrichtte, telefonisch en/of in persoon hebben gecontroleerd en/of laten controleren op haar werktijden en/of of zij pauzes nam en
- die [persoon 1] dubbele diensten hebben laten werken en
- die [persoon 1] prostitutiewerkzaamheden hebben laten verrichtten terwijl die [persoon 1] zich ziek voelde en
- terwijl die [persoon 1] in Hongarije verbleef hebben geregeld dat die [persoon 1] haar paspoort kon ophalen (in Hongarije) zodat ze weer terug naar Nederland kan komen om te werken en
- die [persoon 1] verantwoording af hebben laten leggen over hoeveel zij per dag had verdiend en
- er voor zorg hebben gedragen dat die [persoon 1] niet vrijelijk kon beschikken over de eigen verdiensten en
- een groot deel van de verdiensten uit de verrichtte prostitutiewerkzaamheden van die [persoon 1] hebben afgepakt en/of afgenomen en/of door die [persoon 1] hebben laten afstaan en/of die [persoon 1] weinig van haar verdiensten hebben laten houden
ten aanzien van die [persoon 2]
- die [persoon 2] hebben gehuisvest en
-die [persoon 2] hebben geholpen bij het zich inschrijven als prostituee bij de Kamer van Koophandel waarbij die [persoon 2] als bedrijfstelefoonnummer het nummer van verdachtes mededader op heeft gegeven en
- die [persoon 2] hebben beperkt in haar bewegingsvrijheid door te zorgen voor vervoer van en naar haar werkkamer en/of haar te begeleiden van en/of naar haar werkkamer en
- die [persoon 2] , terwijl die [persoon 2] prostitutiewerkzaamheden verrichtte, telefonisch en/of in persoon hebben gecontroleerd en/of laten controleren op haar werktijden en/of of zij pauzes nam en
- terwijl die [persoon 2] prostitutiewerkzaamheden verrichtte, telefonisch en/of in persoon hebben gecontroleerd en/of laten controleren hoeveel klanten die [persoon 2] heeft gehad en
- die [persoon 2] dubbele diensten hebben laten werken en
- die [persoon 2] prostitutiewerkzaamheden hebben laten verrichtten terwijl die [persoon 2] zich ziek voelde en
- die [persoon 2] verantwoording af hebben laten leggen over hoeveel zij per dag had verdiend en
- er voor zorg hebben gedragen dat die [persoon 2] niet vrijelijk kon beschikken over de eigen verdiensten en
- een deel van de verdiensten uit de verrichtte prostitutiewerkzaamheden van die [persoon 2] hebben afgepakt en/of afgenomen en/of door die [persoon 2] hebben laten afstaan en/of die [persoon 2] weinig van haar verdiensten hebben laten houden
ten aanzien van die [persoon 3]
- die [persoon 3] in Hongarije heeft benaderd om in Nederland prostitutiewerkzaamheden te gaan verrichten en
- het vervoer van Hongarije naar Nederland voor die [persoon 3] heeft geregeld en
- die [persoon 3] hebben gehuisvest en
- die [persoon 3] hebben geholpen bij het regelen van een prostitutiekamer en
- die [persoon 3] onder druk hebben gezet en/of er (zodoende) toe hebben aangezet en/of hebben gebracht om in de prostitutie te blijven werken, door haar in een afhankelijkheidspositie van haar, verdachte en haar mededader te brengen door haar een schuld bij haar, verdachte en/of haar mededader te laten opbouwen en/of door tegen die [persoon 3] te zeggen dat zij uit huis gezet zou worden en/of geen werkkamer meer zou mogen huren indien zij geen prostitutiewerkzaamheden (meer) voor verdachte en/of haar mededader wilde verrichten en
- die [persoon 3] onder druk hebben gezet en/of er (zodoende) toe hebben aangezet en/of hebben gebracht om in de prostitutie te blijven werken doordat zij, verdachte en/of haar mededader heeft/hebben gedreigd met geweld en/of zich (verbaal) agressief tegen die [persoon 3] heeft/hebben gedragen indien zij geen prostitutiewerkzaamheden (meer) wilde verrichten voor verdachte en/of haar mededader en
- die [persoon 3] hebben beperkt in haar bewegingsvrijheid door te zorgen voor vervoer van en naar haar werkkamer en/of haar te begeleiden van en/of naar haar werkkamer en
- die [persoon 3] , terwijl die [persoon 3] prostitutiewerkzaamheden verrichte, telefonisch en/of in persoon hebben gecontroleerd en/of laten controleren op haar werktijden en/of of zij pauzes nam en
- terwijl die [persoon 3] prostitutiewerkzaamheden verrichtte,telefonisch en/of in persoon hebben gecontroleerd en/of laten controleren hoeveel klanten die [persoon 3] heeft gehad en
- die [persoon 3] werkinstructies hebben gegeven met betrekking tot haar werkzaamheden en die [persoon 3] hebben aangespoord indien de verdiensten niet voldoende waren en
- die [persoon 3] lange werkdagen hebben laten maken en/of dubbele diensten hebben laten werken en
- die [persoon 3] voorzien hebben van condooms en
- er voor zorg hebben gedragen dat die [persoon 3] niet vrijelijk kon beschikken over de eigen verdiensten en
- die [persoon 3] verantwoording af hebben laten leggen over hoeveel zij per dag had verdiend en/of die [persoon 3] hebben gecontroleerd door die [persoon 3] het door haar verdiende geld te laten tonen en/of het door haar verdiende geld hebben geteld en/of die [persoon 3] hebben gefouilleerd en
- een groot deel van de verdiensten uit de verrichtte prostitutiewerkzaamheden van die [persoon 3] hebben afgepakt en/of afgenomen en/of door die [persoon 3] hebben laten afstaan en/of [persoon 3] weinig van haar verdiensten hebben laten houden en
- die [persoon 3] hebben verboden in Amsterdam en/of in Nederland als prostituee te werken indien zij niet voor verdachte en/of haar mededader werkt
2.
in de periode van 1 mei 2009 tot en met 25 augustus 2009 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt immers heeft zij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander in genoemde periode bij wijze van gewoonte (contante) geldbedragen afkomstig uit prostitutiewerkzaamheden van [persoon 1] en [persoon 2] en [persoon 3] verworven, voorhanden gehad en omgezet terwijl zij wist dat die geldbedragen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
4.3.3Bewijsoverwegingen
4.3.3.1 Bewijswaardering
Bewijsminimum (ten aanzien van de ten laste gelegde feitelijke gedragingen)
Ten aanzien van het bewijzen van de feitelijke gedragingen is van belang dat het bewijsminimum zoals neergelegd in artikel 342, tweede lid, van Sv voor de gehele tenlastelegging geldt, niet voor elk onderdeel ervan. Verder laat de vraag of aan het bewijsminimum van artikel 342, tweede lid, Sv is voldaan, zich niet in algemene zin beantwoorden; dit vergt een beoordeling van het concrete geval (zie onder meer: ECLI:NL:HR:2012:BQ6144). De rechtbank zal bij de toepassing van voormeld criterium in deze zaak als ondergrens hanteren dat een feitelijke gedraging slechts op grond van de verklaring van één getuige of één getapt telefoongesprek kan worden bewezen, indien die verklaring of dat getapte telefoongesprek niet op zichzelf staat. In dat verband zal de rechtbank onder meer de bewezen verklaarde feitelijke gedragingen in onderlinge samenhang beoordelen, bezien in het licht van de dwangmiddelen als bedoeld in artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht (Sr), waarvan die feitelijke gedragingen (veelal) de concretisering vormen. Of al dan niet sprake is van een bepaald dwangmiddel leidt de rechtbank in dat geval dus niet uitsluitend rechtstreeks af uit individuele in de tenlastelegging vermelde feitelijke gedragingen.
Ten aanzien van de getuigenverklaringen
Met verklaringen van getuigen in strafzaken dient in zijn algemeenheid zorgvuldig te worden omgegaan. In mensenhandel zaken is, misschien nog wel meer dan in andere zaken, behoedzaamheid geboden. De betrouwbaarheid van belastende verklaringen van vermeende slachtoffers in dergelijke zaken kan onder druk staan vanwege het belang dat het slachtoffer heeft bij het verkrijgen van een vergunning in het kader van de verblijfsregeling Mensenhandel (hoofdstuk B8, paragraaf 3 van de Vreemdelingencirculaire (de in de vreemdelingencirculaire beschreven procedure die is bedoeld voor slachtoffers en getuigen/aangevers van mensenhandel) of het vooruitzicht op andere voorzieningen als onderdak en hulp bij de opvang van eventuele kinderen. Ook kan de betrouwbaarheid van ontlastende verklaringen van vermeende slachtoffers negatief beïnvloed worden door angst, gevoelens van loyaliteit of vanwege het hanteren van andere normen en waarden dan die welke ten grondslag liggen aan de strafwetgeving over mensenhandel.
De rechtbank stelt vast dat van de vermeende slachtoffers slechts [persoon 1] en [persoon 3] verklaringen hebben afgelegd. Het vermeende slachtoffer [persoon 2] heeft namelijk geen aangifte gedaan en pogingen tot het alsnog horen van haar (in Hongarije) zijn zonder resultaat gebleven. Ten aanzien van [persoon 1] geldt dat zij op 11 november 2009 twee verklaringen heeft afgelegd als getuige. Hoewel zij geen aangifte heeft gedaan tegen [verdachte] en [medeverdachte] , zijn haar verklaringen op onderdelen wel belastend voor hen en zullen die onderdelen voor het bewijs worden gebruikt. Zo volgt uit haar verklaringen onder meer dat sprake was van controle/dwang door [verdachte] en [medeverdachte] . De rechtbank gaat er overigens van uit dat [persoon 1] deels niet naar waarheid heeft verklaard over de betrokkenheid van [verdachte] en [medeverdachte] bij haar prostitutiewerkzaamheden, aangezien onderdelen van haar verklaringen in strijd zijn met feitelijkheden zoals die blijken uit de afgeluisterde telefoongesprekken. Dit maakt evenwel haar verklaring niet in zijn geheel onbetrouwbaar.
[persoon 3] heeft aangifte gedaan op 25 augustus 2009 en is vervolgens op 28 mei 2014 door de rechter-commissaris (in Hongarije) gehoord. De rechtbank stelt, met de raadsman, vast dat zij op enkele onderdelen bij de rechter-commissaris anders heeft verklaard dan bij de politie. Anders dan de raadsman, is de rechtbank echter van oordeel dat voorgaande vaststelling niet maakt dat de door haar afgelegde verklaringen in zijn geheel onbetrouwbaar zijn. Allereerst is van belang dat tussen het afleggen van beide verklaringen bijna vijf jaren zijn verstreken. Het is dan ook niet opmerkelijk dat [persoon 3] ten aanzien van de reis van Hongarije naar Nederland, de verblijfplaatsen in Nederland en de hoogte van de afgedragen bedragen niet precies hetzelfde heeft verklaard. Verder heeft [persoon 3] voor de omstandigheid dat zij bij de politie niet heeft verklaard over de rol van [medeverdachte] , terwijl zij dat bij de rechter-commissaris wel (in belastende zin) heeft gedaan, een plausibele verklaring gegeven. Zij heeft namelijk verklaard dat zij de rol van [medeverdachte] in de loop van de tijd anders is gaan waarderen. Tot slot is van belang dat de verklaring van [persoon 3] op belangrijke onderdelen ondersteuning vindt in ander bewijsmateriaal, zoals de verklaring van getuige [getuige] en afgeluisterde telefoongesprekken.
4.3.3.2 Overige bewijsoverwegingen
Ten aanzien van medeplegen
Uit de in het bewijsmiddelenoverzicht vermelde telefoongesprekken en verklaring van [persoon 3] bij de rechter-commissaris leidt de rechtbank af dat [verdachte] en [medeverdachte] overleg hebben gehad over de prostitutiewerkzaamheden van [persoon 1] , [persoon 2] en [persoon 3] . Zij hebben onder meer gesproken over het controleren van voornoemde drie vrouwen tijdens hun werkzaamheden en het afnemen van het door hen verdiende geld. Uit het dossier komt overwegend het beeld naar voren dat [verdachte] degene is die [medeverdachte] hierbij aanstuurt, maar ook [medeverdachte] neemt in dit kader initiatieven. Al met al blijkt uit de bewijsmiddelen dat tussen [verdachte] en [medeverdachte] sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking bij de bewezen verklaarde mensenhandel, met uitzondering van het aanwerven en medenemen van [persoon 3] met het oogmerk haar in Nederland ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van prostitutiewerkzaamheden, zoals de rechtbank hiervoor al heeft overwogen. Gelet hierop kan, met voormelde uitzondering, worden bewezen dat zij de bewezenverklaarde mensenhandel tezamen en in vereniging hebben gepleegd.
Oogmerk als bedoeld in artikel 273f, eerste lid, onder 1, Sr.
In relatie tot de seksindustrie spreken de wetgever en de Hoge Raad van een uitbuitingssituatie indien de betrokkene in een situatie verkeert die niet gelijk is aan de omstandigheden waarin een mondige prostituee in Nederland pleegt te verkeren (zie HR 5 februari 2002, LJN: AD5235, waarin wordt verwezen naar de memorie van antwoord bij het wetsvoorstel waarmee art. 250ter (oud) Sr. werd geïntroduceerd. Art. 250ter (oud) en art. 250a (oud) Sr. zijn voorlopers van het huidige art. 273f Sr.) De aard van het te verrichten werk is in deze uitleg van groot gewicht. Bij gedwongen tewerkstelling in de seksindustrie is per definitie sprake van uitbuiting, de lichamelijke integriteit is dan altijd in het geding.
Uit de bewijsmiddelen komt naar voren dat [verdachte] en [medeverdachte] tezamen en in vereniging [persoon 1] , [persoon 2] en [persoon 3] hebben gedwongen en bewogen (met toepassing van verschillende in artikel 273f Sr vermelde dwangmiddelen) prostitutiewerkzaamheden te verrichten. Reeds hierom kan uitbuiting van voormelde drie vrouwen door [verdachte] en [medeverdachte] worden bewezen. Dat zij het oogmerk op uitbuiting hadden bij het werven, vervoeren, overbrengen en huisvesten van de drie vrouwen volgt uit de omstandigheid dat [verdachte] en [medeverdachte] zelf degenen waren die vervolgens de drie vrouwen onder hun dwang de prostitutiewerkzaamheden lieten verrichten. Uit in de bewijsmiddelen opgenomen telefoongesprekken blijkt verder dat zij doelbewust hebben gehandeld, en het oog hebben gehad op verbetering van hun financiële positie. [medeverdachte] en [verdachte] hebben daarnaast ook daadwerkelijk geld ontvangen afkomstig van of in verband met de door [persoon 1] , [persoon 2] en [persoon 3] uitgevoerde prostitutiewerkzaamheden. Of de drie vrouwen al dan niet vrijwillig voor de prostitutie hadden gekozen en/of daarin al eerder werkzaam waren geweest, doet volgens vaste jurisprudentie aan de strafbaarheid van een en ander niet af.
Oogmerk als bedoeld in artikel 273f, eerste lid, onder 3, Sr
De rechtbank acht eveneens bewezen dat verdachte [persoon 3] in Hongarije heeft aangeworven en vanuit Hongarije mee naar Nederland heeft genomen met het oogmerk haar ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling.
Uit de verklaring van [persoon 3] leidt de rechtbank af dat zij met verdachte in Hongarije al had besproken naar Nederland te gaan om in de prostitutie te gaan werken. Gelet hierop en nu de rechtbank ook bewezen acht dat verdachte na aankomst in Nederland [persoon 3] die prostitutiewerkzaamheden onder haar dwang liet uitvoeren, kan worden bewezen dat verdachte bij het aanwerven van [persoon 3] en het meenemen van haar naar Nederland vorenbedoeld oogmerk had.
Ten aanzien van het bewezen verklaarde gewoontewitwassen
Anders dan de raadsman en met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat gewoontewitwassen kan worden bewezen. [verdachte] heeft immers meer dan eens van [persoon 3] en ook van [persoon 1] en [persoon 2] geld ontvangen afkomstig van de door hen uitgevoerde prostitutiewerkzaamheden. [persoon 3] heeft verklaard dat zij [verdachte] meermalen geld heeft gegeven zodat zij de woning kon betalen en een raam kon huren. Ook [persoon 1] heeft verklaard dat zij [verdachte] geld heeft gegeven zodat zij een raam kon huren. [verdachte] heeft daarmee, tezamen en in vereniging met [medeverdachte] geld afkomstig uit haar eigen misdrijf omgezet. Ook hebben [verdachte] en [medeverdachte] geld overgemaakt aan anderen in het buitenland en zodoende geld afkomstig uit eigen misdrijf omgezet. Door het geld, dat zij eerst hadden verworven en voorhanden gehad vervolgens op voormelde wijzen om te zetten hebben [verdachte] en [medeverdachte] de criminele herkomst ervan verhuld.
Voor zover sprake is van vermenging van legaal (door [verdachte] en [medeverdachte] zelf in de prostitutie verdiend) en illegaal (door [verdachte] en [medeverdachte] vanuit de prostitutiewerkzaamheden van [persoon 3] , [persoon 1] en [persoon 2] verkregen) geld bij voornoemde witwashandelingen hoeft dat niet aan bewezenverklaring van witwassen in de weg te staan (zie: HR 23 november 2010, ECLI:NL:HR:2010:BN0578).