ECLI:NL:RBAMS:2015:4009

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
24 juni 2015
Publicatiedatum
25 juni 2015
Zaaknummer
C-13-578824 - HA ZA 14-1233
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot verbeurdverklaring van dwangsommen in verband met de nakoming van een levensverzekeringsovereenkomst

In deze zaak vorderen eisers, [eiser sub 1] en [eiser sub 2], bij vonnis een verklaring voor recht dat Delta Lloyd gedurende een periode van 100 dagen na 6 februari 2014 dwangsommen heeft verbeurd, omdat zij niet heeft voldaan aan de veroordeling in een eerder arrest tot onverkorte nakoming van de polissen. De rechtbank Amsterdam behandelt de zaak, waarbij de procedure is gestart met een dagvaarding op 23 december 2014. De eisers hebben in 1993 een Teakwood Rendementspolis afgesloten bij Ohra, de rechtsvoorgangster van Delta Lloyd. In 2001 heeft Ohra hen geïnformeerd dat de belegging in het teakwoodproject zou worden beëindigd, wat leidde tot een juridische procedure. Het gerechtshof Arnhem heeft in 2005 geoordeeld dat Ohra de polissen onverkort moest nakomen. De rechtbank oordeelt dat Delta Lloyd aan de veroordeling tot continuatie van de polis heeft voldaan, maar dat de verplichtingen verder reikten dan enkel het voortzetten van de polissen. De rechtbank concludeert dat Delta Lloyd geen dwangsommen heeft verbeurd, omdat de vordering van eisers niet kan worden onderbouwd met de eerdere veroordeling. De rechtbank wijst de vorderingen van eisers af en veroordeelt hen in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/578824 / HA ZA 14-1233
Vonnis van 24 juni 2015
in de zaak van

1.[eiser sub 1],

wonende te [woonplaats],
2.
[eiser sub 2],
wonende te [woonplaats],
eisers,
advocaat mr. A. van Hees te Amsterdam,
tegen
de naamloze vennootschap
DELTA LLOYD LEVENSVERZEKERING N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
advocaat mr. B.W.G. van der Velden te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eiser sub 1] en [eiser sub 2] (tezamen: [eisers gezamenlijk]) en Delta Lloyd worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 23 december 2014, met producties,
  • de conclusie van antwoord, met producties,
  • het tussenvonnis van 25 februari 2015 en
  • het proces-verbaal van comparitie van 12 mei 2015.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Ohra is de rechtsvoorgangster van Delta Lloyd.
2.2.
[eiser sub 1] en [eiser sub 2] hebben ieder in 1993 een zogeheten Teakwood Rendementspolis afgesloten bij Ohra. [eiser sub 1] heeft in 1996 een tweede Teakwood Rendementspolis (hierna: de polis of de polissen) afgesloten. De polis is een combinatie van een levensverzekering en een beleggingsdeel waarbij wordt belegd in tropisch hardhout (het Teakwoodproject VI in Costa Rica, hierna: het teakwoodproject).
2.3.
Het teakwoodproject is een samenwerking tussen Ohra, Flor y Fauna en het Wereld Natuur Fonds waarbij kan worden belegd in teakbomen op plantages in Costa Rica. Flor y Fauna is de beheerder van de plantages.
2.4.
In december 2001 heeft Ohra de polishouders, en ook [eisers gezamenlijk], bericht dat de belegging in het project zou worden beëindigd, waarbij de nog lopende polissen per 1 februari 2002 zouden worden omgezet in een andere polis/een ander beleggingsfonds bij Ohra of Delta Lloyd. Ook konden polishouders kiezen voor beëindiging van de polis middels afkoop.
2.5.
In een tegen Ohra geëntameerde procedure hebben [eisers gezamenlijk] gevorderd dat Ohra zal worden bevolen de polissen, zoals die zijn afgesloten tussen [eiser sub 1] en [eiser sub 2] enerzijds en Ohra anderzijds, onverkort na te komen op straffe van een dwangsom.
2.6.
De rechtbank Arnhem heeft de vordering van [eisers gezamenlijk] afgewezen bij vonnis van 9 juni 2004.
2.7.
Het gerechtshof Arnhem (hierna: het hof) heeft dit vonnis vernietigd. In het vonnis van het hof van 8 november 2005 (hierna: het arrest) staat, voor zover van belang:
“(…)
3 De verdere beoordeling van het geding in hoger beroep
3.1
De kern van het geschil vormt de vraag of Ohra gerechtigd was de door [eiser sub 1] en [eiser sub 2] bij Ohra afgesloten Teakwood Rendementspolis (hierna: de overeenkomst) aldus te wijzigen dat de belegging in tropisch hardhout werd omgezet in een belegging in het Ohra Totaal Fonds (of een van de andere fondsen van Ohra). De rechtbank heeft die vraag bevestigend beantwoord. Tegen dat oordeel richten zich de grieven. De vorderingen van [eiser sub 1] en [eiser sub 2] strekken ertoe dat Ohra wordt veroordeeld om de overeenkomst, en meer in het bijzonder de belegging in tropisch hardhout, onverkort na te komen.
3.2
Ohra beroept zich wat betreft haar bevoegdheid de overeenkomst op voornoemde wijze te wijzigen op de in artikel 20 lid 3 van de polisvoorwaarden neergelegde “en bloc-bepaling” (hierna: de herzieningsclausule), die luidt: “
Ohra Leven is bevoegd deze voorwaarden aan te passen indien dit op grond van gewijzigde inzichten en omstandigheden noodzakelijk wordt geacht.“(…)
3.5
Voor de vraag of het onderwerp van de belegging - hier: tropisch hardhout - eveneens kan worden beschouwd als een onderdeel van de door Ohra toegezegde prestatie, overweegt het hof dat Ohra zelf - zo blijkt uit haar advertenties en door haar in dit kader aan potentiële beleggers verstrekte informatie (…) -, de nadruk heeft gelegd op het unieke en tweeledige karakter van de belegging in tropisch hardhout (…) Met de wijziging van het onderwerp van de belegging wordt de overeenkomst echter ontdaan van haar (…) bijzondere en door Ohra zo benadrukte unieke en (deels) idealistische karakter. Het hof oordeelt dat het onderwerp van de belegging, op grond van het hiervoor overwogene, zodanig essentieel is dat dit een onderdeel vormt van de door Ohra toegezegde prestatie. (…)
3.12
Het voorgaande leidt ertoe dat de herzieningsclausule onredelijk bezwarend is en in rechte geen stand houdt. Ohra kon aan de clausule dan ook niet de bevoegdheid ontlenen de overeenkomst op de onderhavige wijze te wijzigen zodat zij, overeenkomstig de vordering van [eiser sub 1] en [eiser sub 2], in beginsel gehouden is de overeenkomsten na te komen. (…)
3.15
In het bijzonder gelet op de hiervoor weergegeven beschermingsgedachte die ten grondslag ligt aan de in afdeling 6.5.3 opgenomen bepalingen, oordeelt het hof de omstandigheden die Ohra heeft aangevoerd onvoldoende om de conclusie te rechtvaardigen dat het beroep op artikel 6:237 aanhef en onder c BW en de daaruit voortvloeiende vordering tot naleving door Ohra van de belegging in tropisch hardhout naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. (…)
3.16
Uit het voorgaande volgt dat het hof de door Ohra aangevoerde feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, onvoldoende zwaarwegend acht om het oordeel te rechtvaardigen dat het beroep van [eiser sub 1] en [eiser sub 2] op de vernietigbaarheid van de herzieningsclausule en hun vordering tot nakoming van de overeenkomst, naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Ohra is derhalve gehouden de met [eiser sub 1] en [eiser sub 2] gesloten overeenkomsten onverkort na te komen. (…)
De beslissing
Het hof, recht doende in hoger beroep:
vernietigt het vonnis van de rechtbank te Arnhem van 9 juni 2004 en, opnieuw recht doende:
beveelt Ohra de tussen haar en [eiser sub 1] en [eiser sub 2] overeengekomen teakwoodrendementspolissen onverkort na te komen, op straffe van een dwangsom van € 1.000,-- voor iedere dag dat Ohra niet aan dit bevel voldoet, met een maximum van € 100,000,-- voor een ieder (…)”
2.8.
Aan [eisers gezamenlijk] zijn in 2006 door Ohra nieuwe polisbladen toegezonden, waarmee de polissen weer – met terugwerkende kracht – actief werden vanaf 1 februari 2002.
2.9.
Bij brief van 28 juni 2013 heeft Ohra [eiser sub 1] bericht over de expiratie van de polis per 1 mei 2013. Aan [eiser sub 1] is op 28 juni 2013 een garantiekapitaal en een rentevergoeding uitgekeerd.
2.10.
De polis van [eiser sub 2] is geëxpireerd per 1 januari 2014. Aan [eiser sub 2] is op 17 december 2013 een garantiekapitaal uitgekeerd.
2.11.
Op 6 januari 2014 heeft de advocaat van [eisers gezamenlijk] schriftelijk aan Delta Lloyd vragen gesteld over, onder meer, de ontwikkelingen van de plantage sedert 2005 en de uitwerking daarvan op het rendement, over de wijze waarop sindsdien de monitoring heeft plaatsgevonden, welke tussentijdse kapopbrengsten er zijn gerealiseerd en welke einduitkeringen [eisers gezamenlijk] mogen verwachten.
2.12.
In antwoord hierop heeft Ohra de advocaat van [eisers gezamenlijk] op 17 februari 2014 bericht dat op 10 januari 2014 aan de beheerder van de plantage de opdracht is gegeven over te gaan tot de kap van de betreffende teakwood-plantage.
2.13.
Op 2 mei 2014 heeft Ohra de advocaat van [eisers gezamenlijk] bericht dat de opbrengst van de beleggingen van [eisers gezamenlijk] USD 8.263,50 bedraagt, onder verwijzing naar de opgave van Flor y Fauna van 22 december 2013.
2.14.
Op 23 mei 2014 hebben [eisers gezamenlijk] het arrest van het hof (nogmaals) betekend aan Delta Lloyd en daarbij aangezegd dat Delta Lloyd de in het dictum van het arrest opgenomen dwangsommen is verbeurd aan [eisers gezamenlijk]
2.15.
Op 12 juni 2014 heeft Delta Lloyd [eisers gezamenlijk] bericht dat de opbrengst van de kap van de bomen voor een ieder € 3.052,12 is.

3.Het geschil

3.1.
[eisers gezamenlijk] vorderen bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, een verklaring voor recht dat Delta Lloyd gedurende een periode van 100 dagen na 6 februari 2014, althans 100 dagen na een door de rechtbank vast te stellen datum, aan [eisers gezamenlijk] ieder dwangsommen heeft verbeurd ten belope van € 100.000,00, welke dwangsommen zijn te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum dat zij verbeurd zijn tot en met de dag van voldoening en Delta Lloyd te veroordelen in de proceskosten.
3.2.
Delta Lloyd, aldus [eisers gezamenlijk], heeft dwangsommen verbeurd nu zij de veroordeling in het arrest, tot onverkorte nakoming van de polissen, niet is nagekomen.
3.3.
Delta Lloyd voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De rechtbank stelt voorop dat ingevolge vaste jurisprudentie ter beantwoording van de vraag of een bij rechterlijk bevel veroordeelde behoorlijk uitvoering heeft gegeven aan het desbetreffende rechterlijk bevel, met daaraan verbonden een dwangsom, plaats dient te vinden door hetgeen ter uitvoering van het veroordelend vonnis is verricht te toetsen aan de inhoud van de veroordeling, zoals deze door uitleg moet worden vastgesteld. Bij die uitleg dient het doel en de strekking van de veroordeling tot uitgangspunt te worden genomen in die zin dat de veroordeling niet verder strekt dan tot het bereiken van het daarmee beoogde doel (Hoge Raad 15 november 2002, ECLI:NL:HR:2002:AE9400). Het dictum van een uitspraak moet worden uitgelegd in het licht en met inachtneming van de overwegingen die tot de beslissing hebben geleid (Hoge Raad 27 juni 2014, ECLI:NL:HR:2014:1532).
4.2.
Uit overweging 3.1 van het arrest van het hof (r.o. 2.7 van dit vonnis) volgt dat de kern van het geschil de vraag was of Ohra was gerechtigd de polis aldus te wijzigen dat de belegging in tropisch hardhout werd omgezet in een belegging in het Ohra Totaal Fonds. Uit r.o. 3.5 van het arrest volgt dat het onderwerp van de belegging, de belegging in tropisch hardhout, zodanig essentieel is dat dit een onderdeel vormt van de door Ohra toegezegde prestatie. Vervolgens heeft het hof in r.o. 3.16 van zijn arrest overwogen dat Ohra is gehouden de met [eisers gezamenlijk] gesloten overeenkomsten onverkort na te komen.
4.3.
[eisers gezamenlijk] betwisten niet dat Delta Lloyd aan de veroordeling tot continuatie van de polis, in die zin dat de belegging in het teakwoodproject werd voortgezet voor de overeengekomen periode, heeft voldaan. Volgens [eisers gezamenlijk] reikte de verplichting van Delta Lloyd op basis van het arrest echter verder dan het enkel continueren van de polissen. Op basis van de door Ohra aan [eisers gezamenlijk] voorafgaand aan het afsluiten van de polissen verstrekte informatie en gewekte verwachtingen alsmede op basis van de stellingen die Ohra heeft ingenomen in de procedure die heeft geleid tot het arrest, rustten op Ohra tevens verplichtingen van controlerende, coördinerende en initiërende aard. De veroordeling, aldus [eisers gezamenlijk], strekte er tevens toe dat aan die verplichtingen werd voldaan en dat is niet gebeurd.
4.4.
De rechtbank overweegt dat noch uit de overwegingen van het hof en daarom noch uit het dictum van het arrest volgt dat de veroordeling, met daaraan verbonden de dwangsommen, tevens ziet op de wijze waarop door Ohra uitvoering moest worden gegeven aan de polis en op de verplichtingen die op haar rustten uit hoofde van de overeenkomsten die zij had gesloten met [eisers gezamenlijk], anders dan de verplichting te blijven beleggen in het teakwoodproject. Het geschil ging om de vraag of de polis mocht worden omgezet in een andere polis. Die vraag is ontkennend beantwoord. [eisers gezamenlijk] hebben in de procedure bij het hof geen verplichtingen van controlerende, coördinerende of initiërende aan de orde gesteld. Reeds daarom kan het woord ‘onverkort’ zoals opgenomen in het dictum niet aldus worden uitgelegd dat de veroordeling tot doel had Delta Lloyd te veroordelen tot het voldoen aan de verplichtingen zoals door [eisers gezamenlijk] omschreven. De veroordeling had uitsluitend tot doel dat de polissen (van [eisers gezamenlijk]) zouden worden voortgezet in die zin dat de belegging in het teakwood project zou worden voortgezet. Daaraan is voldaan.
4.5.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat Delta Lloyd geen dwangsommen heeft verbeurd. De vordering wordt afgewezen
4.6.
Aan de overige stellingen en weren van partijen komt de rechtbank derhalve niet toe.
4.7.
[eisers gezamenlijk] zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Delta Lloyd worden begroot op:
- griffierecht € 608,00
- salaris advocaat €
4.000,00(2,0 punt × tarief € 2.000,00)
Totaal € 4.608,00
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten is als na te melden toewijsbaar.
4.8.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten en daarover gevorderde rente zullen worden toegewezen op de in het dictum vermelde wijze.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eisers gezamenlijk] in de proceskosten, aan de zijde van Delta Lloyd tot op heden begroot op € 4.608,00, te voldoen binnen veertien dagen na de datum van dit vonnis, bij gebreke waarvan voormeld bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot aan de dag van algehele voldoening;
5.3.
veroordeelt [eisers gezamenlijk] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [eisers gezamenlijk] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
5.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Kloosterhuis, rechter, bijgestaan door mr. C.E.P. Honing, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 24 juni 2015.