In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 30 januari 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam over een naheffingsaanslag parkeerbelasting. De eiser ontving op 14 oktober 2013 een naheffingsaanslag van € 59,90, omdat volgens de parkeercontroleur geen parkeerbelasting was voldaan. Eiser stelde echter dat hij de verschuldigde belasting had betaald, maar weigerde zijn kentekengegevens in te voeren bij de aangifte, omdat hij dit beschouwde als een inbreuk op zijn privacy, zoals gewaarborgd in artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM).
De rechtbank oordeelde dat de verplichting tot het invoeren van het juiste kenteken enkel betrekking heeft op het doen van aangifte voor parkeerbelasting en dat het niet correct invoeren van het kenteken niet automatisch betekent dat er geen rechtsgeldige betaling heeft plaatsgevonden. De rechtbank verwees naar eerdere jurisprudentie en concludeerde dat de bewijslast voor het niet betalen van de belasting bij de verweerder ligt. Eiser had voldoende bewijs geleverd dat hij de verschuldigde belasting had betaald, en de rechtbank verklaarde het beroep gegrond.
De rechtbank vernietigde de uitspraak op bezwaar, herroepte de naheffingsaanslag en droeg de verweerder op het betaalde griffierecht van € 45,- aan eiser te vergoeden. Tevens werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 974,-. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.