ECLI:NL:RBAMS:2015:3279

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
22 mei 2015
Publicatiedatum
1 juni 2015
Zaaknummer
13/706493-10, 15/2370
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming tot overlevering van een Belgische onderdaan voor de tenuitvoerlegging van interneringsmaatregelen

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 22 mei 2015 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de overlevering van een man met de Belgische nationaliteit. Deze man was in België in 1986 en 1988 tot interneringsmaatregelen veroordeeld en is daarna naar Nederland uitgeweken. In 1996 werd hij in Nederland tot ongewenst vreemdeling verklaard. De rechtbank behandelde een vordering van de officier van justitie, ingediend op 7 april 2015, om een Europees aanhoudingsbevel (EAB) te behandelen dat op 17 april 2009 door het Parket van de Procureur des Konings te Antwerpen was uitgevaardigd. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat zijn personalia correct zijn en dat hij de Belgische nationaliteit heeft.

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de inhoud van het EAB beoordeeld. Het EAB betreft de tenuitvoerlegging van een vrijheidsbenemende (beveiligings-)maatregel van onbepaalde duur. De rechtbank heeft vastgesteld dat de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, zijn opgenomen in de lijst van bijlage 1 bij de Overleveringswet (OLW), waardoor het onderzoek naar de dubbele strafbaarheid achterwege kan blijven. De opgeëiste persoon heeft in zijn verweer aangevoerd dat hij inmiddels goed geïntegreerd is in de Nederlandse samenleving en dat de interneringsmaatregelen niet meer voor tenuitvoerlegging vatbaar zijn.

De rechtbank oordeelde echter dat, ondanks de lange verblijfsduur van de opgeëiste persoon in Nederland en zijn geslaagde integratie, hij niet kan profiteren van de weigeringsgrond van artikel 6, lid 5 OLW, omdat hij als ongewenst vreemdeling in Nederland verblijft. De rechtbank concludeerde dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en dat er geen weigeringsgronden zijn die aan de overlevering in de weg staan. De rechtbank heeft daarom de overlevering toegestaan, zodat de opgeëiste persoon de interneringsmaatregel kan ondergaan in België.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/706493-10
RK nummer: 15/2370
Datum uitspraak: 22 mei 2015
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 7 april 2015 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 17 april 2009 door het Parket van de Procureur des Konings te Antwerpen, België, en het strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren te [geboorteplaats], België, op [geboortedag] 1948,
ingeschreven in de Basisregistratie personen en verblijvend op het adres [adres, te plaats],
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 8 mei 2015. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. R.A. Bosman.
De opgeëiste persoon heeft zich doen bijstaan door zijn raadsman, mr. D.W.H.M. Wolters, advocaat te Hoofddorp.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Belgische nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een
vonnisvan de correctionele rechtbank te Turnhout van 9 juli 1986 en een
beschikkingvan de Raadkamer Turnhout van 2 december 1988.
Referentie: INT 5384.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsbenemende (beveiligings-)maatregel van onbepaalde duur, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij voornoemd vonnis en voornoemde beschikking.
Dit vonnis betreft achttien feiten en de beschikking van de Raadkamer betreft twee strafbare feiten, zoals omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.

4.Strafbaarheid

Feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW
Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit de strafbare feiten heeft aangeduid als feiten vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. De feiten vallen op deze lijst onder nummer 8, 18, 20 en 23, te weten:
Fraude, met inbegrip van fraude waardoor de financiële belangen van de Gemeenschap worden geschaad zoals bedoeld in de Overeenkomst van 26 juli 1995 aangaande de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen
Georganiseerde of gewapende diefstal
Oplichting
Vervalsing van administratieve documenten en handel in valse documenten; vervalsing van betaalmiddelen.
Volgens de in rubriek c) van het EAB vermelde gegevens is op deze feiten naar het recht van België een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren gesteld.
5.
De weigeringsgrond van artikel 6 vijfde lid OLW in verbinding met artikel 6, tweede lid OLW.
Standpunt raadsman
De raadsman heeft een beroep gedaan op bedoelde weigeringsgrond en daartoe aangevoerd dat de opgeëiste persoon al jaren in Nederland verblijft, sinds 2006 staat ingeschreven, in Nederland een vaste relatie , werk en pensioenrechten heeft. Tot 2001 heeft hij ook in Nederland strafbare feiten gepleegd, maar hij is daarna keurig ‘opgedroogd’ en neemt deel aan de Nederlandse samenleving.
Wat er ook zij van de ongewenstverklaring, er is de reële mogelijkheid dat deze maatregel wordt ingetrokken indien de opgeëiste persoon daartoe een aanvraag indient. Tot op heden is dat niet gebeurd, maar de opgeëiste persoon heeft inmiddels een aanvraag daartoe gedaan. De opgeëiste persoon verkeerde in de veronderstelling dat de ongewenstverklaring inmiddels verjaard was.
Standpunt officier van justitie
De positie waarin de opgeëiste persoon zich bevindt levert niet de gelijkstelling op in de zin van artikel 6, vijfde lid OLW. De opgeëiste persoon verblijft in Nederland als ongewenst vreemdeling en alleen al om die reden is zijn verblijf hier niet rechtmatig.
Oordeel rechtbank
Wat er ook zij van de lange duur die de opgeëiste persoon reeds in Nederland verblijft en zijn op het eerste gezicht geslaagde integratie in de Nederlandse samenleving, feit blijft dat hij bij beschikking van de Minister van Justitie in 1996 in Nederland tot ongewenst vreemdeling is verklaard en alleen al om die reden geen beroep kan doen op de weigeringsgrond van artikel 6 vijfde lid OLW in verbinding met artikel 6 tweede lid OLW. Hij heeft immers niet rechtmatig in Nederland verbleven.

6.De weigeringsgrond van artikel 9, eerste lid aanhef en onder e, 2e OLW

Standpunt raadsman
De raadsman heeft betoogd dat de interneringsmaatregelen niet meer voor tenuitvoerlegging vatbaar zijn. Duidelijk is dat de resocialisatie is geslaagd en dat de opgeëiste persoon niet langer een gevaar vormt voor de samenleving of voor zichzelf. De overlevering moet op die grond worden geweigerd.
Standpunt officier van justitie
Of de interneringsmaatregelen waartoe de opgeëiste persoon in België tot twee keer toe is veroordeeld moeten worden gecontinueerd is een beslissing die aan de Belgische rechter is en niet aan de overleveringsrechter.
Oordeel rechtbank
Beoordeling of de continuering van de interneringsmaatregelen geïndiceerd is, is aan de Belgische rechtbank die daartoe haar toetsingsmomenten kent. Dat de vrijheidsbenemende maatregelen niet meer voor tenuitvoerlegging vatbaar zijn, is de rechtbank ook overigens niet gebleken.

7.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.

8.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 2, 5 en 7 Overleveringswet.

9.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan het Parket van de Procureur des Konings te Antwerpen, België, ten behoeve van de tenuitvoerlegging van de interneringsmaatregel, te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat, wegens de feiten waarvoor zijn overlevering wordt verzocht.
Aldus gedaan door
mr. A.C. Enkelaar, voorzitter,
mrs. S.J. Riem en B. Poelert, rechters,
in tegenwoordigheid van L.C. Werkman, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 22 mei 2015.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.