Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 mei 2015 in de zaak tussen
[naam], te Amsterdam, eiser,
Belastingdienst Toeslagen, verweerder,
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
.
Rechtbank Amsterdam
In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam, gedateerd 27 mei 2015, staat de verlaging van het kindgebonden budget centraal. Eiser, een inwoner van Amsterdam, had bezwaar gemaakt tegen het besluit van de Belastingdienst Toeslagen, dat het voorschot kindgebonden budget voor het jaar 2013 had vastgesteld op € 624,-. Dit besluit was gebaseerd op de toepassing van de woonlandfactor, omdat het kind van eiser in het buitenland woonde. Eiser stelde dat deze verlaging in strijd was met artikel 1 van het Eerste Protocol (EP) bij het EVRM, artikel 14 van het EVRM en de Wet gelijke behandeling. De rechtbank oordeelde dat de toepassing van de woonlandfactor een legitiem doel diende, namelijk het aanpassen van de hoogte van de uitkering aan het kostenniveau van het land waar het kind woont. De rechtbank verwierp de stelling van eiser dat er sprake was van ongerechtvaardigde inbreuk op zijn eigendomsrecht en dat er een verboden onderscheid werd gemaakt tussen ouders van kinderen die in het buitenland wonen en ouders van kinderen die in Nederland wonen. De rechtbank concludeerde dat de verlaging van het kindgebonden budget niet in strijd was met de genoemde artikelen en verklaarde het beroep ongegrond. Eiser had ook aangevoerd dat de Belastingdienst niet tijdig had beslist op zijn bezwaar, maar de rechtbank oordeelde dat er geen dwangsom verschuldigd was, omdat de regelgeving hierover niet van toepassing was op het voorschot kindgebonden budget. De uitspraak werd gedaan door rechter M.A. Broekhuis, in aanwezigheid van griffier M.J. Niersman, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.