ECLI:NL:RBAMS:2015:3043

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
22 mei 2015
Publicatiedatum
22 mei 2015
Zaaknummer
13-751302-15 RK nr. 15-2523
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Internationaal publiekrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering aan Polen toegestaan; onschuldverweer verworpen

Op 22 mei 2015 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon aan Polen. De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie op 10 april 2015, naar aanleiding van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat op 10 juni 2014 door het Circuit Court in Gliwice, Polen, was uitgevaardigd. De opgeëiste persoon, geboren in 1975 in Polen, was gedetineerd en werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. M. Colgecen-Senol, en een tolk tijdens de zitting op 8 mei 2015.

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de inhoud van het EAB onderzocht. Het EAB vermeldde een arrestatiebevel van het District Court of Racibórz, gedateerd 8 april 2013, en een aanvullend arrestatiebevel van 8 juli 2014. De overlevering werd verzocht in verband met een strafrechtelijk onderzoek naar twee strafbare feiten volgens Pools recht, die ook onder Nederlands recht strafbaar zijn. De rechtbank concludeerde dat de feiten waarvoor overlevering werd verzocht, zowel in Polen als in Nederland strafbaar zijn, met een maximale vrijheidsstraf van ten minste twaalf maanden.

De opgeëiste persoon voerde aan onschuldig te zijn aan de diefstal van staal in Polen, maar de rechtbank verwierp dit verweer. De rechtbank oordeelde dat de opgeëiste persoon niet in staat was zijn onschuld aan te tonen en dat dit verweer voorgelegd moest worden aan de Poolse rechter. Daarnaast verwierp de rechtbank het verzoek van de raadsvrouw om de overlevering te weigeren op basis van een sepot, omdat dit niet onderbouwd was en het vertrouwen in het EAB niet aantastte.

Uiteindelijk oordeelde de rechtbank dat het EAB voldeed aan de eisen van de Overleveringswet en dat er geen weigeringsgronden waren. De rechtbank besloot de overlevering van de opgeëiste persoon aan Polen toe te staan, ten behoeve van het strafrechtelijk onderzoek dat daar tegen hem loopt. De uitspraak werd gedaan door mr. A.C. Enkelaar, voorzitter, en mrs. S.J. Riem en B. Poelert, rechters, in aanwezigheid van griffier L.C. Werkman.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM,

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751301-15
RK nummer: 14/2523
Datum uitspraak: 22 mei 2015
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 10 april 2015 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 10 juni 2014 door the Circuit Court in Gliwice, 5th Penal Division, Rybnik, Polen en het strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren te [geboorteplaats], Polen, op [geboortedag] 1975,
niet ingeschreven in de Basisregistratie personen, maar verblijvend op het adres [adres, te plaats],
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [naam],
[detentie adres],
hierna te noemen “de opgeëiste persoon”.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 8 mei 2015. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. K. van der Schaft.
De opgeëiste persoon heeft zich doen bijstaan door zijn raadsvrouw, mr. M. Colgecen-Senol, advocaat te ‘s-Gravenhage en door een tolk in de Poolse taal.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een arrestatiebevel, uitgevaardigd door the District Court of Racibórz, d.d. 8 april 2013 en een arrestatiebevel van dezelfde rechtbank gedateerd
8 juli 2014 waarbij een kennelijke misslag in het eerdere bevel is hersteld.
Referentie II K 922/12.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan twee naar het recht van Polen strafbare feiten.
Deze feiten zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.

4.Strafbaarheid

Feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de feiten niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval alleen worden toegestaan indien voldaan wordt aan de in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder a, 2e OLW gestelde eisen.
De rechtbank stelt vast dat de feiten waarvoor overlevering wordt verzocht, zowel naar het recht van Polen als naar Nederlands recht strafbaar zijn en dat op deze feiten in beide staten een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste twaalf maanden is gesteld.
De feiten leveren naar Nederlands recht op:
Diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Diefstal, door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd.

5.Onschuldverweer

De opgeëiste persoon heeft verklaard niet schuldig te zijn aan het tweede feit dat in het EAB staat omschreven, de diefstal van een partij staal van 721 kilo in de periode 11 tot 25 mei 2012 in Racibórz (Polen). Het standpunt van de opgeëiste persoon is dat het hier geen diefstal betreft maar dat hij een aan de kant van de weg aangetroffen partij afgedankt schroot heeft meegenomen.
Het verweer faalt. Naar het oordeel van de rechtbank is de opgeëiste persoon er niet in geslaagd zijn onschuld tijdens het verhoor ter zitting aanstonds aan te tonen. Het door de opgeëiste persoon ingenomen standpunt moet worden voorgelegd aan de Poolse rechter die over de feiten en de kwalificatie daarvan zal oordelen. De onschuldbewering kan dan ook niet leiden tot weigering van de overlevering.

6.Weigeringsgrond van artikel 9, eerste lid, aanhef en onder c OLW

Standpunt raadsvrouwDe raadsvrouw heeft verzocht de overlevering te weigeren voor zover het het eerste in het EAB omschreven feit betreft (de inbraak in een woning op 28 mei 2012 in Racibórz, Polen, waarbij geweld is gebruikt). Deze zaak zou zijn geseponeerd, nadat de opgeëiste persoon als verdachte hierover was gehoord.
Standpunt officier van justitie
Hetgeen de raadsvrouw heeft aangevoerd is geen weigeringsgrond en kan het vertrouwen dat in het uitgevaardigde EAB moet worden gesteld niet aantasten.
Oordeel rechtbank
De rechtbank gaat er vanuit dat het verweer doelt op de weigeringsgrond van artikel 9, eerste lid, aanhef en onder c OLW. Wat er ook zij van de status van een sepot in dit verband, het verweer faalt reeds omdat het niet is onderbouwd en de bewering van de raadsvrouw niet controleerbaar is. Een dergelijke bewering kan het vertrouwen dat uitgangspunt is bij de beoordeling van een EAB en haar geldigheid niet opzij zetten. Er is dan ook geen aanleiding om verder onderzoek te doen naar de bewering.

7.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.

8.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 311 en 312 Wetboek van Strafrecht en 2, 5 en 7 Overleveringswet.

9.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan the Circuit Court in Gliwice, 5th Penal Division, Rybnik, Polen, ten behoeve van het in Polen tegen hem gerichte strafrechtelijk onderzoek naar de feiten waarvoor zijn overlevering wordt verzocht.
Aldus gedaan door
mr. A.C. Enkelaar, voorzitter,
mrs. S.J. Riem en B. Poelert, rechters,
in tegenwoordigheid van L.C. Werkman, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 22 mei 2015.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.