ECLI:NL:RBAMS:2015:1582

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
13 maart 2015
Publicatiedatum
20 maart 2015
Zaaknummer
13-737304-13 (EAB I) en 13-751143-13 (EAB II)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake Europees Aanhoudingsbevel met betrekking tot overname strafexecutie

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Amsterdam, gedateerd 20 maart 2015, zijn twee vorderingen tot overlevering op basis van Europese aanhoudingsbevelen (EAB I en EAB II) behandeld. De vorderingen zijn ingediend door de officier van justitie en betreffen de opgeëiste persoon, geboren in Polen, die wordt verdacht van het ontlopen van straffen die hem in Polen zijn opgelegd. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de vorderingen zijn behandeld op openbare zittingen in januari en maart 2015. Tijdens deze zittingen heeft de officier van justitie, mr. A. Oswald, zijn standpunt toegelicht, waarbij hij stelde dat de opgeëiste persoon gelijkgesteld kan worden met een Nederlander op basis van artikel 6, lid 5 van de Overleveringswet (OLW). De rechtbank heeft echter geconstateerd dat er vragen zijn gerezen over de mogelijkheid van Nederland om de straffen van de opgeëiste persoon over te nemen, wat van invloed kan zijn op de beslissing over de overlevering. De rechtbank heeft daarom besloten het onderzoek te heropenen, in afwachting van verdere ontwikkelingen in een gerelateerde zaak. De rechtbank heeft de behandeling van de vorderingen voor onbepaalde tijd aangehouden en zal het onderzoek hervatten op een nader te bepalen zitting.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM,

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummers: 13/737304-13 (EAB I) en 13/751143-13 (EAB II)
RK nummers: 13/7723 (EAB I) en 13/7724 (EAB II)
Datum uitspraak: 20 maart 2015
TUSSEN UITSPRAAK
EAB I
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 26 november 2013 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd op 2 december 2008 door
the District Court Criminal Department III in Jelenia Góra,Polen (EAB I);
EAB II
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet, ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank op 26 november 2013. De vordering strekt tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB), uitgevaardigd op 4 maart 2009 door
the District Court Criminal Department III in Jelenia Góra, Polen (EAB II).
Deze EAB’s strekken tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren te [geboorteplaats], Polen, op [geboortedatum] 1981,
wonende op het adres [adres te plaats],
hierna te noemen “de opgeëiste persoon”.

1.Procesgang

De vorderingen zijn behandeld op de openbare zitting van 17 januari 2014. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. A. Oswald.
De opgeëiste persoon heeft zich doen bijstaan door zijn raadsvrouw mr. A.J. van der Velden, advocaat te Amsterdam en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de behandeling van de vorderingen voor onbepaalde tijd aangehouden om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen de mogelijkheid tot overname door Nederland van de straffen die ten grondslag liggen aan de EAB’s te onderzoeken.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak zou moeten doen voor onbepaalde tijd verlengd. De reden hiervan is gelegen in het feit dat de rechtbank er vanwege de aanhouding niet in slaagt binnen de in de wet bepaalde termijn uitspraak te doen.
De vorderingen zijn vervolgens behandeld op de openbare zitting van 6 maart 2015. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. A. Oswald. Met instemming van de officier van justitie en de raadsvrouw heeft de rechtbank het onderzoek voortgezet ondanks het feit dat zij op 6 maart 2015 in een andere combinatie zitting hield dan op 17 januari 2014.
De opgeëiste persoon heeft zich doen bijstaan door zijn raadsvrouw mr. A.J. van der Velden, advocaat te Amsterdam en door een tolk in de Poolse taal. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten en bepaald dat op 20 maart 2015 uitspraak zal worden gedaan.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van de EAB’s

In
EAB Iwordt melding gemaakt van:
Judgement issued by District Court in Lubán van 17 juni 2003 (II K 311/02)
Judgement issued by District Court in Lubán van 29 mei 2006 (II K 91/06)
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van 6 maanden (vonnis 1) en 2 jaar (vonnis 2), door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Van deze straf resteert volgens het EAB nog 4 maanden en 10 dagen (vonnis 1) en 1 jaar, 11 maanden en 25 dagen (vonnis 2). De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij voornoemde vonnissen.
In
EAB IIwordt melding gemaakt van:
  • Ruling issued by the District Court in Lubán van 28 december 2005(VI K 526/05)
  • Decision issued by District Court in Lubán van 22 augustus 2007(VI Ko 645/07)
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van 1 jaar en 6 maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Van deze straf resteert volgens het EAB nog 1 jaar en 6 maanden.
De vrijheidsstraffen zijn aan de opgeëiste persoon opgelegd bij voornoemde vonnissen.
Deze vonnissen betreffen de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.

4.Overname strafexecutie door Nederland van Polen

Standpunt officier van justitie
Zoals de officier van justitie tijdens de vorige zitting al heeft betoogd, stelt het openbaar ministerie zich op het standpunt dat de opgeëiste persoon met een Nederlander kan worden gelijkgesteld omdat aan de voorwaarden van artikel 6, vijfde lid, van de OLW is voldaan. De vraag die resteerde was of Nederland feitelijk de in Polen aan de opgeëiste persoon opgelegde straffen zou kunnen overnemen. Immers, het openbaar ministerie stelt zich in het algemeen op het standpunt dat Nederland moet afzien van weigering van de overlevering indien dat niet het geval is, omdat de opgeëiste persoon dan straffeloos zou blijven. In de zaak [naam ] (parketnummer 13/751068-13) is dit punt ook aan de orde.
Inmiddels heeft de Afdeling Internationale Overdracht Strafvonnissen (IOS) per e-mail van
3 maart 2015 laten weten dat het IOS, op grond van de stukken die het van het IRC ontving, van mening is dat de opgeëiste persoon uit Polen is gevlucht om de tenuitvoerlegging van de aan hem opgelegde sancties te ontlopen. Het IOS zal dus een officieel verzoek van de Poolse autoriteiten tot verdere tenuitvoerlegging van het Poolse vonnis, op grond van het Aanvullend Protocol bij het Verdrag tot Overbrenging van Gevonniste Personen (VOGP) van 21 maart 1983, na ontvangst in behandeling nemen.
Het IOS maakt daarbij het voorbehoud dat bij de behandeling van het verzoek het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden om een oordeel ex artikel 43b van de Wet Overdracht Tenuitvoerlegging Stafvonnissen (WOTS) zal worden gevraagd.
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat hiermee het gevaar van straffeloosheid voldoende is uitgesloten. Zij concludeert derhalve dat de overlevering voor beide vorderingen dient te worden geweigerd. Mocht gedurende de executie blijken dat Nederland de straffen niet van Polen kan overnemen, dan zal het openbaar ministerie EAB I en II opnieuw aanbrengen bij de rechtbank.
Standpunt raadsvrouw
De raadsvrouw heeft op dezelfde gronden geconcludeerd tot weigering van de overlevering op grond van beide EAB’s.
De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.

5.Heropening onderzoek

De rechtbank is in raadkamer tot de conclusie gekomen dat het onderzoek niet volledig is geweest en heropend dient te worden.
In voornoemde zaak van [naam ] (parketnummer 13/751068-13) heeft het openbaar ministerie zich op het standpunt gesteld dat Nederland de overlevering niet mag weigeren, ook al is voldaan aan de voorwaarden van artikel 6, vijfde lid, van de OLW, als Nederland niet daadwerkelijk de straf van de uitvaardigende lidstaat kan overnemen. Immers, de opgeëiste persoon zou dan straffeloos blijven.
De rechtbank heeft deze zaak aangehouden voor nader onderzoek en overweegt in die zaak prejudiciële vragen te stellen aan het Hof van Justitie van de Europese Unie.
De rechtbank constateert dat in de onderhavige zaak de overname van (in ieder geval een deel van) de strafexecutie van Nederlandse zijde geen belemmering lijkt op te leveren. Wel is er een voorbehoud gemaakt zodat een daadwerkelijke overname, ook bij een weigering van de overlevering, nog niet is gegarandeerd.
Het openbaar ministerie en de opgeëiste persoon hebben zich op het standpunt gesteld dat dit voldoende grondslag vormt voor weigering van de verzochte overlevering.
Gelet op de vragen die zijn gerezen in de zaak van [naam ] (parketnummer 13/751068-13) is de rechtbank evenwel van oordeel dat evenmin vaststaat of een weigering in deze casus op grond van Unierecht wel is geoorloofd.
De rechtbank zal het onderzoek derhalve heropenen in afwachting van de procedure in de zaak [naam ] (parketnummer 13/751068-13). Deze zaak zal binnen afzienbare tijd opnieuw door de rechtbank worden behandeld.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

6.Beslissing

Heropent en schorst het onderzoek ter terechtzitting voor onbepaalde tijd in afwachting van de procedure in de zaak [naam ] (parketnummer 13/751068-13).
Beveelt dat het onderzoek zal worden hervat op een nog nader te bepalen zitting.
Beveelt de oproeping van de opgeëiste persoon tegen een nader te bepalen tijdstip met tijdige kennisgeving aan zijn raadsvrouw.
Beveelt de oproeping van een tolk in de Poolse taal.
Aldus gedaan door
mr. A.C. Enkelaar, voorzitter,
mrs. S.J. Riem en I.V. Ottens, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. Smeets, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 20 maart 2015.
De jongste rechter is buiten staat deze uitspraak te ondertekenen.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.
[A/B/C]