ECLI:NL:RBAMS:2014:5425

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
6 augustus 2014
Publicatiedatum
28 augustus 2014
Zaaknummer
HA ZA 13-894
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige daad en aansprakelijkheid van bestuurder in beleggingsgeschil rondom Robiniahoutplantages

In deze zaak vorderden beleggers schadevergoeding van de bestuurder van de beleggingsonderneming Green Horizon en de beleggingsadviseur AWB Adviesgroep B.V., evenals van Interbank. De beleggers stelden dat zij misleid waren door de brochure van Green Horizon, waarin werd vermeld dat de onderneming beschikte over de benodigde vergunningen van de Autoriteit Financiële Markten (AFM). De rechtbank oordeelde dat Green Horizon en AWB Adviesgroep geen definitieve vergunning hadden en dat de beleggers hierdoor onrechtmatig waren behandeld. De rechtbank wees de vordering tegen de bestuurder toe, maar beperkte de schadevergoeding tot de inleg, zonder vergoeding van gemist rendement. De vordering tegen Interbank werd afgewezen, omdat de beleggers de verkeerde partij hadden gedagvaard; zij hadden een kredietrelatie met een dochtermaatschappij van Interbank, De IJssel, en niet met Interbank zelf. De rechtbank concludeerde dat de bestuurder persoonlijk een ernstig verwijt kon worden gemaakt voor het onrechtmatig handelen van de beleggingsondernemingen, en dat hij aansprakelijk was voor de schade die de beleggers hadden geleden. De rechtbank legde de proceskosten bij beide partijen op, waarbij de eisers in de kosten van Interbank werden veroordeeld.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/548395 / HA ZA 13-894
Vonnis van 6 augustus 2014
in de zaak van

1.[naam eiser 1],

wonende te [plaats],
2.
[naam eiser 2],
wonende te [plaats],
eisers,
advocaat mr. J.J. van der Goen te Soest,
tegen

1.[naam gedaagde 1],

wonende te [plaats],
gedaagde,
advocaat mr. E.D. van Tellingen te Almere,
2. de naamloze vennootschap
INTERBANK N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
advocaat mr. S.W.A.M. Visée te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eisers], [gedaagde 1] en Interbank worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 23 juli 2013 met producties;
  • de conclusie van antwoord zijdens [gedaagde 1];
  • de conclusie van antwoord zijdens Interbank met producties;
  • het tussenvonnis van 20 november 2013 waarbij een comparitie van partijen is bepaald;
  • het proces-verbaal van comparitie van 1 april 2014 met de daarin genoemde stukken.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde 1] was sinds de oprichting (op 8 april 2003) via zijn persoonlijke holding ([bedrijf 1]; hierna: [bedrijf 1]) enig aandeelhouder en statutair bestuurder van AWB Adviesgroep B.V. (hierna: AWB Adviesgroep).
2.2.
[gedaagde 1] was sinds de oprichting (op 17 mei 2004) tevens enig aandeelhouder en statutair bestuurder van de Poolse vennootschap Green Horizon Sp.Z.O.O. (hierna: Green Horizon).
2.3.
Volgens een door haar uitgebrachte brochure (hierna: de brochure) is Green Horizon een internationaal opererende organisatie die beleggers de mogelijkheid biedt deel te nemen in duurzaam opgezette, maatschappelijk en economisch verantwoorde Robinia hardhoutprojecten. Volgens de informatie in de brochure koopt de belegger het economisch eigendom van de bomen dat wordt overgedragen door middel van een overeenkomst, en zijn de rechten en plichten uit deze overeenkomst vrij verhandelbaar. De belegging heeft een looptijd van acht jaar. In de brochure staat over het te behalen rendement, voor zover van belang, het volgende vermeld:
“(…)
Rendement voor u en het milieu!
(…)
De groeiende wereldbevolking en toenemende schaarste van het hardhout bieden uitzicht op een prima prijsontwikkeling en een mooi rendement. De kracht van investeren in Robiniaplantages is tevens dat er altijd sprake is van ‘autonome’ groei. Hoe het ook gesteld is met het beursklimaat, de bijgroei van uw hardhout gaat ongehinderd en onverminderd door.
(…)
Uw zekerheden op een rijtje:
  • Professioneel management
  • Heldere juridische structuur
  • Economische eigendom op naam
  • Verzekerd tegen natuurrampen
  • Stichting Onderhoudsgelden GH
  • Onderhoudszekerheid
  • Herplantgarantie
  • Vrij verhandelbaar
(…)
Omdat een boom groeit en in omvang en volume toeneemt, kunt u een dubbel rendement behalen!
  • Door de voortdurende bijgroei van het hout.
  • Door de jaarlijkse prijsstijging van het hout.
(…)”
In de brochure is een tabel opgenomen met daarin de geprognosticeerde uitbetaling bij een prijsstijging van Robiniahout van 0%, 4%, 8% of 12% op jaarbasis. Bovenaan deze tabel staat de volgende tekst:
Rekenvoorbeeld 8 jarige looptijd:
Onderstaand vindt u het rekenvoorbeeld op basis van verschillende prijsstijgingen van het hout. Natuurlijk gaan wij in het voorbeeld uit van behoudende cijfers. (…)”
2.4.
In de brochure staat AWB Adviesgroep vermeld als adviseur en rechtsgeldig vertegenwoordiger van Green Horizon in Nederland. In de brochure staan vergunningnummers van Green Horizon en AWB Adviesgroep van de Autoriteit Financiële Markten (AFM) vermeld: AFM 12009834 respectievelijk AFM 12009339.
2.5.
[eisers] hebben op 22 februari 2005, na telefonisch contact met [naam 1] (hierna: [naam 1]) van AWB Adviesgroep, een contract voor “Perceelnummer GH PJ05 – 2079” afgesloten met Green Horizon. Op grond van deze overeenkomst verkregen [eisers] (de “Participant”) “het recht op de verkoopopbrengst van het gekapte Robiniahout, 8 jaar na aanplant van het (…) perceel en daarmee het economisch eigendom van voormeld perceel”. Hiervoor betaalden [eisers] een bedrag van € 5.614,- (€ 5.500,- voor de “Robinia units” en € 114,- aan administratiekosten).
2.6.
Op 25 februari 2005 hebben [eisers] – na bemiddeling van [naam 1] van AWB Adviesgroep – een overeenkomst voor een doorlopend krediet (met een kredietlimiet van € 14.032,-) ondertekend met Crediet Maatschappij “De IJssel” B.V. (hierna: De IJssel) als kredietgever (hierna: de kredietovereenkomst). De IJssel is een dochtermaatschappij van Interbank. Op deze kredietovereenkomst staat het logo van Interbank afgedrukt.
2.7.
Op 11 oktober 2005 is de kredietovereenkomst vervangen door een nieuwe overeenkomst voor een doorlopend krediet, waarbij de kredietlimiet werd verhoogd met ruim € 1.000,- naar € 15.470,-. Wederom was De IJssel de kredietgever en stond het logo Van Interbank op de kredietovereenkomst afgedrukt.
2.8.
Nadat [eisers] eind 2006 opnieuw door [naam 1] van AWB Adviesgroep waren benaderd, hebben zij op 9 november 2006 een tweede overeenkomst met Green Horizon afgesloten. Dit keer investeerden [eisers] een bedrag van € 9.625,- (en betaalden zij weer € 114,- aan administratiekosten).
2.9.
Op 14 november 2006 hebben [eisers] opnieuw een nieuwe overeenkomst voor een doorlopend krediet afgesloten met De IJssel als kredietgever. Dit keer werd de kredietlimiet verhoogd naar € 40.000,-.
2.10.
In december 2007 ontvingen [eisers] een brief van Green Horizon (ondertekend door [gedaagde 1]) waarin werd medegedeeld dat het hoofdkantoor van Green Horizon was verhuisd naar [plaats] en dat zij medio maart 2008 een nieuwsbrief van Green Horizon konden verwachten.
2.11.
Bij brief van 4 juli 2008 van Green Horizon (ondertekend door [gedaagde 1]) werden [eisers] geïnformeerd dat er het afgelopen halfjaar onder meer het volgende was gebeurd:
  • Aansluiting van Green Horizon bij Teakwood International en Greenselect;
  • Nieuwe prospectus, financiële bijsluiter, onafhankelijke waardetaxatie en jaarrekening;
  • Nieuwe perceelindeling;
  • Nieuwe investeringsovereenkomst met verbeterd opbrengstrecht;
en dat er het komende halfjaar onder meer het volgende zou gaan gebeuren:
  • [eisers] krijgen een nieuwe overeenkomst met nieuwe participanten-, contract- en perceelnummering;
  • Bij terugontvangst van de nieuwe overeenkomst zal Green Horizon een bevestiging van de nieuwe inschrijving sturen met een kaart van de plantage waar het perceel op staat ingetekend;
  • Voor vragen over de bemiddeling en de (door-)verkoop van participaties kan men in het vervolg terecht bij Greenselect.
In de brief staat, voor zover van belang, verder het volgende vermeld:
“(…)
Green Horizon heeft zich als aanbieder van beleggingsobjecten aangesloten bij Teakwood International B.V. (…). Teakwood is de eerste aanbieder in Nederland met een vergunning van de AFM en heeft meer dan 10 jaar ervaring in het beheer van investeringsprojecten in hardhoutplantages.
(…)”
2.12.
In september 2008 hebben [eisers] met Green Horizon (vertegenwoordigd door [gedaagde 1]) twee nieuwe “Participatieovereenkomsten Groen Rendementplan Serie A Robinia” ondertekend voor “Kavelnummer: PJ05 2079, Otanow”, respectievelijk “Kavelnummer: PJ06 4053, Otanow”. De overeenkomsten met Green Horizon op grond waarvan [eisers] belegden in Robiniahout worden hierna ook de “beleggingsovereenkomsten” genoemd.
2.13.
Bij brief van 8 maart 2009 (ondertekend door [gedaagde 1]) heeft Green Horizon aan [eisers] meegedeeld dat het goed ging met hun bomen en daarnaast het volgende:
“(…)
In de afgelopen jaren is er in Nederland veel veranderd in de wetgeving voor beleggingsproducten. Het toezicht is sterk verscherpt om investeerders beter te beschermen. Het toezicht, dat ook op Green Horizon van toepassing is, wordt uitgevoerd door de Autoriteit Financiële Markten. Dit brengt aanzienlijke kosten voor ons project met zich mee. Die kosten waren destijds voor ons niet voorzien, omdat die wetgeving er niet was in 2004 en 2005.
De Autoriteit Financiële Markten kosten per jaar voor de groep klanten waartoe u behoort (…) bedragen vanaf 2006 ongeveer 35.000,00 per jaar. De Autoriteit Financiële markten kosten voor een periode van 8 jaar bedragen ongeveer 2.500 per hectare. Vanuit onze exploitatie kunnen wij deze kosten niet dragen en zijn wij noodgedwongen deze kosten naar onze klanten door te berekenen om de voortgang van het project niet in gevaar te brengen.
(…)
Wij verzoeken u om een storting te doen van € 495,-- van uw inleg zodat Green Horizon aan haar financiële verplichtingen voor toezichthouding van de Autoriteit Financiële markten kan voldoen.
Gelieve dit bedrag voor20 maartte storten (…) t.n.v. Green Horizon SP z.oo.
(…)”
2.14.
Bij brief van 13 maart 2009 (ondertekend door [gedaagde 1]) van Green Horizon worden [eisers] nader geïnformeerd, omdat de vorige brief kennelijk – gezien de reacties – onduidelijk was. In deze brief worden [eisers] erop gewezen dat het voorstel in de vorige brief een voorstel tot contractswijziging van hun lopende contract met Green Horizon betrof en wordt hen verzocht in te stemmen met deze contractswijziging, die inhoudt dat Green Horizon hen verzoekt om een extra betaling te doen ter grootte van 9% van hun inleg. [eisers] worden verzocht deze brief voor akkoord te ondertekenen. Dit hebben [eisers] niet gedaan.
2.15.
Bij brief van 26 juni 2009 worden [eisers] door [gedaagde 1] namens Green Horizon als volgt geïnformeerd:
“Ik heb een treurige en vervelende mededeling. Zoals u heeft begrepen zijn we het laatste anderhalf jaar druk bezig geweest om met het bedrijf door te gaan. Er zijn een aantal redenen geweest waarom dit helaas niet gelukt is. De belangrijkste redenen zijn de nieuwe wetgeving en de naleving daarvan, wat tot grote kosten aan onze kant heeft geleid en de financiële crisis, wat ervoor heeft gezorgd dat er geen nieuwe omzet meer binnenkwam. Als er alleen maar kosten worden gemaakt en geen omzet meer is, dan gaat elk bedrijf ten onder, zo ook Green Horizon.
Hieronder geef ik nog wat informatie over wat er allemaal gebeurd is;
We moesten van de AFM het bedrijf staken, omdat we geen vergunning meer hadden. Deze vergunning is ingetrokken omdat Teakwood International (TWI) de samenwerking heeft opgezegd met Green Horizon. (…)
De AFM eiste dat we maatregelen zouden nemen en iets zouden doen om de lopende contracten ‘af te wikkelen’. Wij zijn niet meer in staat om de huur van de grond in Polen te betalen en wij zijn ook niet in staat om de contracten af te wikkelen zoals de AFM dat graag wil.
Wij kunnen niet anders dan een faillissement aanvragen.
De faillissementsaanvraag gaat inhouden dat uw belegging verloren gaat. Uw bomen stonden en staan nog steeds goed te groeien in Polen, maar wij mogen al onze klanten niet eens meer beheren van de AFM. Wij mogen niet beheren omdat we geen vergunning meer hebben.
(…)
Hier even een kort overzicht van de punten waarvan de AFM vereist dat ik ze aan u mededeel:
TeakWood International (TWI) heeft de aansluitingsovereenkomst met Green Horizon beëindigt.
De aansluitingsovereenkomst met TWI is per 12 maart 2009 beëindigd.
(…)”
2.16.
Op 16 november 2009 hebben [eisers] het krediet bij De IJssel afgelost (middels een lening bij DSB Bank).
2.17.
AWB Adviesgroep heeft haar activiteiten volgens het handelsregister per 8 januari 2010 gestaakt.
2.18.
Bij brief van 24 maart 2010 heeft mr. Van der Goen namens [eisers] (en 45 andere participanten) Green Horizon, AWB Adviesgroep, [gedaagde 1] en [bedrijf 1] aangeschreven. In de brief houdt mr. Van der Goen [gedaagde 1] onder meer voor dat door de AFM aan Green Horizon en AWB Adviesgroep nimmer een vergunning is verleend, terwijl beide ondernemingen wel vergunningsplichtig waren op grond van (met ingang van 1 januari 2006) de Wet Financiële Dienstverlening (Wfd) en (met ingang van 1 januari 2007) de Wet op het financieel toezicht (Wft) en dat zijn cliënten het zeer wel mogelijk achten dat zij het slachtoffer zijn geworden van oplichting, omdat er geen enkele aanwijzing is dat het door de beleggers belegde geld ook daadwerkelijk in Robiniaplantages is geïnvesteerd. Mr. Van der Goen wijst erop dat, nu is gebleken dat de Robiniaplantages niet aan Green Horizon in eigendom toebehoorden, het bewijs van “economisch” eigendom dat de beleggers hebben gekregen, niets waard is. Mr. Van der Goen heeft [gedaagde 1] gesommeerd om een bedrag van ruim € 1 miljoen (terug) te betalen aan zijn cliënten.
2.19.
Bij brief van 30 maart 2010 heeft [gedaagde 1] op deze brief, voor zover van belang, als volgt gereageerd:
“(…)
Ik zal een korte mededeling doen hierover en u kunt dit ook beschouwen als mijn laatste mededeling, aangezien u met allerlei beschuldigingen aankomt die nergens op slaan en totaal niet onderbouwd zijn.
U had moeten weten dat we wel vergunningen hebben gehad gedurende alle verkopen. Ook had u moeten weten dat we geen teak bomen verkopen, maar robinia. (…)
Uw hele verhaal is erop gebaseerd dat we geen vergunningen hebben gehad en dat we oplichters zijn. Een mededeling voor u, de AFM geeft geen vergunningen aan oplichters, die gaan de bak in. (…)
U heeft een paar dingen niet goed onderzocht, zoals de vergunningen. Die zijn voor alle bedrijven gegeven, zoekt u maar goed.
Deze vergunningen zijn ingetrokken doordat Teakwood onze samenwerking stopte (we hadden ook vergunningen voordat we met hun samen gingen werken).
(…)
De AFM heeft de gehele boekhouding gekopieerd, en alles weten ze. Alle facturen van aanplant en onderhoud hebben ze gezien. U bent vrij om hun te bellen hierover. Als er oplichting was dan was door hun zeker aangifte gedaan. Ik heb altijd eerlijk gehandeld. Ik heb zelfs 2 jaar lang geen salaris ontnomen van Green Horizon. Op aanraden van de AFM ben ik hiermee pas begonnen medio 2006.
Al het geld van de investeerders is geïnvesteerd en aan alle contract verplichtingen hebben wij voldaan. Alle bomen zijn geplant, al het onderhoud is voldaan.
(…)”.
2.20.
Bij brief van 8 april 2010 heeft mr. Van der Goen [gedaagde 1] opnieuw een sommatiebrief gestuurd.
2.21.
Bij brief van 25 oktober 2010 heeft mr. Van der Goen namens een aantal participanten in Green Horizon (niet zijnde [eisers]) Interbank aansprakelijk gesteld.
2.22.
Bij brief van 13 januari 2011 heeft Interbank bij brief van haar advocaat iedere aansprakelijkheid van de hand gewezen.
2.23.
Op 9 juni 2011 is aangifte van oplichting gedaan tegen [gedaagde 1]. Het openbaar ministerie heeft begin 2012 besloten [gedaagde 1] niet te vervolgen.
2.24.
AWB Adviesgroep is op 15 februari 2012 ontbonden door de Kamer van Koophandel.

3.Het geschil

3.1.
[eisers] vorderen – kort weergegeven – dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde 1] en Interbank hoofdelijk veroordeelt tot betaling van een bedrag van € 64.368,72, te vermeerderen met wettelijke rente, alsmede een bedrag aan buitengerechtelijke kosten ten bedrage van € 2.715,-, eveneens te vermeerderen met wettelijke rente, een en ander met veroordeling van [gedaagde 1] en Interbank in de proceskosten, eveneens te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
[eisers] leggen aan deze vordering het volgende ten grondslag:
ten aanzien van [gedaagde 1]:
3.3.
Green Horizon en AWB Adviesgroep hebben onrechtmatig jegens [eisers] gehandeld (en/of wanprestatie jegens hen gepleegd) en [gedaagde 1] is op grond van vereenzelviging of als bestuurder (ook) persoonlijk aansprakelijk voor het handelen van Green Horizon en AWB Adviesgroep. Het onrechtmatig handelen bestaat uit het volgende:
( i) Green Horizon en AWB Adviesgroep hadden (in ieder geval op het moment dat [eisers] in 2006 hun participaties kochten) geen vergunning van de AFM en dit is in strijd met de wet (artikel 2:10 Wfd);
(ii) in strijd met de waarheid hebben zij in de Green Horizon brochure vermeld dat zij wel een vergunning hadden van de AFM (en daarmee bij [eisers] en andere (potentiële) beleggers ten onrechte het vertrouwen gewekt dat het bonafide financiële ondernemingen waren) en dit is eveneens in strijd met de wet (valsheid in geschrifte);
(iii) zelfs als waar is dat Green Horizon en AWB Adviesgroep op 1 januari 2006 beschikten over een
tijdelijkevergunning (zoals [gedaagde 1] stelt) dan geldt dat zij in de brochure hadden moeten (ver)melden dat zij bezig waren een vergunning aan te vragen en niet door in de brochure “Vergunningnr. AFM”, gevolgd door een nummer, op te nemen de indruk mogen wekken dat de ondernemingen reeds over een vergunning beschikten;
(iv) Green Horizon en AWB Adviesgroep hebben niet voldaan aan hun informatieplichten omdat zij niet duidelijk hebben gemaakt dat Green Horizon en AWB Adviesgroep (via [gedaagde 1]) aan elkaar verbonden waren;
( v) Green Horizon en AWB Adviesgroep hebben ook overigens gehandeld in strijd met de zorgplicht voortvloeiend uit de Wfd en Wft: zij hebben geen onderzoek gedaan naar de bestedingsruimte van [eisers], hen geadviseerd te beleggen met geleend geld en geen deugdelijke informatie verschaft over de aard en werking van de beleggingsovereenkomsten;
(vi) er is sprake van oplichting: aan [eisers] werd valselijk voorgehouden dat Green Horizon en AWB Adviesgroep over een vergunning van de AFM beschikten, dat hun geld belegd zou worden in Robiniahoutplantages in Polen en dat dit een belegging zonder risico’s zou zijn; Green Horizon heeft nooit de bedoeling gehad de gelden van [eisers] en de andere participanten daadwerkelijk te beleggen en de gelden zijn ook nimmer geïnvesteerd in Robiniahoutplantages: de plantages in Polen bestonden niet, althans behoorden niet in eigendom toe aan Green Horizon.
3.4.
[gedaagde 1] voert verweer.
ten aanzien van Interbank:
3.5.
AWB Adviesgroep heeft bij de totstandkoming van de kredietovereenkomsten tussen [eisers] en Interbank bemiddeld. Aangezien Interbank hiervan voordeel heeft gehad, is zij op grond van artikel 6:76 BW aansprakelijk voor de gedragingen (onrechtmatige daad) van haar tussenpersoon AWB Adviesgroep.
3.6.
Interbank voert gemotiveerd verweer. Zij voert als meest verstrekkende verweer dat [eisers] de verkeerde partij hebben gedagvaard en daarom niet-ontvankelijk zijn in hun vorderingen. [eisers] hebben geen contractuele relatie met Interbank. [eisers] hebben immers een kredietrelatie met De IJssel en dat is een andere rechtspersoon. Interbank was op geen enkele wijze betrokken bij de totstandkoming van de kredietovereenkomsten en is niet aansprakelijk voor het handelen van haar dochtermaatschappij De IJssel.
3.7.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

ten aanzien van Interbank:
4.1.
Voorop wordt gesteld dat in de (hiervoor onder 2.6, 2.7 en 2.9 genoemde kredietovereenkomsten) steeds De IJssel als “Kredietgever” staat vermeld en dat deze overeenkomsten dus zijn aangegaan tussen enerzijds [eisers] en anderzijds De IJssel. Verder staat in de kredietovereenkomsten vermeld dat deze tot stand zijn gekomen door bemiddeling van AWB Adviesgroep. Uit de overeenkomsten zelf blijkt geen enkele betrokkenheid van Interbank bij de totstandkoming van de kredietovereenkomsten. Dat Interbank wél een rol zou hebben gehad bij de totstandkoming van de kredietovereenkomsten is overigens door [eisers] slechts gesteld, maar zij heeft niet nader ingekleurd welke rol dat dan is geweest. Het enkele feit dat op twee van de drie kredietovereenkomsten het logo van Interbank staat afgedrukt (omdat De IJssel deel uitmaakt van de Interbank-groep) is onvoldoende om betrokkenheid van Interbank bij de totstandkoming van de kredietovereenkomsten aan te nemen. Naar Nederlands recht bestaat geen algemene aansprakelijkheid van de moedermaatschappij voor verbintenissen van haar dochtermaatschappijen. Vereenzelviging van rechtspersonen wordt slechts in uitzonderlijke gevallen aangenomen. Dat misbruik is gemaakt dan identiteitsverschil is niet (gemotiveerd) gesteld of gebleken. Dit betekent dat geen grond bestaat om vereenzelviging van Interbank met De IJssel en/of anderszins aansprakelijkheid van Interbank voor het handelen van haar dochtermaatschappij aan te nemen.
4.2.
De stelling van [eisers] dat door (de advocaat van) Interbank ruim twee jaar inhoudelijk is gecorrespondeerd met (de advocaat van) [eisers] zonder aan te geven dat Interbank niet de juiste partij zou zijn, behoeft geen bespreking, nu deze niet strookt met de feitelijke gang van zaken. De gang van zaken is als volgt geweest. Bij brief van 25 oktober 2010 heeft de advocaat van [eisers] namens een tiental cliënten een brief aan Interbank gestuurd. Deze cliënten hadden kredietovereenkomsten afgesloten bij groepsmaatschappijen van Interbank zoals Eurofintus Financieringen B.V., De IJssel en Voordeelbank B.V. Bij brief van 13 januari 2011 heeft de advocaat van Interbank en De IJssel deze brief beantwoord
“namens InterBank N.V. en haar groepsmaatschappijen (“InterBank”)”. Vervolgens heeft de advocaat van [eisers] op 4 mei 2011 weer een brief gestuurd aan Interbank, dit keer namens twee andere cliënten die een kredietovereenkomst hadden afgesloten bij De IJssel. Bij brief van 16 mei 2011 heeft Interbank namens De IJssel deze brief beantwoord. De brief vangt aan met de zin:
“Hiermee reageert Crediet Maatschappij ‘De IJssel’ B.V. (’InterBank’) op uw brief (…)”. De brief is weliswaar verstuurd op briefpapier van Interbank en ondertekend door Interbank, maar door de openingszin kan er geen misverstand over bestaan dat de brief is gestuurd namens De IJssel. Ten slotte heeft de advocaat van [eisers] zich bij brief van 5 december 2012 voor het eerst namens [eisers] tot de advocaat van Interbank (en De IJssel) gewend. Bij brief van 17 januari 2013 heeft de advocaat van Interbank (en De IJssel) deze brief beantwoord (wederom)
“namens InterBank N.V. en haar groepsmaatschappij Crediet Maatschappij “De IJssel” B.V. (“InterBank”)”. Nu zowel Interbank zelf als ook haar advocaat in hun brieven De IJssel hebben gedefinieerd als
“InterBank”, is het logisch dat in het vervolg van de brieven wordt gesproken van overeenkomsten
“gesloten met InterBank”. Op het briefpapier van Interbank staat de relatie tussen de verschillende rechtspersonen voorts duidelijk vermeld:
“De financieringsmaatschappijen op de achterzijde maken deel uit van InterBank. InterBank heeft van deze maatschappijen opdracht gekregen om alle (rechts)handelingen (waaronder incasso en administratie) te verrichten die nodig zijn om de (krediet)overeenkomsten van deze maatschappijen uit te voeren”. Op de achterzijde van het briefpapier staat onder andere De IJssel vermeld. Interbank en haar advocaat hebben derhalve nimmer de indruk gewekt dat Interbank de wederpartij van [eisers] was of dat Interbank en De IJssel konden worden vereenzelvigd. Niet geoordeeld kan dan ook worden dat Interbank misbruik maakt van procesrecht door zich thans op het standpunt te stellen dat [eisers] de verkeerde partij hebben gedagvaard.
4.3.
Dit betekent dat de vorderingen van [eisers] ten aanzien van Interbank reeds hierop afstuiten en geen verdere (inhoudelijke) bespreking behoeven. Als de in het ongelijk gestelde partij zullen [eisers] worden veroordeeld in de proceskosten van Interbank. Deze kosten worden tot op heden begroot op € 3.624,- (€ 1.788,- aan salaris advocaat (2 punten x € 894) en € 1.836 aan griffierecht). De gevorderde nakosten zijn toewijsbaar als in de beslissing vermeld.
ten aanzien van [gedaagde 1]:
4.4.
[gedaagde 1] stelt zich op het standpunt dat Green Horizon, AWB Adviesgroep en hemzelf niets te verwijten valt. Hij voert hiertoe het volgende aan. In de beginperiode was er nog niets aan de hand. Er is in totaal ongeveer € 3,7 miljoen in Green Horizon geïnvesteerd. De bomen waren geplant, werden verzorgd en groeiden goed. Het faillissement van Green Horizon (dat is aangevraagd in Polen, maar nooit uitgesproken omdat Green Horizon niet over voldoende financiële middelen beschikte om de aanvraag in behandeling te laten nemen) is de reden geweest dat Green Horizon niet tot het kappen, verwerken en verkopen van de bomen is gekomen. Oorzaak van het faillissement waren de hoge kosten, onder meer in verband met de vereisten waaraan moest worden voldaan om een vergunning van de AFM te krijgen. Vóór 2006 was niet te voorzien dat de kosten in het kader van het door de AFM uitgeoefende toezicht zo hoog zouden uitvallen. De grond die Green Horizon in Polen huurde, is inmiddels door de Poolse Staat in beslag genomen.
4.5.
Er is volgens [gedaagde 1] geen enkel bewijs dat Green Horizon en AWB Adviesgroep de vergunningsplicht hebben overtreden. Eind 2005 was er nog geen vergunningsplicht. Green Horizon en AWB Adviesgroep hebben eind 2005 een vergunning aangevraagd bij de AFM. In afwachting van de definitieve beslissing op de vergunningaanvraag is aan zowel Green Horizon als aan AWB Adviesgroep een voorlopige Wfd-vergunning verstrekt door de AFM, met de nummers als in de brochure vermeld. Er is dus geen sprake van verzonnen of niet-bestaande vergunningnummers. Uiteindelijk hebben Green Horizon en AWB Adviesgroep geen (definitieve) vergunning gekregen van de AFM. De belangrijkste reden hiervoor was dat volgens de AFM de kavelindeling van de plantages in Polen onvoldoende duidelijk was. Nadat zij had vernomen dat zij geen definitieve vergunning zou krijgen van de AFM, is Green Horizon medio 2008 gaan samenwerken met Teakwood International die wel over een vergunning beschikte. AWB Adviesgroep heeft zich aangesloten bij het bedrijf Green Select dat ook over een vergunning beschikte. Begin 2009 is de samenwerking met Teakwood International gestopt. De belangrijkste reden hiervoor was dat de kosten die Teakwood International aan Green Horizon in rekening bracht voor de samenwerking te hoog opliepen en Green Horizon deze niet meer kon voldoen. Green Horizon heeft de participanten nog gevraagd om bij te storten, maar deze waren hiertoe niet bereid, waarna Green Horizon de samenwerking heeft stopgezet. De AFM heeft nooit bezwaar gehad tegen de samenwerking tussen Green Horizon en Teakwood International. De AFM heeft Green Horizon en AWB Adviesgroep nooit een boete opgelegd. De AFM heeft in het kader van de (voorlopige) vergunningaanvraag uitgebreid onderzoek gedaan bij Green Horizon en AWB Adviesgroep (waaronder onderzoek naar de boekhouding) en zij heeft niets onoorbaars aangetroffen. Ook de Poolse belastingdienst heeft Green Horizon doorgelicht en daarnaast hebben diverse grote accountantskantoren de administratie van Green Horizon bekeken. De verwijten van [eisers] aan het adres van Green Horizon en AWB Adviesgroep zijn dan ook volstrekt onjuist en stroken niet met het gegeven dat de AFM uitgebreid onderzoek heeft gedaan en op grond daarvan nimmer heeft besloten enige actie te ondernemen tegen beide ondernemingen.
4.6.
Van vereenzelviging was volgens [gedaagde 1] geen sprake. Voor potentiële investeerders en participanten was voldoende duidelijk dat Green Horizon het onderhoud en de zorg van de plantages op zich nam en dat AWB Adviesgroep zich bezighield met de verkoop van beleggingsovereenkomsten. In ieder geval kan [gedaagde 1] niet in persoon aansprakelijk worden gehouden op grond van vereenzelviging; de gedragingen van Green Horizon en AWB Adviesgroep kunnen niet op grond van vereenzelviging aan [gedaagde 1] worden toegerekend. Ook van bestuurdersaansprakelijkheid van [gedaagde 1] is geen sprake. [gedaagde 1] wist niet en behoorde ook niet te weten dat Green Horizon of AWB Adviesgroep niet aan hun verplichtingen zouden kunnen voldoen.
4.7.
Ten slotte bestrijdt [gedaagde 1] de hoogte van de vordering. [gedaagde 1] betwist dat [eisers] bedragen van € 5.500,- en € 9.625,- hebben ingelegd. Voor toewijzing van enig bedrag aan gemist rendement is in ieder geval geen aanleiding, nu geen toezeggingen zijn gedaan ten aanzien van het rendement. In de brochure staat slechts dat een flink vermogen
kanworden opgebouwd; toezeggingen worden niet gedaan en garanties worden niet gegeven. [gedaagde 1] heeft zelf ook nooit enige toezegging gedaan.
4.8.
De rechtbank overweegt als volgt. [gedaagde 1] heeft allereerst niet betwist dat Green Horizon en AWB Adviesgroep in 2005 en 2006 (toen [eisers] hun beleggingsovereenkomsten met Green Horizon sloten) niet beschikten over een
definitievevergunning van de AFM. Het vermelden in de brochure van AFM-vergunningnummers, zonder enig voorbehoud, terwijl Green Horizon en AWB Adviesgroep niet over
definitievevergunningen van de AFM beschikten (zelfs als juist zou zijn dat de ondernemingen wel een vergunning hadden aangevraagd, zoals [gedaagde 1] stelt, maar door hem op geen enkele wijze is aangetoond), is onrechtmatig. Hierdoor zijn potentiële beleggers (en ook [eisers]) immers misleid. Dat zij hierdoor schade hebben geleden, volgt uit de eigen stellingen van [gedaagde 1]: de kosten van de vergunningaanvraag zijn immers de belangrijkste oorzaak geweest van het faillissement van Green Horizon. Het verweer van [gedaagde 1] dat Green Horizon en AWB Adviesgroep beschikten over een
voorlopigevergunning (en zijn bewijsaanbod ter zake) kan [gedaagde 1] dan ook niet baten.
4.9.
Van dit handelen kan [gedaagde 1] (ook) persoonlijk een ernstig verwijt worden gemaakt, aangezien hij zowel bij Green Horizon als AWB Adviesgroep statutair bestuurder was, hij – zoals uit alle door [eisers] overgelegde correspondentie blijkt en door [gedaagde 1] ook niet (gemotiveerd) is weersproken – bij beide ondernemingen aan de touwtjes trok, en de aan de (potentiële) beleggers in de brochure verstrekte informatie uit zijn koker kwam.
4.10.
De overige stellingen van partijen betreffende het onrechtmatig handelen en de aansprakelijkheid van [gedaagde 1] behoeven in het licht van het voorgaande eigenlijk geen verdere bespreking. Ten overvloede wordt evenwel nog het volgende overwogen. [gedaagde 1] heeft zijn verweer op geen enkel punt met stukken onderbouwd, terwijl dit wel op zijn weg had gelegen. Hij heeft niet alleen geen stukken overgelegd waaruit zou kunnen blijken dat Green Horizon en AWB Adviesgroep (in 2005-2006) een vergunning bij de AFM hebben aangevraagd, maar ook geen stukken die aantonen dat Green Horizon plantages bezat (of huurde) in Polen waar Robiniabomen waren geplant en groeiden, en dat de inleg van [eisers] (en andere participanten) in Robiniahoutplantages is geïnvesteerd, terwijl hij (als enige) over de administratie van beide ondernemingen beschikt. [gedaagde 1] heeft niet gesteld (en ook is niet gebleken) dat hij niet (meer) over deze administratie beschikt. Integendeel, in zijn brief van 30 maart 2010 (zie hiervoor onder 2.19) schrijft [gedaagde 1] juist dat de AFM de hele administratie heeft
gekopieerd.De rechtbank is van oordeel dat op [gedaagde 1] als (vertegenwoordiger) van een beleggingsmaatschappij en effectenbemiddelaar in dit geval een verzwaarde stelplicht rust ten aanzien van het door hem gevoerde verweer en dat hij niet kan volstaan met een blote ontkenning van al hetgeen [eisers] naar voren hebben gebracht of blote beweringen van het tegendeel (vergelijk HR 15 december 2006, ECLI:NL:HR:2006:AZ1083 en de conclusie A-G voor HR 11 juli 2008, ECLI:NL:PHR:2008:BC8967). Dit geldt temeer nu [eisers] hun stellingen waar mogelijk hebben onderbouwd met stukken, te weten de correspondentie die zij van [gedaagde 1] hebben ontvangen (terwijl zij over andere stukken – door toedoen van [gedaagde 1] – niet beschikken) en dat op sommige punten de stellingen van [gedaagde 1] zelf reeds (lijken te) impliceren dat beweringen in de brochure niet kunnen kloppen: hoe kan bijvoorbeeld een belegger het
economisch eigendomvan een perceel met daarop bomen verkrijgen, zoals in de beleggingsovereenkomsten stond vermeld, als Green Horizon de grond slechts
huurdevan de Poolse Staat? In dit verband wordt ook meegewogen dat [eisers] ter onderbouwing van hun betoog dat sprake is van oplichting – onderbouwd met stukken – hebben gesteld dat [gedaagde 1] ook na het (beweerde?) faillissement van Green Horizon (onder verschillende namen) nog is doorgegaan met het aanbieden van beleggingen in Robiniahoutplantages onder de naam Green Horizon (toen via een nieuwe vennootschap, Robinia Invest GmbH, althans via European Forestry). Op deze stellingen van [eisers] is [gedaagde 1] in het geheel niet ingegaan. Dit alles betekent dat [gedaagde 1] de stellingen van [eisers] onvoldoende gemotiveerd heeft betwist en dat de rechtbank (op de voet van artikel 149 Rv) niet anders kan dan vaststellen dat Green Horizon en AWB Adviesgroep de door [eisers] ingelegde gelden niet in Robiniahoutplantages hebben geïnvesteerd. Het spreekt voor zich dat Green Horizon en AWB Adviesgroep door de door de participanten ingelegde gelden niet in Robiniahoutplantages te investeren, ook hebben gehandeld in strijd met de wet en in strijd met hetgeen in het maatschappelijk verkeer betaamt en dus onrechtmatig hebben gehandeld jegens [eisers] Ook van dit onrechtmatig handelen kan [gedaagde 1] persoonlijk een ernstig verwijt worden gemaakt, zodat hij ook op grond van dit handelen aansprakelijk is voor de schade die [eisers] hebben geleden. Dat de AFM Green Horizon en AWB Adviesgroep – kennelijk – geen boete heeft opgelegd en het openbaar ministerie heeft besloten [gedaagde 1] niet te vervolgen wegens oplichting en/of valsheid in geschrifte, doet hier niet aan af.
4.11.
Nu [gedaagde 1] niet aan zijn (verzwaarde) stelplicht heeft voldaan, wordt aan bewijslevering niet toegekomen, zodat zijn bewijsaanbod (gedaan in de conclusie van antwoord en ter comparitie) om nadere stukken over te leggen waarmee zou kunnen worden aangetoond dat Green Horizon en AWB Adviesgroep grond hebben gehuurd van de Poolse Staat en een bomenleverancier hadden, wordt gepasseerd.
ten aanzien van de schade:
4.12.
[eisers] vorderen schadevergoeding van [gedaagde 1] ten bedrage van ruim € 64.000. Dit bedrag is opgebouwd uit de volgende elementen:
  • deelnamebedragen (en administratiekosten): € 15.353;
  • gemist rendement conform brochure (12%): € 39.210;
  • aan Interbank betaalde rente: € 9.806 (afgerond).
4.13.
De schade bestaande uit de deelnamebedragen en administratiekosten komt zonder meer voor vergoeding in aanmerking. Het verweer van [gedaagde 1] dat niet is bewezen dat [eisers] deze bedragen daadwerkelijk hebben ingelegd, wordt verworpen. Voor zover nodig hebben [eisers] immers door middel van bankafschriften aangetoond dat deze bedragen van hun rekening zijn afgeschreven ten gunste van AWB Adviesgroep.
4.14.
Het gevorderde gemiste rendement komt niet voor vergoeding in aanmerking. [eisers] worden niet gevolgd in hun stelling dat in de brochure een rendement van 12% is gegarandeerd; dit staat er eenvoudigweg niet. Voor zover [eisers] betogen dat AWB Adviesgroep (in de persoon van [naam 1]) dit rendement (mondeling) heeft gegarandeerd, kan hen dit niet baten, nu niet (gemotiveerd) is gesteld dat [gedaagde 1] van eventuele mondelinge toezeggingen van [naam 1] persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt. Overigens heeft [naam eiser 2] ter comparitie ook zelf verklaard dat in de beleggingsovereenkomsten niet staat dat dat hij zijn geld “100% zeker zou terugkrijgen” en dat [naam 1] hem ook had gezegd dat hij die garantie niet zwart op wit kon krijgen.
4.15.
De schadepost “aan Interbank betaalde rente” komt reeds niet voor vergoeding in aanmerking omdat [eisers] (zoals hiervoor is overwogen) nooit rente aan Interbank hebben betaald. Ook als de post moet worden gelezen als “aan De IJssel betaalde rente” valt evenwel niet in te zien waarom [gedaagde 1] deze “schade” aan [eisers] zou moeten vergoeden. Het enkele feit dat AWB Adviesgroep heeft bemiddeld bij de totstandkoming van de kredietovereenkomsten die overigens slechts gedeeltelijk zijn aangewend om participaties in Green Horizon te kopen, is hiertoe onvoldoende. Dat [gedaagde 1] (persoonlijk) [eisers] zou hebben aangezet de kredietovereenkomsten aan te gaan en hun heeft voorgespiegeld dat met het gegarandeerde rendement op de beleggingen in Green Horizon het krediet kon worden afbetaald – zoals [eisers] stellen – is niet, althans onvoldoende, gebleken.
4.16.
Dit alles betekent dat [gedaagde 1] aan [eisers] een bedrag van € 15.353,- aan schade zal moeten vergoeden, te vermeerderen met de (niet betwiste) wettelijke rente over dit bedrag vanaf 26 juni 2009.
buitengerechtelijke kosten
4.17.
Daarnaast vorderen [eisers] een bedrag van € 900,- en een bedrag van € 1.815,- aan buitengerechtelijke kosten. Het bedrag van € 900,- betreft de factuur van het recherchebureau VMB Security & Solutions dat [eisers] hebben ingeschakeld om verhaalsobjecten te vinden. Dat [eisers] deze kosten hebben gemaakt is, nu de aansprakelijkheid van [gedaagde 1] vast is komen te staan, niet onredelijk en deze kosten (die overigens door [gedaagde 1] ook niet zijn bestreden) zullen dan ook worden toegewezen.
[eisers] hebben gesteld daarnaast ook nog andere buitengerechtelijke kosten te hebben gemaakt en [eisers] hebben vergoeding daarvan gevorderd. Naar het oordeel van de rechtbank hebben [eisers] in voldoende mate aangegeven welke kosten zij hebben gemaakt en is voldaan aan het vereiste dat alleen redelijke kosten die in redelijkheid zijn gemaakt kunnen worden toegewezen (dat aan dit vereiste is voldaan is overigens door [gedaagde 1] ook niet is betwist), zodat ook de gevorderde vergoeding van buitengerechtelijke kosten ten bedrage van € 1.815,- zal worden toegewezen.
4.18.
Als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij zal [gedaagde 1] worden veroordeeld in de proceskosten. Gezien het aan schadevergoeding toegewezen bedrag ziet de rechtbank aanleiding voor de berekening van het salaris advocaat aansluiting te zoeken bij tarief II (€ 452). De proceskosten aan de zijde van [eisers] worden aldus tot op heden als volgt begroot:
- dagvaarding € 134,54
- griffierecht 842,00
- salaris advocaat
904,00(2 punten × tarief II)
Totaal € 1.880,54

5.De beslissing

De rechtbank
ten aanzien van [gedaagde 1]:
5.1.
veroordeelt [gedaagde 1] om aan [eisers] te betalen een bedrag van € 15.353,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 26 juni 2009 tot aan de dag van algehele voldoening,
5.2.
veroordeelt [gedaagde 1] om aan [eisers] te betalen een bedrag van € 2.715,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van de dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening,
5.3.
veroordeelt [gedaagde 1] in de proceskosten, aan de zijde van [eisers] tot op heden begroot op € 1.880,54, te vermeerderen met wettelijke rente indien deze kosten niet binnen 14 dagen na heden zijn voldaan,
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af,
ten aanzien van Interbank:
5.6.
wijst de vorderingen af,
5.7.
veroordeelt [eisers] in de proceskosten, aan de zijde van Interbank tot op heden begroot op € 3.624,00, te vermeerderen met wettelijke rente indien deze kosten niet binnen 14 dagen na heden zijn voldaan,
5.8.
veroordeelt [eisers] in de na dit vonnis aan de zijde van Interbank ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden en [eisers] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis hebben voldaan, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van het vonnis, alsmede met de wettelijke rente,
5.9.
verklaart de (kosten)veroordelingen onder 5.7 en 5.8 uitvoerbaar bij voorraad
Dit vonnis is gewezen door mr. R.A. Dudok van Heel en in het openbaar uitgesproken op 6 augustus 2014.