In deze zaak heeft de rechtbank Amsterdam op 18 juli 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen een Ethiopische moeder, eiseres, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, verweerder. Eiseres, die sinds 2000 zonder verblijfsvergunning in Nederland verblijft, heeft twee minderjarige kinderen die de Nederlandse nationaliteit bezitten. De vader van de kinderen is overleden, en eiseres zorgt alleen voor hen. Eiseres heeft herhaaldelijk aanvragen voor een verblijfsvergunning ingediend, die zijn afgewezen, evenals haar verzoek om bijstandsuitkering. De rechtbank oordeelt dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom eiseres geen recht zou hebben op verblijf in Nederland op basis van artikel 20 van het VWEU, dat het recht op verblijf voor ouders van EU-burgers regelt. De rechtbank verwijst naar eerdere uitspraken van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State en de Hoge Raad, die bevestigen dat in zeer bijzondere gevallen een verblijfsrecht kan voortvloeien uit de situatie van de kinderen. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit van verweerder en draagt hen op een nieuw besluit te nemen, waarbij eiseres recht heeft op een uitkering die haar in staat stelt in haar eigen en de onderhoudskosten van haar kinderen te voorzien. De rechtbank wijst ook op de noodzaak van een voorlopige voorziening, zodat eiseres en haar kinderen niet in financiële problemen komen terwijl het nieuwe besluit wordt genomen. De proceskosten worden vergoed en het griffierecht wordt terugbetaald aan eiseres.