ECLI:NL:RBAMS:2014:352

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 januari 2014
Publicatiedatum
30 januari 2014
Zaaknummer
AWB-13_1735
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de oplegging van een Educatieve Maatregel Gedrag en Verkeer (EMG) na verkeersovertredingen

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 23 januari 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. J. Sietsma, en verweerder, vertegenwoordigd door drs. I.S.B. Metaal, over de oplegging van een Educatieve Maatregel Gedrag en Verkeer (EMG). Eiser had een EMG opgelegd gekregen omdat hij met zijn auto een eenrichtingsstraat inreed en daarbij tweemaal een verbodsbord negeerde. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van herhaaldelijk verrichte gedragingen zoals bedoeld in de Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid. De rechtbank concludeerde dat de verkeersovertredingen als één gedraging moesten worden gezien, aangezien het handelen van eiser het gevolg was van één wilsbesluit en er geen mogelijkheid was om de gedraging te onderbreken in de korte tijdspanne waarin deze plaatsvond.

De rechtbank verklaarde het beroep van eiser gegrond en vernietigde het bestreden besluit van verweerder, dat het bezwaar van eiser tegen de EMG ongegrond had verklaard. De rechtbank herroept het primaire besluit en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit. Tevens werd verweerder veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht van € 160,-- en de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 974,--. De uitspraak is openbaar gedaan en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen zes weken na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 13/1735

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 januari 2014 in de zaak tussen

[naam]

wonende te [woonplaats], eiser
(gemachtigde mr. J. Sietsma)
en

Stichting Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen,

verweerder
(gemachtigde drs. I.S.B. Metaal)

Procesverloop

Bij besluit van 6 november 2012 (het primaire besluit) heeft verweerder een Educatieve Maatregel Gedrag en verkeer (EMG) aan eiser opgelegd.
Bij besluit van 8 maart 2013 heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard (het bestreden besluit).
Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft de zaak ter zitting behandeld op 12 december 2013. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1.
Aan eiser is een EMG opgelegd bij besluit van 6 november 2012, omdat na een schriftelijke mededeling van de Regiopolitie Amsterdam-Amstelland van 3 oktober 2012 het vermoeden bij verweerder is ontstaan dat eiser niet langer voldoet aan de eisen van rijvaardigheid van houders van een rijbewijs. De mededeling hield in dat eiser op 16 juni 2012 als bestuurder van een motorrijtuig een geslotenverklaring heeft genegeerd en kort daarna opnieuw een geslotenverklaring negeerde. Er was sprake van spookrijden. Eisers bezwaar tegen dit besluit is bij beslissing van 8 maart 2013 ongegrond verklaard.
2.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiser herhaaldelijk gedragingen heeft verricht als bedoeld in bijlage 1, onder A, onderdeel III van de Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid (de Regeling), te weten het duidelijk tentoonspreiden van gedrag dat in strijd is met de essentiële verkeersregels en verkeertekens ter zake van de plaats op de weg, waaronder begrepen spookrijden.
3.
Eiser betwist dat er sprake is van twee van elkaar te onderscheiden gedragingen. De overtreding is begaan op dezelfde straat, te weten de[adres] en is volgens de verbalisanten gepleegd op 2.00 uur en 2.01 uur. Eiser zou binnen een straal van enkele meters twee keer hebben spookgereden. Eiser wijst op een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 16 maart 2000 (ECLI:NL:RVS:2000:AA5198) en stelt dat hieruit volgt dat spookrijden één gedraging betreft. Eiser stelt dat hij niet de mogelijkheid had om een zijstraat in te gaan, aangezien hij hier niet in mocht rijden. Verder voert eiser aan dat de maatregel disproportioneel is.
4.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat sprake is van twee van elkaar te onderscheiden gedragingen. Eiser is allereerst tegen de richting in een eenrichtingsweg ingereden, tijdens dit spookrijden passeerde hij een zijstraat en wederom negeerde hij een verkeersbord door tegen de richting in te rijden. Hij had op twee momenten de keuze om het spookrijden niet voort te zetten. Eisers beroep op de uitspraak van de Afdeling gaat niet op, nu deze gaat over spookrijden op een autoweg met gescheiden rijbanen. In een dergelijke situatie is herstel van het rijgedrag problematischer dan in onderhavige situatie. Eiser had de keuze om niet nogmaals tegen de richting in te rijden bij het tweede verkeersbord. Bovendien had hij de mogelijkheid om om te keren.
5.
Niet in geschil is dat de overtreding is begaan en dat er sprake was van spookrijden. In geschil is de vraag of sprake is van herhaaldelijk verrichte gedragingen als bedoeld in bijlage 1, onder A, onderdeel III van de Regeling. De rechtbank is van oordeel dat hier geen sprake van is en overweegt hiertoe als volgt.
6.
Eiser heeft ter zitting aangegeven dat hij een straat is ingereden waar hij niet in mocht, direct een bruggetje over is gereden en meteen daarna halverwege de gracht heeft geparkeerd. Het handelen van eiser is derhalve kennelijk het gevolg van één wilsbesluit, eiser wilde halverwege de eenrichtingsstraat parkeren en passeerde daarbij tweemaal een verkeersbord. Het gaat hierbij om een zeer korte tijdspanne en afstand, waarbij voor en na het bruggetje een verkeersbord werd gepasseerd. Verder gaat het om dezelfde gedraging en was er niet de mogelijkheid om de gedraging in dit korte tijdsbestek af te breken door een zijstraat in te rijden, aangezien eiser de straat die hij passeerde niet in mocht rijden. Gelet op de aard van de gedraging, het korte tijdsverloop en het ontbreken van de mogelijkheid om de gedraging niet voort te zetten is de rechtbank van oordeel dat de verkeersovertredingen als één gedraging dienen te worden gezien. Er is daarom geen sprake van herhaaldelijk verrichte gedragingen.
7.
Gelet hierop verklaart de rechtbank het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit wegens strijd met artikel 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht.
8.
De rechtbank herroept de beslissing in primo, ziet aanleiding om zelf in de zaak te voorzien en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit.
9.
Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart draagt zij verweerder op het betaalde griffierecht van € 160,-- aan eiser te vergoeden en veroordeelt zij verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 974,--, te betalen aan eiser (1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 487,-- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank,
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • herroept het primaire besluit van en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
  • bepaalt dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht van € 160,-- vergoedt;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van het geding tot een bedrag van € 974,--, te betalen aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.E.J.M. Gielen, rechter, in aanwezigheid van mr. M. de Jong, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 23 januari 2014.
de griffier
de rechter

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Afschrift verzonden op:
D: B
Coll: WGS
SB