Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding van 21 december 2012 met producties;
- de conclusie van antwoord met producties;
- het tussenvonnis van 14 augustus 2013 waarbij een comparitie van partijen is bepaald;
- het proces-verbaal van comparitie van 26 november 2013 met de daarin genoemde stukken.
2.De feiten
- arbitrageaanvraag van [gedaagden gezamenlijk] van 6 oktober 2010 met producties;
- kort antwoord van Verkopers van 25 oktober 2010 met producties;
- regiezitting op 13 mei 2011;
- brief van 18 mei 2011 van het scheidsgerecht met procesafspraken;
- memorie van eis van [gedaagden gezamenlijk] van 1 september 2011 met producties;
- memorie van antwoord van Verkopers, tevens houdende voorwaardelijke eis in reconventie, van 1 december 2011 met producties;
- memorie van repliek in conventie, tevens memorie van antwoord in voorwaardelijke reconventie, van [gedaagden gezamenlijk] van 1 februari 2012 met producties;
- memorie van dupliek in conventie, tevens memorie van repliek in voorwaardelijke reconventie, van Verkopers van 2 april 2012 met producties;
- memorie van dupliek in voorwaardelijke reconventie van [gedaagden gezamenlijk] van 1 mei 2012;
- schriftelijke vragen van het scheidsgerecht aan [gedaagden gezamenlijk];
- mondelinge behandeling op 9 juli 2012, waar partijen aan de hand van pleitnotities en een power-pointpresentatie hun standpunten hebben toegelicht en vragen hebben beantwoord (van de mondelinge behandeling is geen proces-verbaal opgemaakt).
3.Het geschil
- a) het scheidsgerecht heeft zich niet aan zijn opdracht gehouden (artikel 1065 lid 1 aanhef en onder c Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv));
- b) het arbitraal vonnis is niet met redenen omkleed (artikel 1065 lid 1 aanhef en onder d Rv); en
- c) het arbitraal vonnis, of de wijze waarop dit tot stand kwam, is in strijd met de openbare orde of de goede zeden (artikel 1065 lid 1 aanhef en onder e Rv).
4.De beoordeling
4.25 Het derde subsidiaire verweer van Verkopers houdt in dat [gedaagden gezamenlijk] haar schadebeperkingsplicht heeft geschonden. Verkopers baseren deze verplichting op art. 12.8 aanhef en sub d. SPA, alsmede op het bepaalde in art. 6:101 en de aanvullende en beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid.
een schikkingvan de Braziliaanse kwestie mogelijk was” (r.ov. 4.26) en (ii) dat [gedaagden gezamenlijk] hebben getracht Verkopers “te bewegen om tot
enige vorm van regelingte komen met betrekking tot de situatie in (…) Brazilië en dat Verkopers daarbij niet blijk hebben gegeven daarmee erg veel haast te hebben gehad.” (r.ov. 4.27) [
onderstreping rb]. Voorts heeft het scheidsgerecht in r.ov. 4.12 juist overwogen dat “tot op heden niet is gebleken van een daadwerkelijke poging van [gedaagden gezamenlijk] om de mogelijkheden van een dergelijke schikking met de Braziliaanse fiscus te onderzoeken”.
enerzijds– in het licht van de vraag of de aansprakelijkheidsbeperking in artikel 12.4 van de SPA in stand kon blijven (r.ov. 4.11 en r.ov. 4.12) – (in het voordeel van Verkopers) overwogen dat de omvang van de schulden van [gedaagde 1] (feitelijk) aanzienlijk is toegenomen door voort te procederen, terwijl in 2009 wellicht voor [gedaagde 1] de mogelijkheid bestond deel te nemen aan een amnestieprogramma, en dat niet aan Verkopers kon worden tegengeworpen dat zij geen onvoorwaardelijke toestemming hebben gegeven voor het treffen van een regeling.
Anderzijds– in verband met de keuze van [gedaagden gezamenlijk] om door te procederen – heeft het scheidsgerecht overwogen dat het niet onredelijk was dat [gedaagden gezamenlijk] niet (zonder toestemming en medewerking van Verkopers) aan een regeling hebben meegedaan (omdat de in het geding gebrachte rapporten omtrent de kansen van verweer in de procedures in Brazilië niet eensluidend waren en ook deelname aan een amnestieregeling een onzekere uitkomst heeft), zodat niet kan worden gezegd dat sprake is van eigen schuld in de zin van artikel 12.8 van de SPA. Het scheidsgerecht heeft aldus in dit verband geoordeeld dat [gedaagden gezamenlijk] met het niet-deelnemen aan een amnestieregeling haar verplichtingen onder de SPA niet heeft geschonden. Deze redenering – motivering – van het scheidsgerecht is niet onbegrijpelijk (of innerlijk tegenstrijdig).
904,-(2 punten × tarief € 452 (tarief II))