ECLI:NL:RBAMS:2013:5140

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
26 juli 2013
Publicatiedatum
16 augustus 2013
Zaaknummer
13.737.218-13
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van overlevering aan Polen wegens niet voldoen aan rechtsmachtvereiste

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 26 juli 2013 uitspraak gedaan over de vordering tot overlevering van een opgeëiste persoon aan Polen. De opgeëiste persoon was in Polen veroordeeld voor verduistering van een bedrag van meer dan 10.000 Zloty tussen 17 november 2006 en 3 januari 2007. De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat op 9 januari 2013 door de Poolse autoriteiten was uitgevaardigd. De rechtbank heeft de zaak behandeld op een openbare zitting op 17 mei 2013, waarbij de opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. I.J.K. van der Meer, en een tolk in de Poolse taal.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon gedurende vijf jaar onafgebroken en rechtmatig in Nederland verbleef, wat een van de voorwaarden is voor de weigering van overlevering op basis van artikel 6 van de Overleveringswet. De rechtbank oordeelde dat het hanteren van de rechtsmachtvoorwaarde in dit geval niet evenredig was aan het legitieme doel van het voorkomen van straffeloosheid. De rechtbank concludeerde dat er geen redelijke en objectieve rechtvaardiging bestond voor het onderscheid op basis van nationaliteit en dat de rechtsmachtvoorwaarde in dit geval niet van toepassing was.

Uiteindelijk heeft de rechtbank de overlevering geweigerd, omdat aan de voorwaarden van artikel 6, tweede lid, OLW was voldaan. De rechtbank heeft ook de geschorste overleveringsdetentie opgeheven. De uitspraak is gedaan door mr. H.P. Kijlstra, voorzitter, en mrs. C.W. Inden en S.J. Riem, rechters, in aanwezigheid van griffier mr. Y.M.E. Jurgens. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13.737.218-13
RK nummer: 13/1741
Datum uitspraak: 26 juli 2013
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 15 maart 2013 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 9 januari 2013 door
the Circuit Court of Zielona Góra(Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1979,
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens en verblijvend op het adres [GBA-adres],
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 17 mei 2013. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. N.M. van Ditzhuyzen. De opgeëiste persoon heeft zich doen bijstaan door zijn raadsvrouw, mr. I.J.K. van der Meer, advocaat te Amsterdam, en door een tolk in de Poolse taal.
Bij tussenuitspraak van 31 mei 2013 is het onderzoek ter zitting heropend onder onmiddellijke schorsing teneinde de opgeëiste persoon en zijn raadsvrouw in de gelegenheid te stellen om door middel van objectieve stukken aan te tonen dat de opgeëiste persoon voldoet aan alle materiële eisen, als bedoeld in de artikelen 8.11 en 8.12 Vreemdelingenbesluit 2000 neergelegde eisen.
De behandeling van de vordering is hervat op de openbare zitting van 26 juli 2013. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. M. Al Mansouri. De opgeëiste persoon heeft zich wederom doen bijstaan door zijn raadsvrouw, mr. I.J.K. van der Meer, advocaat te Amsterdam, en door een tolk in de Poolse taal.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Poolse
nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een
-
enforceable judgment of December 12, 2007, by the District Court of Zielona Góra, II K 587/07;
-
decision of March 27, 2012, by the District Court of Zielona Góra, ref. no. II Ko 49/12, to activate the custodial sentence.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van één jaar en acht maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Van deze straf resteren nog één jaar, zeven maanden en veertien dagen. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij voornoemd vonnis.
Dit vonnis betreft het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.

4.Strafbaarheid

Feit waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft het feit niet aangeduid als een feit waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval alleen worden toegestaan indien voldaan wordt aan de in artikel 7, eerste lid, onder a, 2e OLW gestelde eisen.
De rechtbank stelt vast dat het feit waarvoor overlevering wordt verzocht, zowel naar het recht van Polen als naar Nederlands recht strafbaar is en dat op dit feit in beide staten een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste twaalf maanden is gesteld.
Het feit levert naar Nederlands recht op:
verduistering.
5. De weigeringsgrond als bedoeld in artikel 6, tweede lid, juncto vijfde lid, OLW
5.1
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat de overlevering wordt geweigerd op grond van artikel 6, tweede lid juncto vijfde lid, OLW.
Dit standpunt is, zakelijk weergegeven, als volgt onderbouwd. Aan twee van de drie voorwaarden van artikel 6, vijfde lid, OLW is voldaan. De opgeëiste persoon heeft gedurende een periode van vijf jaar onafgebroken en rechtmatig in Nederland verbleven. Bovendien zal hij zijn verblijfsrecht in Nederland niet verliezen. De derde voorwaarde, het vereiste dat Nederland rechtsmacht heeft, kan niet aan de opgeëiste persoon worden tegengeworpen gelet op de twee uitspraken hieromtrent van deze rechtbank van 25 juni 2013, die vergelijkbare zaken betroffen.
5.2
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft, kort weergegeven, tot weigering van de overlevering geconcludeerd in het licht van de recente jurisprudentie van deze rechtbank ten aanzien van het rechtsmachtvereiste dat is gesteld in artikel 6, vijfde lid, OLW, naar welke uitspraken de verdediging ook heeft verwezen.
5.3
Oordeel van de rechtbank
Ingevolge artikel 6, vijfde lid, OLW is het tweede lid van dit artikel (inhoudende dat de overlevering van een Nederlander niet wordt toegestaan indien deze is gevraagd ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een hem bij onherroepelijk vonnis opgelegde vrijheidsstraf) eveneens van toepassing op een vreemdeling met een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd, voor zover hij in Nederland kan worden vervolgd voor de feiten welke aan het Europees aanhoudingsbevel ten grondslag liggen en voor zover ten aanzien van hem de verwachting bestaat dat hij niet zijn recht van verblijf in Nederland verliest ten gevolge van een hem na overlevering opgelegde straf of maatregel.
Volgens vaste jurisprudentie van deze rechtbank, geldt voor EU-onderdanen dat zij niet aan de eerste voorwaarde, een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd, hoeven te voldoen. In plaats daarvan moeten zij aantonen dat zij vijf jaar, onafgebroken, rechtmatig in Nederland hebben verbleven, gerekend vanaf het moment waarop de rechtbank uitspraak doet in hun overleveringszaak. De opgeëiste persoon voldoet aan dit vereiste. Hij staat ten tijde van de uitspraak al meer dan vijf jaren ingeschreven in de Gemeentelijke basisadministratie en hij heeft de rechtmatigheid van zijn verblijf onder meer door middel van arbeidsovereenkomsten, de polis van zijn zorgverzekeraar en een salarisspecificatie onderbouwd.
Voorts blijkt uit het schrijven van de Immigratie- en Naturalisatiedient van 19 juli 2013 dat ten aanzien van de opgeëiste persoon de verwachting bestaat dat hij niet zijn recht van verblijf in Nederland verliest ten gevolge van een hem na overlevering opgelegde straf of maatregel.
De rechtbank stelt vast dat aldus aan twee van de drie voorwaarden die zijn neergelegd in artikel 6, vijfde lid, OLW, is voldaan.
Onder verwijzing naar de redengevende overwegingen in twee uitspraken gedateerd op
25 juni 2013 (zie paragraaf 5.3, vindplaats: ECLI:NL:RBAMS:2013:3848 en ECLI:NL:RBAMS:2013:3852) overweegt de rechtbank met betrekking tot de tweede voorwaarde van artikel 6, vijfde lid, OLW, het rechtsmachtvereiste, als volgt.
Het hanteren van de rechtsmachtvoorwaarde is in het onderhavige geval niet evenredig aan het nagestreefde legitieme doel, te weten het voorkomen van straffeloosheid.
De rechtbank concludeert dat voor het onderscheid op grond van nationaliteit in het onderhavige geval geen redelijke en objectieve rechtvaardiging bestaat. Voor zover artikel 6, vijfde lid, OLW de overeenkomstige toepassing van artikel 6, tweede en derde lid, OLW afhankelijk stelt van de voorwaarde van rechtsmacht, is deze bepaling in het onderhavige geval in strijd met artikel 18 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en moet de rechtbank deze bepaling in zoverre buiten toepassing laten.
Aangezien aan de eerste en de derde voorwaarde van artikel 6, vijfde lid, OLW is voldaan, is artikel 6, tweede lid, OLW van overeenkomstige toepassing op de opgeëiste persoon, nu aldus het rechtsmachtvereiste buiten toepassing wordt gelaten. Daarom moet de rechtbank de overlevering weigeren.

6.Slotsom

Nu artikel 6, tweede lid, OLW in samenhang met artikel 6, vijfde lid, OLW in de weg staat aan de overlevering, moet de rechtbank de overlevering weigeren.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 2, 5, 6 en 7 van de Overleveringswet.

8.Beslissing

WEIGERTde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Circuit Court of Zielona Góra(Polen) ten behoeve van de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf, te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat, wegens het feit waarvoor zijn overlevering wordt verzocht;
HEFT OPde - geschorste - overleveringsdetentie.
Aldus gedaan door
mr. H.P. Kijlstra, voorzitter,
mrs. C.W. Inden en S.J. Riem, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Y.M.E. Jurgens, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 26 juli 2013.
De oudste rechter is buiten staat deze
uitspraak mede te ondertekenen.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.